
Jurisprudentie
BB5255
Datum uitspraak2007-09-27
Datum gepubliceerd2007-10-10
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers06/5952 ALGEM + 07/499 ALGEM
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2007-10-10
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers06/5952 ALGEM + 07/499 ALGEM
Statusgepubliceerd
Indicatie
Uwv is geheel tegemoet gekomen met nader besluit. Niet ontvankelijk hoger beroep.
Uitspraak
06/5952 ALGEM
07/499 ALGEM
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante],
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 30 augustus 2006, 04/2103 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 27 september 2007.
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. V.N. van Waterschoot, advocaat te Nijmegen, hoger beroep ingesteld.
Ter uitvoering van de aangevallen uitspraak heeft het Uwv op 22 september 2006 een nieuw besluit afgegeven. Het hiertegen ingestelde beroep heeft de rechtbank Alkmaar ter behandeling doorgezonden naar de Raad.
Bij brief van 9 januari 2007 heeft het Uwv een eveneens op 9 januari 2007 gedateerde herziene beslissing op bezwaar de Raad doen toekomen. In reactie hierop heeft appellante de Raad bericht dat het Uwv verzuimd heeft bij besluit van 9 januari 2007 te beslissen over de boetnota over het jaar 1999.
Naar aanleiding hiervan heeft het Uwv bij herziene beslissing op bezwaar van 14 maart 2007 het besluit van 9 januari 2007 ingetrokken, het bezwaar van appellant gegrond verklaard en de correctie- en boetenota’s over de jaren 1998, 1999, 2000 en 2001 niet langer gehandhaafd. In reactie hierop heeft appellante verzocht om het Uwv te veroordelen in de kosten van het onderhavige hoger beroep, de kosten van de procedure in eerste aanleg en de kosten in bezwaar.
Partijen hebben desgevraagd toestemming verleend behandeling ter zitting achterwege te laten.
II. OVERWEGINGEN
Bij besluit van 14 maart 2007 heeft het Uwv opnieuw en finaal op het bezwaar van appellante beslist. Dit besluit komt geheel tegemoet aan het (hoger) beroep van appellante. Tussen partijen bestaat gezien de inhoud van dat besluit geen geschil meer. Derhalve heeft appellante geen belang meer bij een oordeel van de Raad over de aangevallen uitspraak. Het (hoger) beroep zal dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard.
De Raad ziet aanleiding om met toepassing van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het Uwv te veroordelen in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 322,-- voor de kosten van verleende rechtsbijstand in hoger beroep.
Ten aanzien van de gevraagde kosten voor de procedure in eerste aanleg verwijst de Raad naar het oordeel van de rechtbank hieromtrent.
Met betrekking tot de gevraagde proceskosten in bezwaar merkt de Raad op dat ingevolge artikel 7:15, tweede lid, van de Awb, voorzover hier van belang, de kosten die de belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken, door het bestuursorgaan uitsluitend worden vergoed op verzoek van de belanghebbende voorzover het bestreden besluit wordt herroepen wegens aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid. Ingevolge artikel 7:15, derde lid, van de Awb wordt het verzoek gedaan voordat het bestuursorgaan op het bezwaar heeft beslist en beslist het bestuursorgaan op het verzoek bij de beslissing op bezwaar. Gelet hierop wijst de Raad het verzoek om vergoeding van de proceskosten in bezwaar af aangezien niet gebleken is dat appellante gedurende de bezwaarprocedure een verzoek om vergoeding van de proceskosten heeft ingediend.
Beslist wordt als volgt.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het (hoger) beroep niet-ontvankelijk;
Veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellante tot een bedrag van
€ 322,-- te betalen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen;
Bepaalt dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen het door appellante betaalde griffierecht van € 422,-- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door B.J. van der Net. De beslissing is, in tegenwoordigheid van R.E. Lysen als griffier, uitgesproken in het openbaar op 27 september 2007.
(get.) B.J. van der Net.
(get.) R.E. Lysen.
RB