
Jurisprudentie
BB5570
Datum uitspraak2007-08-01
Datum gepubliceerd2007-10-15
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Dordrecht
Zaaknummers52243 / HA ZA 04-2026
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2007-10-15
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Dordrecht
Zaaknummers52243 / HA ZA 04-2026
Statusgepubliceerd
Indicatie
Eigenaar verzakte en gescheurde dijkwoning spreekt gemeente o.g.v. OD+6:174 aan omdat (over) de bij zijn woning gelegen weg niet in goede staat zou zijn. Na deskundigen bericht, waaruit blijkt dat DE oorzaak voor verzakken en scheuren is gelegen in verbouwingswerk aan de woning zelf (in 1977), wijst de rechtbank aansprakelijkheid gemeente af.
Niet is aannemelijk dat verzakking en scheuren ook zouden zijn ontstaan als woning niet zo was verbouwd.
Uitspraak
RECHTBANK DORDRECHT
Sector civiel recht
zaaknummer: 52243 / HA ZA 04-2026
vonnis van de meervoudige kamer van 15 augustus 2007
in de zaak van
[eiser],
wonende te Hoogblokland, gemeente Giessenlanden,
eiser,
procureur: mr. J.A. Visser,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
gemeente Giessenlanden,
zetelend te Hoornaar,
gedaagde,
procureur: mr. J.H. Silfhout.
Partijen worden hieronder aangeduid als [eiser] en de Gemeente.
Het verdere procesverloop
De rechtbank heeft kennis genomen van de volgende processtukken:
- het tussenvonnis van 14 juni 2006 en de daarin vermelde stukken;
- het deskundigenbericht van [deskundige] van 9 januari 2007, ontvangen ter griffie op 15 januari 2007;
- de conclusie na deskundigenbericht van de zijde van [eiser] van 21 februari 2007;
- de conclusie na deskundigenbericht van de zijde van de gemeente van 21 maart 2007.
De verdere beoordeling van het geschil
1. Bij tussenvonnis van 14 juni 2006 heeft de rechtbank [deskundige] als deskundige benoemd ter beantwoording van de volgende vragen:
a. Voldoet de Onderweg aan de eisen die men daaraan in de gegeven omstandigheden mag stellen?
b. Veroorzaken de trillingen, die het verkeer op de Onderweg teweeg brengt, de door [eiser] gestelde schade aan zijn pand aan de Onderweg nr. 2 te Giessenlanden?
c. Heeft de deskundige nog andere opmerkingen heeft die voor de beoordeling van de zaak van belang kunnen zijn?
2.1. De deskundige geeft – samengevat – als antwoord op de eerste vraag dat de Onderweg vanuit verkeerstechnisch oogpunt in de afgelopen jaren in een matige conditie verkeert. Met als uitgangspunt dat het wenselijk is eventuele (trillings)schade zo veel als mogelijk te voorkomen, voldeed en voldoet de Onderweg niet aan de eisen die men daaraan in de gegeven omstandigheden mag stellen. De deskundige merkt in dit verband op dat als algemeen bekend mag worden verondersteld bij een beherende instantie als de gemeente dat met name de fundering van oudere panden in een veenachtige omgeving kritisch is.
Hij merkt ook nog het volgende op: “Het was, in termen van onderhoud en herstel, mogelijk geweest in de afgelopen jaren een meer vlak wegdek te realiseren ter hoogte van de woning van de heer [eiser]. Daarnaast is het raadzaam om het toegelaten kaliber voertuigen te beperken. Lichtere voertuigen veroorzaken mindervervorming van het wegdek en trillingen in de ondergrond (dan zware voertuigen). Een vlakker wegdek en lichtere voertuigen hadden met zekerheid de trillingsbelasting op de constructie verminderd en een positieve bijdrage geleverd om de schade te beperken.”
2.2. De deskundige beantwoordt de tweede vraag als volgt: “Nee, de oorzaak van de schade aan de woning van de heer [eiser] is primair gelegen in het verzakken van de gehele constructie. De verzakking blijkt uit de lintvoegwaterpassing, het scheurpatroon en de scheefstand van de voorgevel; deze aspecten bevestigen elkaar. De verkeerstrillingen dragen wel in enige mate bij aan de schade maar veroorzaken de verzakking niet.
Het verschil in scheefstand tussen de oostgevel van de woning en de oostwand van de serre geeft het volgende aan. De woninggevel stond in 1977 al in enige mate scheef. De serrewand is daar tegenaan gemonteerd en het is aannemelijk dat deze serrewand toen te lood heeft gestaan. Sindsdien is de gevel verder scheef gezakt en heeft het aansluitende deel van de serrewand met zich meegenomen.
De hoofdoorzaak van de voortgaande verzakking is naar verwachting gelegen in de extra-belasting op de ondergrond die voortkomt uit het hogere gewicht van het beton dat is gebruikt voor de fundering van de vloeren die rond 1977 in het pand zijn aangebracht.
Een algemene eigenschap van de betreffende fundering op staal op een veenachtige ondergrond is, dat een geringe belastingtoename leidt tot een onevenredige grote zakking. Het is een geheel zonder enige vorm van reserve.”
2.3. Bij de derde vraag merkt de deskundige op dat, in de gegeven context, elke trilling een ongunstige invloed heeft op de constructie en de situatie meer kritisch maakt waardoor schade kan toenemen.
De deskundige noemt nog de gevolgen van een zogenaamde elastische vervorming van de ondergrond bij het passeren van voertuigen op de weg als factor die mogelijk negatief bijdraagt aan de schade aan de woning. Verder merkt hij als factor die mogelijk negatief bijdraagt aan de schade aan de woning nog aan een mogelijk optredende drainage van een deel van de ondergrond in de nabijheid van de woning ten gevolge van schade aan de rioolbuis c.q. huisaansluiting onder de Onderweg.
3. De oorzaak van de schade, zo volgt uit de rapportage van de deskundige, is primair gelegen in de verzakking van de gehele constructie van de woning als gevolg van het hogere gewicht van het beton dat is gebruikt voor de fundering van de vloeren die rond 1977 zijn aangebracht in de woning. Niet is aannemelijk geworden dat de schade, waarvan [eiser] vergoeding vordert, in meerdere of mindere mate ook zou zijn ontstaan indien de woning niet ten gevolge van het aanbrengen van de betonnen vloeren zou zijn verzakt en gescheurd. Aldus kan niet worden gezegd dat een aan de toestand van de Onderweg verbonden gevaar zich heeft verwezenlijkt en is niet voldaan aan de in artikel 6:174 BW vervatte vereisten voor de (risico-) aansprakelijkheid van de beheerder van de weg.
Gelet op het voorgaande wordt de vordering van [eiser] afgewezen. [eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld worden tot een vergoeding van de door de gemeente gemaakte proceskosten. [eiser] zal tevens de door hem reeds bij voorschot voldane kosten van de deskundige dienen te dragen.
De beslissing
De rechtbank:
- wijst de vordering af;
- veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van de gemeente vastgesteld op
€ 7.000,- aan salaris van de procureur,
€ 250,- aan griffierecht.
- verklaart het vonnis voor wat betreft de hiervoor vermelde veroordeling in de kosten van het geding uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mrs. Van Essen, Broeders en Bouter en door mr. Broeders uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 augustus 2007.