
Jurisprudentie
BB5510
Datum uitspraak2007-09-28
Datum gepubliceerd2007-10-18
RechtsgebiedVreemdelingen
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200702871/1
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2007-10-18
RechtsgebiedVreemdelingen
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200702871/1
Statusgepubliceerd
Indicatie
Beleid inzake bijzondere individuele klemmende redenen van humanitaire aard niet van toepassing op traumata
Door het verblijf van de vreemdeling bij rebellen in Sierra Leone te betrekken bij de beoordeling van de motivering van het in het besluit van 10 augustus 2006 weergegeven standpunt omtrent de toepassing van het beleid inzake individuele klemmende redenen van humanitaire aard, heeft de rechtbank de hiervoor weergegeven verhouding tussen dit beleid en het traumatabeleid niet onderkend. Gelet hierop heeft de rechtbank het besluit van 10 augustus 2006 ten onrechte onvoldoende gemotiveerd geacht en slaagt de grief.
Door het verblijf van de vreemdeling bij rebellen in Sierra Leone te betrekken bij de beoordeling van de motivering van het in het besluit van 10 augustus 2006 weergegeven standpunt omtrent de toepassing van het beleid inzake individuele klemmende redenen van humanitaire aard, heeft de rechtbank de hiervoor weergegeven verhouding tussen dit beleid en het traumatabeleid niet onderkend. Gelet hierop heeft de rechtbank het besluit van 10 augustus 2006 ten onrechte onvoldoende gemotiveerd geacht en slaagt de grief.
Uitspraak
200702871/1.
Datum uitspraak: 28 september 2007
RAAD VAN STATE
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
de Staatssecretaris van Justitie,
appellant,
tegen de uitspraak in zaak no. AWB 06/43648 van de rechtbank 's Gravenhage, nevenzittingsplaats Maastricht, van 28 maart 2007 in het geding tussen:
[de vreemdeling],
en
appellant.
1. Procesverloop
Bij besluit van 10 augustus 2006 heeft de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie (hierna: de minister) een aanvraag van [de vreemdeling] (hierna: de vreemdeling) om hem een verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd te verlenen afgewezen alsmede geweigerd om hem ambtshalve een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd te verlenen. Dit besluit is aangehecht.
Bij uitspraak van 28 maart 2007, verzonden op 29 maart 2007, heeft de rechtbank ’s Gravenhage, nevenzittingsplaats Maastricht, het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de Staatssecretaris van Justitie (hierna: de staatssecretaris) een nieuw besluit op de aanvraag neemt met inachtneming van hetgeen in de uitspraak is overwogen. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 24 april 2007, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 8 mei 2007 heeft de vreemdeling een reactie ingediend.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 29, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: de Vw 2000) kan een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, als bedoeld in artikel 28 van die wet, worden verleend aan de vreemdeling, van wie naar het oordeel van de minister op grond van klemmende redenen van humanitaire aard die verband houden met de redenen van zijn vertrek uit het land van herkomst, in redelijkheid niet kan worden verlangd dat hij terugkeert naar het land van herkomst.
In onderdeel C1/4.4 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (hierna: de Vc 2000), ten tijde van belang, is aangegeven op welke wijze de minister van deze bevoegdheid gebruik pleegt te maken, welk onderdeel het zogenoemde traumatabeleid en het beleid inzake bijzondere individuele klemmende redenen van humanitaire aard behelst.
Volgens paragraaf C1/4.4.1. van de Vc 2000, ten tijde van belang, wordt met traumata of traumatische ervaring gedoeld op gebeurtenissen die tot de veronderstelling leiden, dat deze psychische schade berokkenen.
Onderdeel C1/4.4.2.2 van de Vc 2000, ten tijde van belang, bevat een limitatieve opsomming van traumatische ervaringen die aanleiding kunnen geven tot verblijfsaanvaarding.
Het beleid inzake bijzondere individuele klemmende redenen van humanitaire aard is, ten tijde van belang, neergelegd in onderdeel C1/4.4.2.4 van de Vc 2000. Volgens dat beleid kunnen individuele klemmende redenen van humanitaire aard die verband houden met de redenen van het vertrek uit het land van herkomst en met het asielrelaas, aanleiding geven tot verlening van een verblijfsvergunning asiel op de voet van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vw 2000. Het dient daarbij te gaan om zodanige individuele humanitaire omstandigheden dat in redelijkheid niet kan worden verlangd dat de vreemdeling terugkeert naar het land van herkomst.
2.1.1. De staatssecretaris klaagt dat, samengevat weergegeven, de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de omstandigheid dat het verblijf van de vreemdeling bij rebellen in Sierra Leone eveneens is aangevoerd in het kader van het traumatabeleid niet betekent dat deze ervaring niet dient te worden betrokken bij de beoordeling in het kader van het beleid inzake bijzondere individuele klemmende redenen van humanitaire aard. De staatssecretaris betoogt dat de rechtbank, door vervolgens te concluderen dat het besluit van 10 augustus 2006 onvoldoende gemotiveerd is, heeft miskend dat, nu hierin is weergegeven dat het verblijf van de vreemdeling bij de rebellen volgens het gevoerde traumatabeleid niet tot verblijfsaanvaarding kan leiden, geen ruimte was voor het beoordelen van de vraag of de vreemdeling wegens dit verblijf in aanmerking zou kunnen komen voor een verblijfsvergunning op grond van het beleid inzake bijzondere individuele klemmende redenen van humanitaire aard.
2.1.2. De vreemdeling heeft in het kader van zijn beroep op het beleid inzake individuele klemmende redenen van humanitaire aard aangevoerd dat de ervaringen die hij heeft opgedaan tijdens zijn verblijf bij de rebellen – mede gelet op zijn jonge leeftijd - zodanig traumatiserend zijn geweest dat niet van hem kan worden verlangd terug te keren naar Sierra Leone.
2.1.3. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 21 juli 2003 in zaak no. 200302678/1; JV 2003/432), is het beleid inzake bijzondere individuele klemmende redenen van humanitaire aard, die verband houden met de redenen van vertrek uit het land van herkomst en met het asielrelaas, zoals dit is uitgewerkt in paragraaf C1/4.4.2.4 van de Vc 2000, ten tijde van belang, blijkens paragraaf C1/4.4.1 van de Vc 2000, ten tijde van belang, niet van toepassing op traumata.
2.1.4. Door het verblijf van de vreemdeling bij rebellen in Sierra Leone te betrekken bij de beoordeling van de motivering van het in het besluit van 10 augustus 2006 weergegeven standpunt omtrent de toepassing van het beleid inzake individuele klemmende redenen van humanitaire aard, heeft de rechtbank de hiervoor weergegeven verhouding tussen dit beleid en het traumatabeleid niet onderkend. Gelet hierop heeft de rechtbank het besluit van 10 augustus 2006 ten onrechte onvoldoende gemotiveerd geacht en slaagt de grief.
2.2. Het hoger beroep is kennelijk gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal het beroep van de vreemdeling worden beoordeeld in het licht van de tegen het besluit van 10 augustus 2006 in eerste aanleg voorgedragen beroepsgronden, voor zover die in het licht van hetgeen hiervoor is overwogen nog bespreking behoeven.
2.3. De vreemdeling heeft aangevoerd dat bij besluit van 10 augustus 2006 ten onrechte is geweigerd hem ambtshalve een verblijfsvergunning regulier verband houdend met verblijf als alleenstaande minderjarige vreemdeling te verlenen. Volgens de vreemdeling is hem ten onrechte geen vergunning met een geldigheidsduur tot de dag dat hij meerderjarig werd, verleend.
2.3.1. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 17 februari 2006 in zaak no. 200509012/1, aangehecht ter voorlichting van partijen) volgt uit artikel 3.56, eerste lid, aanhef en onder a, van het Vreemdelingenbesluit 2000 dat pas van de bevoegdheid ambtshalve een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, als bedoeld in artikel 14 van de Vw 2000, te verlenen gebruik kan worden gemaakt, indien de asielaanvraag van de desbetreffende vreemdeling is afgewezen. Bij besluit van 10 augustus 2006 is de asielaanvraag van de vreemdeling afgewezen. Niet in geschil is dat hij op die datum reeds de meerderjarige leeftijd had bereikt. Gelet hierop voldeed de vreemdeling op dat tijdstip niet aan het vereiste van minderjarigheid en is terecht geweigerd hem een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd te verlenen.
2.4. Aan de hiervoor niet besproken beroepsgronden kan niet worden toegekomen. Over die gronden is door de rechtbank uitdrukkelijk en zonder voorbehoud een oordeel gegeven, waartegen in hoger beroep niet is opgekomen. Evenmin doet zich de situatie voor dat het oordeel over die gronden, dan wel onderdelen van het bij de rechtbank bestreden besluit waarop ze betrekking hebben, onverbrekelijk samenhangen met hetgeen in hoger beroep aan de orde is gesteld. Deze beroepsgronden vallen thans dientengevolge buiten het geschil.
2.5. Het beroep is ongegrond.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Maastricht, van 28 maart 2007 in zaak no. AWB 06/43648;
III. verklaart het door de vreemdeling bij de rechtbank in die zaak ingestelde beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. M.G.J. Parkins de Vin, Voorzitter, en mr. H. Troostwijk en mr. R. van der Spoel, Leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Zwemstra, ambtenaar van Staat.
w.g. Parkins-de Vin
Voorzitter
w.g. Zwemstra
ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 28 september 2007
91-506.
Verzonden: 28 september 2007
Voor eensluidend afschrift,
de Secretaris van de Raad van State,
voor deze,
mr. H.H.C. Visser,
directeur Bestuursrechtspraak