
Jurisprudentie
BB5251
Datum uitspraak2007-07-13
Datum gepubliceerd2007-10-10
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Middelburg
ZaaknummersAWB 06/1326
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2007-10-10
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Middelburg
ZaaknummersAWB 06/1326
Statusgepubliceerd
Indicatie
Wav, bestuurlijke boete
Uitspraak
RECHTBANK MIDDELBURG
Sector bestuursrecht
AWB nummer: 06/1326
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor bestuursrechtelijke zaken
inzake
Porkland B.V.,
Gevestigd te [plaats in Zeeland],
eiseres,
gemachtigde H.H. van Braak AA (Van Braak Accountants Veenendaal B.V.),
tegen
de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
gevestigd te ‘s-Gravenhage,
verweerder.
I. Procesverloop
Op 19 september 2006 heeft verweerder eiseres een boete opgelegd ten bedrage van
€ 16.000,- wegens het overtreden van de Wet arbeid vreemdelingen.
Tegen dit besluit heeft eiseres bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 6 november 2006 heeft verweerder het bezwaarschrift ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft eiseres beroep ingesteld bij de rechtbank.
Het beroep is op 21 juni 2007 behandeld ter zitting. Eiseres is vertegenwoordigd door de heer A. Boot, kantoorgenoot van de gemachtigde. Verweerder heeft zich met kennisgeving niet laten vertegenwoordigen.
II. Overwegingen
1. Op grond van het bepaalde in artikel 2, eerste lid van de Wet arbeid vreemdelingen (Wav) is het een werkgever verboden een vreemdeling in Nederland arbeid te laten verrichten zonder tewerkstellingsvergunning.
Onder een werkgever wordt ingevolge het bepaalde in artikel 1, eerste lid, aanhef, onder b, sub 1, van de Wav verstaan degene die in de uitoefening van een ambt, beroep of bedrijf een ander arbeid laat verrichten.
Ingevolge het bepaalde in artikel 18, eerste lid van de Wav, voor zover in dezen van belang, wordt het niet naleven van artikel 2, eerste lid, aangemerkt als een beboetbaar feit.
Op grond van het bepaalde in artikel 19a, tweede lid, van de Wav gelden de terzake van deze wet gestelde beboetbare feiten ten opzichte van elk persoon, met of ten aanzien van wie een beboetbaar feit is begaan.
In de bijlage bij Beleidsregels boeteoplegging bestuurlijke boete Wet Arbeid Vreemdelingen, van 27 december 2004 en gewijzigd op 21 november 2005 en 6 juni 2006 is bepaald dat het normbedrag bij het overtreden van artikel 2, eerste lid van de Wav € 8000,- bedraagt.
2. Op 8 maart 2006 hebben twee inspecteurs van de Arbeidsinspectie, belast met het toezicht op de naleving van de bepalingen bij of krachtens de Wav, op het terrein van eiseres aan de [straatnaam] te [plaats in Limburg], gemeente Horst, twee Poolse arbeiders aangetroffen. Een van de Poolse arbeiders was op dat moment bezig met het snijden van vlees, de ander haalde vlees uit een container. Eiseres was niet in het bezit van een tewerkstellingsvergunning die geldig was op de datum en plaats van de arbeid en/of voor de waargenomen arbeid voor de tewerkstelling van deze vreemdelingen. Van deze waarneming is door de inspecteurs een boeterapport opgemaakt. Verweerder heeft op basis van het boeterapport een boete opgelegd ten bedrage van € 16.000,- wegens overtreding van het bepaalde in artikel 2, eerste lid, van de Wav.
3. Van de zijde van eiseres is in beroep aangevoerd dat zij niet verantwoordelijk is voor de arbeid van de vreemdelingen en dat zij niet kan worden aangemerkt als werkgever in de zin van de Wav. Eiseres heeft als doel het houden en fokken van varkens, niet het snijden van vlees. Bovendien heeft eiseres enige jaren geleden haar activiteiten gestaakt en zal zij, zoals zich het nu laat aanzien, ook in de nabije toekomst geen activiteiten opstarten. Eiseres kan op grond daarvan geen mensen ingehuurd hebben. Zowel de omzet als de gemaakte kosten waren de afgelopen jaren tot op heden nihil. Voorts wordt er van de zijde van eiseres op gewezen dat de Arbeidsinspectie heeft gesteld dat het beboetbaar feit plaatsvond aan de [straatnaam] te [plaats in Limburg], terwijl het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid stelt dat de betreffende vreemdelingen aan de [straatnaam] in [plaats in Zeeland] zijn aangetroffen.
4. De rechtbank overweegt allereerst dat uit het Boeterapport, zoals dat door de inspecteurs van de Arbeidsinspectie op ambtseed is opgemaakt en is gezien door de Teamleider van team 14 en op 3 augustus 2006 is verzonden naar de boeteoplegger te ’s-Gravenhage, volgt dat de overtreding is geconstateerd op de [straatnaam] te [plaats in Limburg]. Nu in het voornemen tot het opleggen van een bestuurlijke boete en uit het primaire besluit waarbij een bestuurlijke boete is opgelegd eveneens blijkt dat de overtreding is geconstateerd op het adres [straatnaam] te [plaats in Limburg], kan het feit dat in het besluit op bezwaar wordt gesproken over het adres [straatnaam] te [plaats in Zeeland], naar het oordeel van de rechtbank niet anders worden aangemerkt dan als een kennelijke verschrijving. De rechtbank zal hier verder geen consequenties aan verbinden.
5. De rechtbank stelt vast dat op 12 juni 2006 is gehoord [naam], geboren te [plaats] op [datum], bestuurder vanPorkland Handel B.V. Nadat hem de cautie is gegeven heeft [naam bestuurder] het volgende verklaard:
“Op het adres [straatnaam] te [plaats in Limburg] heb ik ook een vleesverwerkingsbedrijf. U zegt mij dat bij een controle op woensdag 8 maart 2006 twee personen met de Poolse nationaliteit zijn aangetroffen waarvoor op de datum van 8 maart 2006 geen geldige tewerkstellingsvergunning is afgegeven. (…)
De door u aangetroffen twee personen met de Poolse nationaliteit zijn zelfstandigen en hebben daarom geen tewerkstellingsvergunning nodig. (…)
De aanwezige bedrijfsleider heeft tot taak om deze zaken te begeleiden. Hij houdt toezicht op de werkzaamheden, dus letterlijk alle voorkomende werkzaamheden.
U vraagt mij naar de facturering. Deze twee personen brengen mij uren in rekening. Ik weet niet vanaf welke datum deze mensen zelfstandig zijn. (…)
De twee Polen doen inpakwerkzaamheden, emballeren en alle verdere bijkomende eenvoudige werkzaamheden. Deze werkzaamheden doen ze op dit moment nog. Ik weet niet welk bedrag ze mij factureren. U vraagt mij naar deze facturen, deze liggen bij mij thuis in [plaats in Zeeland]…)”
6. De rechtbank overweegt dat uit de Memorie van Toelichting bij de laatste wetsherziening blijkt dat de werkgever in artikel 1 ruim is gedefinieerd om duidelijk te maken dat het een werkgever/opdrachtgever altijd verboden is zonder vergunning een vreemdeling zonder de benodigde documenten arbeid te laten verrichten. De ruimere definitie was nodig omdat in de praktijk steeds werd gepoogd om via sluipwegen en ingewikkelde constructies het verbod vreemdelingen tewerk te stellen en daarmee de vergunningplicht te ontgaan. Daarnaast blijkt uit de Memorie van Toelichting bij de artikelen 1 en 2 van de Wav dat degene die een vreemdeling feitelijk arbeid laat verrichten vergunningplichtig werkgever is en dat deze werkgever te allen tijde verantwoordelijk is voor en aanspreekbaar op het al dan niet aanwezig zijn van de benodigde tewerkstellingsvergunning.
7. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit de verklaring van [naam bestuurder] genoegzaam dat er sprake was van een werkgever-werknemer relatie als bedoeld in de Wav. De in dienst van de BV zijnde bedrijfsleider hield immers toezicht op de werkzaamheden die door de betreffende Poolse werknemers werden verricht. Dat er geen sprake was van contracten doet daar naar het oordeel van de rechtbank niet aan af. Ook het feit dat uit de jaarrekening van de BV over het jaar 2006 zou blijken dat de BV geen werkzaamheden zou hebben verricht, wat daar overigens ook van zij, leidt de rechtbank niet tot een andersluidend oordeel. De betreffende medewerkers zijn immers ter plaatse in de uitoefening van hun werkzaamheden aangetroffen en het feit dat zij arbeid voor eiseres verrichtten is bevestigd door de verklaring van [naam bestuurder]. Eiseres moet dan ook worden aangemerkt als werkgever in de zin van de Wav.
8. Nu eiseres als werkgever Poolse arbeiders in Nederland arbeid heeft laten verrichten, terwijl er geen tewerkstellingsvergunning was afgegeven, was verweerder bevoegd tot het opleggen van een bestuurlijke boete. Ten aanzien van de hoogte van de boete zijn door eiseres geen gronden aangevoerd zodat de rechtbank dit aspect buiten beschouwing zal laten.
9. Gelet op het voorgaande heeft verweerder het bezwaar van eiseres terecht ongegrond verklaard. Het bestreden besluit houdt dan ook in rechte stand en het beroep van eiseres zal ongegrond worden verklaard.
10. Voor een proceskostenveroordeling zijn geen termen aanwezig.
III. Uitspraak
De Rechtbank Middelburg
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken op 13 juli 2007
door mr. T. Damsteegt, in tegenwoordigheid van mr. M.H.Y. Bos, griffier.
Tegen deze uitspraak kan een belanghebbende hoger beroep instellen.
Het instellen van het hoger beroep geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA 's-Gravenhage, binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak.
Afschrift verzonden op: