
Jurisprudentie
BB5629
Datum uitspraak2007-08-29
Datum gepubliceerd2007-10-29
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Zwolle
Zaaknummers123212 / HA ZA 06-969
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2007-10-29
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Zwolle
Zaaknummers123212 / HA ZA 06-969
Statusgepubliceerd
Indicatie
Uitleg van overeenkomst. Maatstaf. De mogelijkheid van opzegging (zonder verplichting tot schadevergoeding), is vastgelegd in een uitgebreid Engelstalig contract tussen twee grote martktpartijen.
Uitspraak
vonnis
RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 123212 / HA ZA 06-969
Vonnis van 29 augustus 2007
in de zaak van
de vennootschap naar Engels recht
CROWN LIFT TRUCKS LIMITED,
gevestigd te [plaats] (Verenigd Koninkrijk),
eiseres,
procureur mr. W.J.A. Wichers Hoeth,
advocaat mr. N.J. Surber te ‘s Gravenhage,
en
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MITSUBISHI CATERPILLAR FORKLIFT EUROPE BV,
gevestigd te Almere,
gedaagde,
procureur mr. C. Borstlap,
advocaat mr. W.K. van den Berg te Amsterdam.
Partijen zullen hierna Crown en MCFE genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding,
- de conclusie van antwoord,
- de conclusie van repliek,
- de conclusie van dupliek.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1 Crown, 100% dochter van de Amerikaanse onderneming Crown Equipment Corporation die is gevestigd te [plaats] (Verenigde Staten van Amerika), is in 1968 begonnen met de verkoop van haar producten, voornamelijk diverse typen vorkheftrucks, in het Verenigd Koninkrijk. De verkoop en ook het onderhoud van de vanuit Japan verscheepte producten geschiedde door haar eigen vestigingen en vestigingen van onafhankelijke dealers.
2.2 In 1992 heeft Crown een minderheidsdeelneming en in 1997 100% van de aandelen verworven in Gilacrest Ltd., houdstervennootschap van de Hamech-groep (“Hamech”) die sedert 1975/1976 de Japanse onderneming Mitsubishi op het gebied van vorkheftrucks in het Verenigd Koninkrijk vertegenwoordigde. Hamech was exclusief distributeur van Mitsubishi. Tussen die twee partijen werden driejaarlijkse distributieovereenkomsten gesloten.
2.3 MCFE (gedaagde) is het resultaat van een in 1992 tot stand gekomen joint venture tussen Mitsubishi en het Amerikaanse Caterpillar. Omdat vanaf dat moment de Mitsubishi-producten niet meer rechtstreeks vanuit Japan maar via MCFE werden geleverd, zijn in 1993 de onderhandelingen over verlenging van de (driejarige) distributieovereenkomst gevoerd tussen MCFE en Hamech. Na enige discussie is door die partijen op 11 september 1993 een eveneens voor een termijn van drie jaar geldende Sales and Service Agreement (SSA) ondertekend, met als einddatum 31 augustus 1996.
2.4 Nadat die overeenkomst door tijdsverloop was geëindigd, is in 1997 een nieuwe distributieovereenkomst tussen partijen tot stand gekomen.
2.5 Op 28 februari 2002 zijn alle activa en passiva en medewerkers van Hamech overgegaan naar Crown in verband met vereenvoudiging van de administratie en besparing van accountantskosten. De Mitsubishi-activiteiten werden ondergebracht in een separate divisie van Crown, zulks conform een toezegging van Crown aan MCFE om die activiteiten “at arms’ length” van haar eigen activiteiten te houden. Gilacrest Ltd., Hamech Holding Co. Ltd. en Hamech Ltd. bestaan nog wel maar slechts als slapende vennootschappen.
2.6 Op verzoek van MCFE is in het kader van de voortgezette discussie tussen partijen over verlenging van de SSA door Crown een document geproduceerd met de naam UK Channel Review, bevattende een uitvoerige analyse van de Engelse markt voor vorkheftrucks, een analyse van de positie van Mitsubishi op die markt in vergelijking met de concurrentie, een analyse van het dealernetwerk, een schets van de doelen voor de toekomst en een businessplan over hoe die doelen te bereiken.
2.7 Na discussie over dat Channel Review is de definitieve versie gepresenteerd in augustus 2002. Op 31 januari 2003 is een nieuwe SSA door partijen ondertekend voor een periode van drie jaar, eindigend op 31 december 2005. De overeenkomst bevat een Addendum onder de kop “Marketing Agreement”. Het bevat ondermeer een bepaling van de strekking dat na ommekomst van de termijn van drie jaar “this Agreement and the SSA shall continue in effect for successive terms of five (5) years each, unless cancelled by each party 90 days prior to the date of expiration”.
De SSA bevat aan het slot een niet genummerde paragraaf (geplaatst onder artikel 3.3) , luidend als volgt:
In the event of termination of this sales and service agreement MCFE shall not be due any compensation or damages on any ground whatsoever.
2.8 Bij brief van 15 maart 2004 heeft MCFE de SSA opgezegd tegen 15 maart 2005, aanvankelijk zonder opgaaf van redenen. Bij email van 29 april 2004 heeft MCFE haar redenen voor de beëindiging uiteengezet.
2.9 Bij tussenvonnis in kort geding van 30 november 2004 heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank geoordeeld dat MCFE de overeenkomst geldig heeft opgezegd, maar dat het onder de omstandigheden in strijd met de redelijkheid en billijkheid en daarom onaanvaardbaar is dat MCFE op de hierboven aangehaalde exoneratieclausule een beroep doet. De voorzieningenrechter oordeelde dat de redelijkheid en billijkheid meebrengen dat MCFE aan Crown een vergoeding zou betalen, uitgaande van een opzegtermijn van twee jaar. Nu MCFE een opzegtermijn van een jaar in acht had genomen diende de schadevergoeding volgens de voorzieningenrechter te worden vastgesteld op basis van de nettowinst van Crown over één jaar, zulks aan de hand van de gemiddelde winst van Crown die door haar in de periode 2001-2003 was behaald met de verkoop van Mitsubishi producten. Nadat overleg tussen partijen niet tot overeenstemming had geleid, heeft de voorzieningenrechter bij eindvonnis van 11 juni 2005 de helft van de vordering van Crown van EUR 822.407,88 bij wijze van voorschot toewijsbaar geoordeeld, derhalve een bedrag van EUR 411.203,94.
2.10 De beide vonnissen van de voorzieningenrechter zijn door het gerechtshof te Arnhem vernietigd bij arrest van 21 juni 2005. Het hof oordeelde dat MCFE wel een beroep toekomt op de exoneratieclausule en dat Crown ook zonder de hierboven aan het slot van rov. 2.7 geciteerde ongenummerde paragraaf uit de SSA geen aanspraak zou hebben gehad op een schadevergoeding bij regelmatige opzegging. De door Crown gevraagde voorzieningen werden geweigerd.
3. Het geschil
3.1 Crown deelt niet het oordeel van het hof. Zakelijk samengevat komen haar bezwaren tegen de handelwijze van MCFE neer op het volgende. De opzegging van de overeenkomst zelf door MCFE is niet in strijd met redelijkheid en billijkheid maar wel, onder de omstandigheden van dit specifieke geval, het haar onthouden door MCFE van een redelijke compensatie. Daarvoor voert Crown een aantal omstandigheden aan. Zo duurt de distributierelatie al 28 jaar. Verder mocht Crown er vanuit gaan dat de relatie ook na 31 december 2005 zou worden voortgezet omdat door haar aanzienlijke investeringen zijn gedaan, met name ook op basis van het Channel Review. MCFE heeft niettemin niet gewaarschuwd voor een mogelijk voortijdig einde van de overeenkomst. Continueren van de distributierelatie ook ná 2005 was het uitgangspunt. De SSA weerspiegelt dit onvoldoende.
Crown is verder voor een groot gedeelte van haar omzet en winst van de verkoop van Mitsubishi afhankelijk. De enige reden van MCFE voor de opzegging is dat zij de distributie zelf ter hand wil nemen. Zonder daarvoor te betalen heeft MCFE Crown’s subdealernetwerk overgenomen. De inspanningen die Crown zich heeft getroost om dat netwerk te onderhouden hebben haar veel geld gekost en gingen haar verplichtingen onder de SSA ver te buiten. De tegenprestatie van MCFE voor het verwerven van een positie op de volledig ontwikkelde markt is nihil en correspondeert niet met de waarde van het verkregene. Daarmee is MCFE ook daadwerkelijk gebaat. Dat afhankelijk van de omstandigheden van het geval de eisen van redelijkheid en billijkheid ondanks de redelijke duur van de gehanteerde opzegtermijn kunnen nopen tot schadevergoeding heeft de Hoge Raad uitgemaakt in het arrest Mattel/Borka (NJ 1991,742).
De bewuste exoneratieclausule in de SSA heeft een zeer algemene strekking en behelst niets anders dan overeenstemming tussen partijen dat aan MCFE bij beëindiging door Crown van de overeenkomst geen schadevergoeding behoeft te worden betaald, noch wegens schending door Crown van haar contractuele minimum afnameverplichting, noch wegens schending door Crown van een andere verplichting uit hoofde van de SSA.
Wat betreft de hoogte van de door haar gevorderde schadevergoeding baseert Crown zich op een in haar opdracht door Deloitte Touche uitgebracht rapport. Primair vordert zij een bedrag van EUR 805.737,45, zijnde de tegenwaarde in euro’s van haar gemiddelde winst als behaald met de verkoop van Mitsubishi producten over 2002-2004 van ? 555.681,--. Subsidiair vordert zij EUR 1.039.378,80 of de tegenwaarde in euro’s van de schade à
? 716.813,-- die zij heeft geleden als gevolg van de beëindiging door MCFE van de SSA.
3.2 MCFE voert gemotiveerd verweer tegen de stellingen van Crown. Kort samengevat stelt zij het volgende.
Beide partijen hebben juridische bijstand genoten bij de totstandkoming van de SSA. Haar voornaamste reden voor de opzegging was inderdaad dat zij de distributie in eigen hand wilde gaan nemen. Maar ook was het zo dat de verkoopdoelen niet werden gehaald en dat de ontwikkeling van directe verkopen achterbleef. Tenslotte was sprake van ongewenste vermenging van de merken Mitsubishi en Crown binnen de Hamech Divisie. MCFE heeft bij brief van 28 mei 2004 zekere voorstellen gedaan aan Crown met het oog op een voor beide partijen aanvaardbare regeling: de overeenkomst zou kunnen worden voortgezet tot 31 december 2005 in plaats tot 15 maart 2005, zijnde de datum waartegen was opgezegd, en voor de resterende duur van de overeenkomst zou MCFE bereid zijn af te zien van de contractuele verplichting voor Crown van exclusiviteit zodat Crown ook een ander merk kon gaan vertegenwoordigen (“… will allow Crown to phase in a replacement brand”). Crown heeft die voorstellen echter afgewezen. Door niet aan die oplossing mee te werken heeft Crown niet aan haar schadebeperkingsplicht voldaan.
Zowel de opzegtermijn als het ontbreken van een recht op schadevergoeding is in de overeenkomst uitputtend geregeld. Partijen zijn voorts vrij de duur van een distributieovereenkomst zelf te bepalen. De clausule dat de SSA telkens voor drie jaar zou gelden, met de mogelijkheid van tussentijdse opzegging met inachtneming van een opzegtermijn van één jaar, is nota bene op verzoek van Crown in het contract opgenomen. Overigens heeft de distributieovereenkomst tussen partijen geen 26 jaar geduurd, maar 3 jaar. De eerdere overeenkomsten zijn gesloten tussen MCFE en Hamech respectievelijk tussen Mitsubishi en Hamech.
MCFE bestrijdt gemotiveerd de door Crown opgevoerde schadecijfers.
4 De beoordeling
4.1 Blijkbaar is tussen partijen niet langer in geschil, zoals dat nog het geval was in de fase van het kort geding, dat de opzegging door MCFE van de SSA als zodanig in strijd is met de redelijkheid en billijkheid. Crown is thans van oordeel (dagvaarding onder D, 25 e.v.) dat het niet betalen door MCFE van de schade die zij heeft geleden als gevolg van de opzegging in strijd is met redelijkheid en billijkheid.
Dat duidelijke standpunt lijkt hier en daar in de van Crown afkomstige processtukken overigens toch weer te worden verlaten waar in sommige van haar stellingen tenminste impliciet het standpunt wordt ingenomen dat (ook) de opzegging zelf in strijd is met redelijkheid en billijkheid. In zoverre zijn de posita van Crown innerlijk tegenstrijdig.
De stelling dat MCFE niet mocht opzeggen zonder schadevergoeding aan te bieden moet worden beoordeeld in het licht van de beperkende werking van redelijkheid en billijkheid.
4.2 Het is de rechtbank niet duidelijk geworden waarom Crown meent te kunnen ontkomen aan de consequenties van de duidelijke bewoordingen van de hierboven aan het slot van rov. 2.7 aangehaalde bepaling in de Sales and Service Agreement van 31 januari 2003. Crown heeft gesteld dat haar lezing van die bepaling – daarmee zou het omgekeerde zijn bedoeld, namelijk dat bij beëindiging door haarzelf MCFE geen schadevergoeding van Crown zou kunnen vorderen – berust op de contractsgeschiedenis van de overeenkomst en dat haar interpretatie in die context ook voor de hand ligt omdat de bepaling verband houdt met de minimum afnameverplichting met betrekking tot de Mitsubishiproducten die Crown in het contract op zich had genomen.
4.3 Met de voorzieningenrechter in diens vonnis van 30 november 2004 (rov.4.12) is de rechtbank van oordeel dat Crown niet kan worden gevolgd in haar standpunt dat de meer aangehaalde clausule niet van toepassing is als MCFE opzegt. Het blijkt nergens uit. Inderdaad is de voor de hand liggende betekenis van de woorden “MCFE shall not be due any compensation or damages” dat MCFE bij beëindiging van de SSA geen financiële compensatie verschuldigd is. Terecht heeft de voorzieningenrechter overwogen dat de uitleg van Crown ook niet voor de hand ligt nu het gaat om een standaardbepaling in de contracten van MCFE en het niet aannemelijk is dat MCFE een exoneratieclausule ten gunste van de wederpartij opneemt.
4.4 Voorts geldt het volgende.
De 18 pagina’s tellende overeenkomst is namens Crown ondertekend door [A], Vice-President UK Operations en de overeenkomst toont op iedere pagina de parafen van de drie ondertekenaars (twee namens MCFE). Het gaat om twee grote, professionele contractspartijen van naam en faam die zich zonder twijfel hebben laten bijstaan door juridisch geschoolde medewerkers en/of door externe adviseurs van het hoge niveau dat past bij de internationale commerciële statuur van de beide ondernemingen. Voorts bepaalt artikel 30 van de overeenkomst, waarin Nederlands recht van toepassing wordt verklaard, ondermeer:
…in sofar as is possible, the intention of the parties as expressed herein and in the exhibits hereto shall prevail over any presumptions, constructions or intentions implied or imposed by law.
Daaruit mag onder meer worden geconcludeerd dat, vrij vertaald, partijen hun bedoelingen als uitgedrukt in de gekozen bewoordingen, wensen te laten prevaleren boven bijvoorbeeld een “presumption or construction” als interpretaties conform de zogenaamde Haviltexnorm.
Voorts bepaalt artikel 28(c):
Except as provided above, there are no other agreements or understandings, oral or written, which in
any manner alter, enlarge, abridge or conflict with the terms of this agreement.
Ook in die bewoordingen kan een aanwijzing worden gevonden voor de uitdrukkelijke wens van partijen dat uitsluitend de bewoordingen van de overeenkomst beslissend zouden zijn voor hetgeen hen zou binden.
4.5 Het hof heeft in zijn arrest van 21 juni 2005 in het principaal en in het incidenteel appel van het besproken vonnis van de voorzieningenrechter ondermeer overwogen dat de omstandigheid dat Crown mogelijk heeft nagelaten de laatste tekst van de SSA nog eens door haar raadsman te laten beoordelen voor haar risico moet blijven en dat dat eveneens geldt voor de mogelijke omstandigheid dat de ongenummerde exoneratieclausule in de SSA destijds wellicht aan de aandacht van Crown is ontsnapt. De clausule staat, aldus het hof, onmiddellijk voor de datering en de handtekeningen van partijen en is niet verscholen geweest tussen andere bepalingen. Uitleg “contra proferentem”, aldus het hof, is niet aan de orde.
4.6 Voorts overweegt het hof, met verwijzing naar HR 15 oktober 2004, NJ 2005,14, dat de terughoudendheid die krachtens de Parlementaire Geschiedenis en de vaste rechtspraak past bij toepassing van BW art.6:248 nog extra gelding heeft waar het gaat om commercieel handelende, grote marktpartijen. De rechtbank deelt vanzelfsprekend dat door de Hoge Raad ingegeven standpunt, zoals zij onderschrijft hetgeen het hof daarop laat volgen. Samengevat: het gaat niet om een schade die is ontstaan door enig tekortschieten van MCFE, die correct gebruik heeft gemaakt van de haar gegeven opzeggingsmogelijkheid, terwijl Crown (zie boven) een aanbod van MCFE om de opzeggingstermijn te verlengen tot eind 2005 van de hand heeft gewezen terwijl MCFE bovendien heeft gesteld geen beroep te zullen doen op het non-concurrentiebeding. Verder gaat het argument dat sprake is van een 28 jarige relatie niet op nu de relatie tussen deze partijen ten tijde van de opzegging circa drie jaar duurde.
4.7 Verder heeft het hof overwogen dat zelfs zonder de aanwezigheid van een exoneratieclausule in de SSA naar zijn voorlopig oordeel Crown geen aanspraak zou hebben gehad op een schadevergoeding bij de onderhavige regelmatige opzegging en dat de rechtspraak waarnaar Crown ter ondersteuning van haar standpunten heeft verwezen betrekking heeft op situaties waarin geen opzegtermijn was overeengekomen zodat de rechter deze in die gevallen naar redelijkheid en billijkheid heeft bepaald. Tegenover de in die situaties aldus bepaalde, betrekkelijk korte opzegtermijnen van ongeveer een half jaar staat dan een verplichting tot schadevergoeding van de opzeggende principaal. In dit geval echter is de opzegtermijn contractueel vastgelegd op één jaar, aldus het hof, en is in de overeenkomst tussen partijen geen vergoeding voorzien bij opzegging. Daarom zou aan Crown volgens het hof ook geen aanspraak op schadevergoeding toekomen met een beroep op de beperkende werking van redelijkheid en billijkheid. Het door het hof gegeven oordeel is weliswaar in kort geding gegeven en bindt de bodemrechter niet, doch de rechtbank acht de motivering van het hof overtuigend zodat zij geen aanleiding vindt daarvan af te wijken.
4.8 Bovenstaande overwegingen leiden tot de slotsom dat de vordering moet worden afgewezen. Crown zal als de geheel in het ongelijk gestelde partij in de kosten van de procedure worden verwezen.
5. De beslissing.
De rechtbank:
5.1 Wijst de vordering af.
5.2 Veroordeelt Crown in de kosten van de procedure, welke kosten voor zover tot op heden aan de zijde van MCFE zijn gevallen, worden bepaald op EUR 11.117,--.
5.3 Verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th.A. Ariëns en in het openbaar uitgesproken op 29 augustus 2007.