
Jurisprudentie
BB5515
Datum uitspraak2007-10-12
Datum gepubliceerd2007-10-12
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zutphen
Zaaknummers06/580098-07
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2007-10-12
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zutphen
Zaaknummers06/580098-07
Statusgepubliceerd
Indicatie
Dealer in harddrugs wordt veroordeeld tot 360 dagen gevangenisstraf, waarvan 331 dagen voorwaardelijk en een werkstraf van 240 uren. Ontneming wederrechtelijk verkregen voordeel m.b.t. handel in harddrugs.
Uitspraak
RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/580098-07
Uitspraak d.d.: 12 oktober 2007
Tegenspraak / dip
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats] op [geboortedatum] 1982,
wonende te [adres en plaats].
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting
van 28 september 2007.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 juli 2005 tot en met
24 februari 2007 te Putten en/of Nijkerk en/of elders in Nederland (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt aan [naam A] en/of aan [naam B] en/of aan [naam C] en/of aan [naam D] en/of aan [naam E] en/of aan [naam F] en/of aan [naam G] en/of aan [naam H] en/of aan [naam I] en/of aan [naam J] en/of aan
[naam K] en/of aan [naam L] en/of aan een of meer andere perso(o)n(en) en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad, (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende cocaïne en/of amfetamine en/of pethidine, zijnde cocaïne en/of amfetamine en/of pethidine (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
art 2 ahf/ond B Opiumwet
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op tijdstippen in de periode van 1 juli 2005 tot en met 24 februari 2007 te Putten en/of Nijkerk en/of elders in Nederland telkens opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt aan [naam A] en/of aan [naam B] en/of aan [naam C] en/of aan [naam D] en/of aan [naam E] en/of aan [naam F] en/of aan [naam G] en/of aan [naam H] en/of aan [naam I] en/of aan [naam J] en/of aan [naam K] en/of aan
[naam L] en/of aan andere personen hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne en/of amfetamine, zijnde cocaïne en/of amfetamine middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Motivering bewezenverklaring
Deze bewezenverklaring is gebaseerd op:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting alsmede zijn bij de politie afgelegde bekennende verklaringen (pagina’s 88-91, 92-95, 101-102 en 103-104);
- de verklaring van [naam C] (pagina 46-48);
- de verklaring van [naam B] (pagina 61-63);
- de verklaring van [naam F] (pagina 64-67);
- de verklaring van [naam D], welke verklaring is opgenomen als bijlage in het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel;
- de verklaring van [naam J], welke verklaring is opgenomen als bijlage in het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel.
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is ten las¬te gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op het misdrijf:
Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, aanhef en onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I).
De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte gedurende een lange periode heeft gehandeld in harddrugs, hoofdzakelijk cocaïne. Cocaïne en amfetamine zijn voor de gezond¬heid van gebruikers daarvan zeer schadelijke stoffen en het gebruik ervan is ook bezwarend voor de samenleving, onder andere vanwege de randcriminaliteit en het overlastgevende gedrag waaraan verslaafden zich veelal schuldig maken. De handel in harddrugs dient dan ook krachtig te worden bestreden.
In het voordeel van verdachte neemt de rechtbank in aanmerking dat verdachte geen relevante justitiële documentatie heeft en dat hij – vanaf het moment dat hij door de politie werd aangehouden – volledig openheid van zaken heeft gegeven. De rechtbank weegt voorts mee, dat in het rapport van de justitiële verslavingszorg d.d. 6 juni 2007 is vermeld, dat verdachte gestopt is met zijn drugsgebruik, het contact met medegebruikers en afnemers heeft verbroken, zijn leven weer op orde heeft en veel tijd investeert in familie en werk. Tevens acht de rechtbank van belang, dat de kans op recidive als laag wordt ingeschat.
Naast een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur, acht de rechtbank een werkstraf van de maximale duur alsmede een forse voorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden teneinde verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen alsmede teneinde de ernst van zijn laakbare handelen te benadrukken.
In beslag genomen voorwerpen – verbeurdverklaring
De na te melden in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, volgens opgave van verdachte aan hem toebehorend, zijn vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het bewezenverklaarde is begaan met behulp van de betrokken auto en nu het betrokken geldbedrag (grotendeels) door middel van het bewezenverklaarde is verkregen.
De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
In beslag genomen voorwerpen – onttrekking aan het verkeer
De na te melden in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, met betrekking tot welke het bewezenverklaarde is begaan, dienen te worden onttrokken aan het verkeer, aangezien zij van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet, althans het algemeen belang.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 24, 27, 33, 33a, 36b, 36c, 57 en 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.
Beslissing
De rechtbank beslist als volgt.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 360 (driehonderd-zestig) dagen.
Bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 331 (driehonderd-eenendertig) dagen niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorge¬bracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot de navolgende taakstraf, te weten:
een werkstraf gedurende 240 (tweehonderd-veertig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 120 (honderd-twintig) dagen.
Verklaart verbeurd de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- een personenauto (Opel Vectra met kenteken: [kenteken]);
- een geldbedrag van € 210,00.
Beveelt de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- 13 wikkels met cocaïne;
- zalmkleurige pil met logo “VW”;
- papier met daarop namen en bedragen;
- pop met 22 wikkels;
- blikken doosje met zakjes softdrugs (weed).
Heft op het – geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door mrs. Van Harreveld, voorzitter, Gilhuis en Bos, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Meerdink, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 12 oktober 2007.
RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/580098-07 (ontneming)
Uitspraak d.d.: 12 oktober 2007
Tegenspraak / oip
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats] op [geboortedatum] 1982,
wonende te [adres en plaats].
Procesgang
Bij vonnis van de meervoudige kamer voor strafzaken in deze rechtbank, van 12 oktober 2007, is de veroordeelde onder meer, voor zover hier van belang, terzake van het in zijn strafzaak bewezenverklaarde, gekwalificeerd als:
- opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, aanhef en onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd,
tot straf veroordeeld.
Onderzoek van de zaak
Deze beslissing is genomen naar aanleiding van het in het openbaar gehouden terechtzitting van 28 september 2007, waarbij zijn gehoord de officier van justitie, veroordeelde en zijn raadsman.
Vordering van het Openbaar Ministerie
De vordering van het Openbaar Ministerie houdt in dat aan veroordeelde als wederrechtelijk verkregen voordeel zal worden ontnomen een bedrag van EUR 9.636,00.
Ter terechtzitting heeft de officier van justitie geconcludeerd dat de rechtbank de vordering zal toewijzen.
Beoordeling van de vordering
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de veroordeelde tot het hierna vermelde bedrag wederrechtelijk voordeel verkregen door middel van of uit baten van het in zijn strafzaak bewezenverklaarde feit.
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de veroordeelde vorenbedoeld voordeel heeft verkregen op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en zij ontleent aan de inhoud daarvan tevens de schatting van bedoeld voordeel.
Vaststelling van de hoogte van het wederrechtelijk verkregen voordeel
De rechtbank neemt bij de vaststelling van de hoogte van het wederrechtelijk verkregen voordeel de volgende feiten en omstandigheden als uitgangspunt:
- De rechtbank neemt in aanmerking het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel, genummerd PL07-219080, opgemaakt en ondertekend door [naam], teamrechercheur van politie team Ermelo-Putten.
- De rechtbank neemt tevens in aanmerking de verklaring van veroordeelde, zoals hij die ter terechtzitting en bij de politie (dossierpagina: 88-91) heeft afgelegd. Hij heeft daarbij aangegeven dat hij ongeveer anderhalf jaar in cocaïne heeft gedeald en dat hij de cocaïne inkocht voor een bedrag van € 33,33 per gram.
- Voorts heeft veroordeelde aangegeven de cocaïne te verkopen voor een bedrag van € 40,00 dan wel € 45,00 per gram (dossierpagina: 81-91).
De rechtbank gaat bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel uit van een gemiddelde verkoopprijs van de cocaïne van € 42,50 euro per gram. Gelet op de inkoopprijs van de cocaïne, te weten € 33,33 per gram, heeft veroordeelde per gram een winst gegenereerd van (€ 42,40 - € 33,33) € 9,17.
- Veroordeelde heeft verklaard dat hij de eerste 9 maanden 12 gram cocaïne per week inkocht. (dossierpagina: 99-100). Over een periode van 9 maanden komt dit neer op een totaal van 432 (12 x 4 x 9) gram ingekochte cocaïne.
Daarnaast heeft hij verklaard dat hij de laatste 9 maanden tussen de 18 en 36 gram cocaïne per week inkocht (dossierpagina: 99-100). De rechtbank stelt vast dat hij deze periode mitsdien gemiddeld 27 gram (18+36 / 2) cocaïne per week heeft ingekocht. Over een periode van 9 maanden komt dit neer op een totaal van (27 x 4 x 9) 972 gram ingekochte cocaïne.
Veroordeelde heeft aangegeven zelf ongeveer 1 gram cocaïne per dag te gebruiken. Over de in het strafvonnis bewezenverklaarde periode van 1 juli 2005 tot en met 24 februari 2007 komt het totale eigen gebruik van veroordeelde op 547 gram.
Gelet op het vorenstaande komt het totaal aantal verkochte grammen cocaïne op
857 (432 + 972 - 571) gram.
- De door de veroordeelde gemaakte kosten stelt de rechtbank, in navolging van het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel, vast op € 468,00 terzake kosten van benzine en € 180,00 terzake gemaakte telefoonkosten.
Het voorgaande leidt tot de navolgende berekening:
- Totale opbrengst (857 x € 9,17) € 7.858,69
- Kosten benzine € 468,00
- Kosten telefoon € 180,00
Totaal voordeel: € 7.210,69
De rechtbank stelt de hoogte van het wederrechtelijk verkregen voordeel naar beneden bij tot € 7.000,00, nu veroordeelde ter zitting heeft aangegeven dat hij bij enkele afnemers bedragen heeft openstaan.
Omvang van de betalingsverplichting
De rechtbank is van oordeel dat – mede gelet op de leeftijd van de veroordeelde, de hoogte van het bedrag en veroordeeldes draagkracht, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken – niet aannemelijk is geworden dat de veroordeelde in de toekomst niet in staat zou zijn aan enige betalingsverplichting te voldoen.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de veroordeelde de verplichting opleggen het bedrag waarop het wederrechtelijk voordeel wordt geschat aan de Staat te betalen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank:
Stelt het bedrag waarop het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op EUR 7.000,00 (zevenduizend euro).
Legt aan de veroordeelde, ter ontneming van het door hem wederrechtelijk verkregen voordeel, de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van in
totaal EUR 7.000,00 (zevenduizend euro).
Aldus gewezen door mrs. Van Harreveld, voorzitter, Gilhuis en Bos, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Meerdink, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 12 oktober 2007.