Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB5664

Datum uitspraak2007-10-17
Datum gepubliceerd2007-10-17
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zutphen
Zaaknummers06/925461-07
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verdachte heeft de Europese regelgeving met betrekking tot de verwerking van eierschalen overtreden. Bedoelde Europese regelgeving heeft tot doel het voorkomen van de aanwezigheid van ziekteverwekkers in diervoeders van dierlijke oorsprong en legt als beginsel vast dat alle dierlijke afval, ongeacht de oorsprong ervan, na een passende behandeling voor de productie van voedermiddelen mogen worden gebruikt. Door de handelwijze van verdachte heeft hij, als afnemer, eraan meegewerkt dat bedoeld afval zonder aan de daarop betrekking hebbende regelgeving te voldoen, op grond is uitgestrooid en ondergewerkt.


Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN Sector Straf Meervoudige economische kamer Parketnummer: 06/925461-07 Uitspraak d.d.: 17 oktober 2007 tegenspraak VERKORT VONNIS in de zaak tegen: [verdachte], geboren op [geboortedatum] 1961 te [plaats], wonende te [adres en plaats]. Onderzoek van de zaak Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 3 oktober 2007. De tenlastelegging Aan verdachte is ten laste gelegd dat: hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de maand(en) november 2005 en/of december 2005, in de gemeente Hoogeveen, althans in Nederland, al dan niet opzettelijk, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, (telkens) zich van afvalstoffen te weten één of meer hoeveelheden eierschalen, heeft ontdaan door deze - al dan niet in verpakking - buiten een inrichting te storten of anderszins op of in de bodem te brengen; ALTHANS, dat hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de maand(en) november 2005 en/of december 2005, in de gemeente Hoogeveen, althans in Nederland, (procesverbaalnummer: 06-100814 Politie Drenthe) tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, al dan niet opzettelijk, (telkens) één of meer hoeveelheden eierschalen, zijnde destructiemateriaal, heeft onttrokken aan verwerking. Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging. Bewezenverklaring Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat: hij op tijdstippen in de maanden november 2005 en december 2005, in de gemeente Hoogeveen, , tezamen en in vereniging met een ander, telkens zich van afvalstoffen te weten één of meer hoeveelheden eierschalen, heeft ontdaan door deze buiten een inrichting te storten of anderszins op of in de bodem te brengen. Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte be¬hoort daarvan te worden vrijgesproken. Bewijsoverweging De rechtbank heeft in aanmerking genomen dat de Verordening (EG) nr. 1774/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 3 oktober 2002 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten, gepubliceerd op 10 oktober 2002, sinds 1 mei 2003 rechtstreeks van toepassing is op Nederland en dat daaraan nationale uitvoering is gegeven in het Destructiebesluit dat inwerking is getreden op 7 september 2005 (Stb. 407, 29-06-05). Verdachte heeft betoogd dat de eierschalen niet op grond, die hem in eigendom toebehoorde, is gestort, doch op grond die in eigendom aan zijn echtgenote toebehoorde. De rechtbank overweegt dat in het onderhavige geval verdachte de partijen eierschalen heeft besteld en heeft doen storten op een perceel land in de gemeente Hoogeveen. Daarmee reeds heeft verdachte gehandeld in strijd met na te noemen bepalingen van (onder andere) de Wet milieubeheer. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde Het bewezene levert op: medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 10.2, eerste lid, van de Wet milieubeheer, meermalen gepleegd. Strafbaarheid van verdachte Omtrent de werking van de EG verordening 1774/2002 heeft verdachte bepleit dat het hem niet bekend was dat het gebruik van eierschaalproducten, in de vorm zoals hij die besteld had, niet langer geoorloofd was. De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe dat verdachte, als ondernemer op het gebied van de landbouw, zich op de hoogte had dienen te stellen, hetzij door informatievergaring uit vakbladen, hetzij door zelf actief informatie te vragen aan daartoe bevoegde personen en/of instanties, omtrent de voor een goede bedrijfsuitoefening van belang zijnde geldende regelgeving. Het mag als een feit van algemene bekendheid worden verondersteld dat regelgeving op dat gebied frequent wijzigt. De persoonlijke omstandigheden die verdachte ter zitting heeft aangevoerd, ontslaan verdachte geenszins van die plicht. Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aanne¬melijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Oplegging van straf en/of maatregel De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie (zie voor de inhoud bijlage I). De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezen¬verklaarde en de omstandigheden waar¬onder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte en de draagkracht van verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Verdachte heeft de Europese regelgeving met betrekking tot de verwerking van eierschalen overtreden. Bedoelde Europese regelgeving heeft tot doel het voorkomen van de aanwezigheid van ziekteverwekkers in diervoeders van dierlijke oorsprong en legt als beginsel vast dat alle dierlijke afval, ongeacht de oorsprong ervan, na een passende behandeling voor de productie van voedermiddelen mogen worden gebruikt. Door de handelwijze van verdachte heeft hij, als afnemer, eraan meegewerkt dat bedoeld afval zonder aan de daarop betrekking hebbende regelgeving te voldoen, op grond is uitgestrooid en ondergewerkt. In de geringe justitiële documentatie en de ter zitting aangevoerde persoonlijke omstandigheden van verdachte waarin hij ten tijde van het bewezenverklaarde verkeerde, ziet de rechtbank aanleiding de eis van de officier van justitie te matigen tot de hoogte van na te melden geldboete. Toepasselijke wetsartikelen De oplegging van straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen: - 14a, 14b, 14c, 23, 24, 47, 57 en 91 van het Wetboek van Strafrecht; - 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten; - 10.2, eerste lid, van de Wet milieubeheer. Beslissing De rechtbank beslist als volgt. Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het primair laste gelegde heeft begaan. Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij. Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar. Veroordeelt de verdachte voor het bewezenverklaarde tot een geldboete van € 500,= bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 10 dagen hechtenis. Bepaalt dat de geldboete niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Aldus gewezen door mr. Prisse, voorzitter, mrs. Van der Mei en Schmitz, rechters, in tegenwoordigheid van Wiering, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 17 oktober 2007. Mr. Schmitz is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.