Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB5346

Datum uitspraak2007-10-10
Datum gepubliceerd2007-10-10
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
Zaaknummers09/925274-07 en 09/665355-07
Statusgepubliceerd


Indicatie

Tussenvonnis. De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte terzake van het hem bij dagvaarding I onder 1 primair, subsidiair, meer subsidiair en meest subsidiair telastgelegde wordt vrijgesproken en dat verdachte terzake van het hem bij dagvaarding I onder 4 en het bij dagvaarding II telastgelegde zal worden ter beschikking gesteld en dat hij van overheidswege wordt verpleegd, alsmede dat verdachte terzake van het hem bij dagvaarding I onder 2, 3, 5 en 6 telastgelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf gelijk aan de tijd in voorarrest doorgebracht. De rechtbank concludeert dat zij niet voldoende is ingelicht. In tegenstelling tot de officier van justitie ziet de rechtbank in de rapporten van de psycholoog en de psychiater geen antwoord op de vraag of zij de door hen geformuleerde conclusies en adviezen ook zo geformuleerd zouden hebben indien het onder 1 telastgelegde, gelet op de eis van de officier van justitie, niet op de dagvaarding zou hebben gestaan. De psychiater en de psycholoog dienen een nader rapport uit te brengen met antwoord op de vragen: - blijft de inhoud van het door u uitgebrachte rapport omtrent de persoon van verdachte ongewijzigd indien het onder feit 1 telastgelegde niet op de dagvaarding zou hebben gestaan; - op grond waarvan acht u verdachte gevaarlijk en daarmee een gevaar voor de samenleving.


Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE SECTOR STRAFRECHT MEERVOUDIGE KAMER (TUSSENVONNIS) parketnummers 09/925274-07 en 09/665355-07 's-Gravenhage, 10 oktober 2007 De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende tussenvonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte: [verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1980, adres: [adres], thans preventief gehecht in de penitentiaire inrichting [penitentiaire inrichting]. De terechtzitting. Het onderzoek is gehouden ter terechtzittingen van 29 juni 2007 en 26 september 2007. De verdachte, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. G.D. Haytink, advocaat te 's-Gravenhage, is ter terechtzitting verschenen en gehoord. De officier van justitie mr. Ferdinandusse heeft gevorderd dat verdachte terzake van het hem bij dagvaarding met parketnummer 09/925274-07 (hierna: dagvaarding I) onder 1 primair, subsidiair, meer subsidiair en meest subsidiair telastgelegde wordt vrijgesproken en dat verdachte terzake van het hem bij dagvaarding I onder 4 en het bij dagvaarding met parketnummer 09/665355-07 (hierna: dagvaarding II) zal worden ter beschikking gesteld en dat hij van overheidswege wordt verpleegd ex artikel 37b van het Wetboek van Strafrecht, alsmede dat verdachte terzake van het hem bij dagvaarding I onder 2, 3, 5 en 6 telastgelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf gelijk aan de tijd in voorarrest doorgebracht. De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat de blijkens de lijst van inbeslaggenomen, niet teruggegeven voorwerpen - hierna te noemen beslaglijst, waarvan een fotokopie, gemerkt C, aan dit vonnis is gehecht - onder verdachte inbeslaggenomen voorwerpen zullen worden teruggegeven aan de rechthebbende, zijnde verdachte. De telastlegging. Aan de verdachte is telastgelegd hetgeen is vermeld in de bijgevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A. Heropening en schorsing van het onderzoek ter terechtzitting. Na de sluiting van het onderzoek is onder de beraadslaging gebleken dat het onderzoek niet volledig is geweest. Bij nadere bestudering van de persoonsrapportages omtrent verdachte opgemaakt door de psychiater d.d. 19 augustus 2007 en psycholoog d.d. 14 september 2007 moet de rechtbank concluderen dat zij niet voldoende is ingelicht. In tegenstelling tot de officier van justitie ziet de rechtbank in de rapporten van de psycholoog en de psychiater geen antwoord op de vraag of zij de door hen geformuleerde conclusies en adviezen ook zo geformuleerd zouden hebben indien het onder 1 telastgelegde, gelet op de eis van de officier van justitie, niet op de dagvaarding zou hebben gestaan. De rechtbank zou deze vraag alsnog aan de deskundigen willen voorleggen. Ingevolge artikel 37a en 37b van het Wetboek van Strafrecht is het opleggen van terbeschikkingstelling (hierna: TBS) met dwangverpleging slechts mogelijk indien (onder meer) de veiligheid van anderen dit eist. Voor toepassing van dwangverpleging dient een zwaarder accent te worden gelegd op het gevaarscriterium dan bij de last tot TBS; verdachte dient een ernstig gevaar voor zijn omgeving te vormen. In het rapport van psychiater Blansjaar op bladzijde 10, laatste zin, staat dat "ter beschikking stelling met dwangverpleging wordt geadviseerd ter bescherming van de veiligheid van anderen", maar de psychiater, noch de psycholoog geeft in zijn rapport aan op grond waarvan hij verdachte gevaarlijk vindt en daarmee een gevaar voor de samenleving. Daarom zal het onderzoek worden heropend en geschorst. De stukken zullen in handen van de officier van justitie worden gesteld, opdat deze ter beantwoording van de door de rechtbank gestelde vragen door de deskundigen een nader rapport laat uitbrengen. De rechtbank schorst het onderzoek voor een langere dan de in artikel 282, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering gestelde termijn, doch niet langer dan drie maanden, om de klemmende reden dat de agenda van de rechtbank een eerdere voortzetting niet mogelijk maakt en dat bedoeld onderzoek niet binnen een maand kan worden voltooid. Beslissing. De rechtbank, heropent en schorst het onderzoek en beveelt dat het onderzoek zal worden hervat op een nader te bepalen terechtzitting binnen 3 maanden na heden; opdat de psychiater dr. B.A. Blansjaar en de psycholoog drs. M.H. de Groot een nader rapport uit zullen brengen met antwoord op de vragen: - blijft de inhoud van het door u uitgebrachte rapport omtrent de persoon van verdachte ongewijzigd indien het onder feit 1 telastgelegde niet op de dagvaarding zou hebben gestaan; - op grond waarvan acht u verdachte gevaarlijk en daarmee een gevaar voor de samenleving; stelt de stukken in handen van de officier van justitie teneinde uitvoering te geven aan hetgeen in dit tussenvonnis is aangegeven; beveelt de oproeping van de verdachte, tegen het tijdstip van een nader te bepalen terechtzitting; beveelt de kennisgeving aan de raadsvrouw van de verdachte van het tijdstip van die nader te bepalen terechtzitting. Dit vonnis is gewezen door mrs. Van der Burg, voorzitter, Bosman en Van der Poort-Schoenmakers, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Schuurmans-van Erkel, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 10 oktober 2007.