
Jurisprudentie
BB5287
Datum uitspraak2007-09-25
Datum gepubliceerd2007-10-11
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers06/2202 ALGEM
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2007-10-11
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers06/2202 ALGEM
Statusgepubliceerd
Indicatie
Besluit Uwv inzake vergoeding kosten belastingadviseur in bezwaarfase. Beleid. Aantal uren en uurtarief in redelijkheid vastgesteld?
Uitspraak
06/2202 ALGEM
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante],
tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 3 maart 2006, 05/2659 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv),
Datum uitspraak: 25 september 2007
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante hebben mr. C.M Heerooms en mr. K.F. Tiesinga, werkzaam bij Deloitte Belastingadviseurs B.V. te Amsterdam, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 augustus 2007. Voor appellante is verschenen mr. Tiesinga, voornoemd. Zoals aangekondigd, heeft Uwv zich niet laten vertegenwoordigen.
II. OVERWEGINGEN
Bij uitspraak van 21 juli 2004 heeft de Raad bevestigd de uitspraak van de rechtbank van 16 mei 2002, waarbij het beroep van appellante met betrekking tot aan haar opgelegde correctienota’s over de jaren 1998 en 1999 gegrond is verklaard en het daarop betrekking hebbende besluit naar aanleiding van de bezwaren van appellante tegen die nota’s is vernietigd.
Op 22 november 2004 heeft appelante nota’s over de jaren 1998 en 1999 ontvangen waarbij de afrekeningnota’s over deze jaren zijn gecorrigeerd.
Bij brief van 19 januari 2005 is namens appellante door Deloitte Belastingadviseurs B.V. (hierna Deloitte) het Uwv onder meer verzocht de door haar gemaakte kosten in bezwaar te vergoeden. Bij brief van 22 februari 2005 heeft Deloitte deze kosten gespecificeerd.
Bij brief van 28 april 2005 heeft het Uwv Deloitte verzocht het door haar opgegeven bedrag van gemaakte kosten zodanig te specificeren dat het aantal gedeclareerde uren per verrichting wordt verantwoord. Tevens is verzocht het gehanteerde uurtarief aan te geven.
Bij brief van 20 mei 2005 heeft Deloitte het Uwv laten weten dat helaas geen specificatie kan worden gegeven van het aantal gedeclareerde uren. Evenmin is het mogelijk het gehanteerde uurtarief op te geven, aangezien adviseurs met verschillende functiecategorieën werkzaamheden ten behoeve van appellante hebben verricht. Wel is een nadere specificatie gegeven van de verrichte werkzaamheden en de daarmee gemoeide kosten tot een totaal bedrag van € 9.270,-
Bij besluit van 25 mei 2005 heeft het Uwv besloten dat, gelet op zijn beleid ter zake, vervat in Lisv-Medeling M2000.040 van 14 april 2000, een bedrag van € 1.306,89 (inclusief BTW) aan gemaakte kosten van bezwaar voor vergoeding in aanmerking komt. Daarbij heeft het Uwv het volgende overwogen:
“Het betreft naar ons oordeel een zaak van gemiddelde zwaarte. Wij vinden met betrekking tot uw gemachtigde toepassing van het maximale uurtarief van € 145,21 (f 320,-) redelijk.
Gelet op het feit dat het voor bezwaar vatbare besluit is genomen op 7 juli 2000 stellen wij dat op 8 juli 2000 de bezwaarfase een aanvang nam. Eerst na ontvangst van het besluit kon u immers overgaan tot het indienen van een bezwaarschrift. De beslissing op bezwaar werd uitgereikt op 27 april 2001 zodat de bezwaarfase eindigde op die datum. De overgelegde declaraties zien op de periode van mei 2000 tot april 2001.
Met betrekking tot de declaraties die over de maanden mei en juni in rekening zijn gebracht, ad € 2.998,67 respectievelijk € 718,00 en € 2.601,97, merken wij op dat deze buiten de bezwaarfase vallen en derhalve niet voor vergoeding in aanmerking komen. Voorts zijn wij van oordeel dat kosten van intern overleg niet voor vergoeding in aanmerking komen.
Wij zijn van oordeel dat met betrekking tot het concipiëren van het bezwaarschrift, het beoordelen of de gronden van het bezwaar dienden te worden aangevuld en het schrijven van de brief hieromtrent in casu een totaal van 9 uur redelijk is te achten. Derhalve komt een bedrag van 9 uur x 145,21 is in totaal € 1.306, 89 (f 2.880,00) voor vergoeding in aanmerking.”
Bij besluit van 9 augustus 2005 heeft het Uwv de bezwaren van appellante tegen het besluit van 25 mei 2005 in zoverre gegrond verklaard dat het toegekende bedrag aan vergoeding dient te worden vermeerderd met BTW. Voor het overige heeft het Uwv de bezwaren ongegrond verklaard.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen het besluit van 9 augustus 2005 ongegrond verklaard. In haar uitspraak, waarin appellante is aangeduid als eiseres en het Uwv als verweerder, heeft zij onder meer het volgende overwogen:
“2.9 De rechtbank is van oordeel dat, anders dan eiseres heeft gesteld, alleen tijdens de bezwaarprocedure gemaakte kosten voor vergoeding in aanmerking komen. Dat verweerder voorafgaande aan de primaire besluiten van 7 juli 2000 al onrechtmatig gehandeld zou hebben, zoals door eiseres is aangevoerd, kan daar (zo al juist) niet aan afdoen. In het kader van de onderhavige procedure zijn alleen de kosten die gemaakt zijn ten gevolge van de twee onrechtmatige primaire besluiten van 7 juli 2000 aan de orde.
2.10 Tussen partijen is niet in geschil dat eiseres, ondanks verzoek van verweerder daartoe, geen specificatie heeft gegeven van de door Deloitte bestede uren met betrekking tot tijdens de bezwaarfase verrichte werkzaamheden. De rechtbank overweegt dat het op de weg van eiseres ligt om een dergelijke specificatie te geven en wijst in dit verband op de hiervoor genoemde uitspraak van de CRvB van 16 maart 2005. Nu eiseres geen urenspecificatie heeft gegeven, is verweerder naar het oordeel van de rechtbank op goede gronden tot een schatting van het aantal uren overgegaan. Daaraan doet hetgeen eiseres in dit verband ter zitting heeft aangevoerd niet af. Het door eiseres gestelde feit dat zij alle facturen van Deloitte heeft voldaan, betekent niet dat verweerder geen urenspecificatie kan verlangen.
2.11 Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat een aantal van negen door Deloitte bestede uren voor het concipiëren van het bezwaarschrift, het beoordelen of de gronden van het bezwaar dienen te worden aangevuld en het schrijven van een brief redelijk is te achten. De rechtbank is niet gebleken dat dit standpunt onjuist is en neemt daarbij in aanmerking dat in het bezwaarschrift van 15 augustus 2000, dat zes pagina's beslaat en in het verlengde ligt van de brief van dezelfde gemachtigden van 14 juni 2000, met name wordt ingegaan op de wijze waarop en de voorwaarde waaronder de betreffende bouwkundigen voor eiseres werkzaam zijn. Voorts is door eiseres niet aangetoond dat meer uren zijn besteed. Het feit dat eiseres niet (meer) in staat is een opgave te doen van de bestede uren, dient voor rekening van eiseres te komen.
2.12 Blijkens de Lisv-mededeling wordt uitgegaan van een uurtarief voor een advocaat en een registeraccountant van f 320,--, derhalve € 145,21 (exclusief BTW). Verweerder heeft voor de bepaling van de vergoeding van de bezwaarkosten dit uurtarief tot uitgangspunt genomen. De rechtbank is niet gebleken dat dit uitgangspunt onjuist zou zijn. Weliswaar kan blijkens de Lisv-mededeling op door een specialist gemaakte uren een hoger uurtarief worden toegepast, maar eiseres heeft niet aangetoond dat en in welke mate specialisten van Deloitte in de bezwaarprocedure tijd hebben besteed en evenmin dat voor die specialisten een uurtarief van € 225,-- in rekening wordt gebracht. Ook in dit verband geldt dat het op de weg van eiseres ligt om een specificatie te geven.”
In hetgeen appellante in hoger beroep heeft aangevoerd heeft de Raad geen aanknopingspunten gevonden voor een ander oordeel dan waartoe de rechtbank is gekomen. Met de rechtbank is de Raad van oordeel dat in een bestuursrechtelijke procedure als de onderhavige uitsluitend aan de orde kan zijn de schade geleden ten gevolge van een onrechtmatig genomen besluit. De kosten gemaakt voorafgaande aan de primaire besluiten zijn geen gevolg van deze besluiten. Voorzover appellante meent dat reeds voorafgaande aan deze besluiten door het Uwv onrechtmatig is gehandeld, lig het op haar weg om een civiele procedure te starten. De Raad voegt hieraan toe dat de Lisv-Mededeling ook uitsluitend ziet op de kosten van bezwaar.
Naar vaste rechtspraak van de Raad bestaat in gevallen als het onderwerpelijke slechts dan aanleiding om over te gaan tot een vergoeding van de kosten die in de bezwaarfase zijn gemaakt indien de besluitvorming dermate ernstige gebreken vertoont dat gezegd moet worden dat tegen beter weten in is besloten. Hiervan is de Raad in dit geval niet gebleken. De Raad stelt vast dat het Uwv overeenkomstig zijn beleid, zoals neergelegd in de Lisv-mededeling, welke beleid de Raad redelijk acht, heeft besloten. Met de rechtbank is de Raad van oordeel dat het Uwv in redelijkheid de bestede tijd heeft kunnen stellen op 9 uur en evenzeer in redelijkheid daarbij een uurtarief heeft gehanteerd van € 145,21, exclusief BTW. De door het Uwv gestelde eis dat het aantal bestede uren dient te worden verantwoord en het gehanteerde uurtarief, acht de Raad evenmin onredelijk. Van bijzondere omstandigheden die het Uwv hadden moeten nopen om van zijn beleid ten gunste van appellante af te wijken is de Raad niet gebleken.
Het vorenstaande brengt met zich dat het hoger beroep niet slaagt en de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
De Raad acht tot slot geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door G. van der Wiel. De beslissing is, in tegenwoordigheid van R.E. Lysen als griffier, uitgesproken in het openbaar op 25 september 2007.
(get.) G. van der Wiel.
(get.) R.E. Lysen.