Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB5247

Datum uitspraak2007-10-10
Datum gepubliceerd2007-10-16
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank 's-Hertogenbosch
Zaaknummers165083 KG ZA 07-624
Statusgepubliceerd
SectorVoorzieningenrechter


Indicatie

Zwaarwichtige reden voor beëindiging onderwijsovereenkomst. Opleiding kan niet leiden tot het doel waarop die is gericht. Afweging van de belangen.


Uitspraak

vonnis RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH Sector civiel recht zaaknummer / rolnummer: 165083 / KG ZA 07-624 Vonnis in kort geding van 10 oktober 2007 in de zaak van 1. [eiser sub 1], 2. [eiser sub 2], in hoedanigheid van mentoren van 3. [X] allen wonende te [woonplaats], eisers, procureur mr. N. Vinke, tegen de stichting REGIONAAL OPLEIDINGEN CENTRUM EINDHOVEN, gevestigd te Eindhoven, gedaagde, procureur mr. L.V. Claassens Partijen zullen hierna [eisers] en ROC Eindhoven genoemd worden. 1. De procedure 1.1. Na dagvaarding heeft behandeling ter terechtzitting plaatsgevonden. 1.2. Vervolgens is de datum voor vonnis bepaald. 2. De feiten 2.1. Op 5 januari 2004 heeft [X] zich bij ROC Eindhoven aangemeld voor de voltijd opleiding Manager Opslag en Vervoer. 2.2. [X] heeft in dat kader - zoals gebruikelijk - op 8 april 2004 een (interne) Lindenman-test gedaan. Op 22 april 2004 heeft vervolgens een intakegesprek plaatsgevonden aan de hand van een door de decaan van de vorige school van [X] ingevuld doorstroomdossier. Op grond van de inhoud van het doorstroomdossier en de resultaten van de test bestond voor ROC Eindhoven geen aanleiding [X] niet tot de opleiding toe te laten. 2.3. Tussen [X] en ROC Eindhoven is vervolgens een onderwijsovereenkomst tot stand gekomen. Op deze onderwijsovereenkomst zijn algemene voorwaarden van ROC Eindhoven van toepassing. Op grond van artikel 11, lid 2 van deze voorwaarden beëindigt ROC Eindhoven de overeenkomst indien een bindend studieadvies door de deelnemer niet wordt opgevolgd. In september 2004 is [X] met de opleiding gestart. 2.4. Eind november 2004 is bij [X] een stoornis in het autismespectrum (diagnose syndroom van Asperger) vastgesteld. Door deze stoornis vertoont [X] gedragsproblemen (communicatieproblemen en houdingsproblemen). Hieraan kan tegemoet worden gekomen door hem voldoende structuur te bieden. Het onderwijsteam van ROC Eindhoven is in november 2004 van een en ander op de hoogte gesteld. 2.5. Vanwege het gedrag van [X] heeft ROC Eindhoven in mei 2005 een eerste negatieve studieadvies aan hem verstrekt. Na een tweede en derde (bindend) negatief studieadvies heeft het ROC Eindhoven [X] op 8 februari 2007 een vierde en laatste negatief advies verstrekt, waarna ROC Eindhoven de onderwijsovereenkomst bij brief van 14 juni 2007 heeft beëindigd. 3. Het geschil 3.1. [eisers] vorderen samengevat – bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad ROC Eindhoven te veroordelen om [X] binnen een dag na betekening van het in deze te wijzen vonnis toe te laten tot de opleiding Manager Opslag en Vervoer, op straffe van verbeurte van een dwangsom en met veroordeling van ROC Eindhoven in de kosten van deze procedure. 3.2. Zij leggen daaraan ten grondslag dat geen sprake is van een toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de onderwijsovereenkomst van [X]. [X] kan voldoen aan de voorwaarden die voor afronding van de opleiding zijn vereist, mits hem voldoende structuur wordt geboden, zodat voortzetting van de overeenkomst nog steeds mogelijk is. De problematiek van [X] was bij ROC Eindhoven bekend en tussen partijen zijn afspraken gemaakt over de begeleiding van [X]. ROC Eindhoven is deze afspraken niet nagekomen en is derhalve zelf toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van de onderwijsovereenkomst en heeft in het verlengde daarvan ten onrechte de onderwijsovereenkomst opgezegd. Nu het nieuwe schooljaar reeds is begonnen hebben [eisers] een spoedeisend belang bij de onderhavige vordering. 3.3. ROC Eindhoven voert verweer. 4. De beoordeling 4.1. ROC Eindhoven heeft aangevoerd dat de opleiding tot Manager Opslag en Vervoer ten doel heeft dat de deelnemer na afronding van de opleiding kan functioneren in het middenmanagement kader, hetgeen van de deelnemer vraagt dat hij zelfstandig functioneert en initiatieven toont. Het nakomen van afspraken, een flexibele opstelling en een goed aanpassingsvermogen zijn de basisvoorwaarden om een goede manager te worden. Het nodig hebben van individuele begeleiding en het krijgen van voldoende structuur is hiermee niet te verenigen. De opleiding van [X] kan dus niet leiden tot het doel waar die op is gericht. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter heeft [X] zelf gedemonstreerd dat hij niet (in voldoende mate) geschikt is voor de opleiding tot Manager Vervoer en Opslag, niveau 4. Hierin is in beginsel een zwaarwichtige reden gelegen voor ROC Eindhoven om de onderwijsovereenkomst te beëindigen. 4.2. [eisers] stellen zich evenwel op het standpunt dat de gedragsproblemen, met de als gevolg daarvan achterblijvende prestaties, te wijten zijn aan de stoornis van [X] en dat het op de weg van ROC Eindhoven ligt om voldoende structuur en houvast te bieden, zodat [X] op een normale wijze zijn opleiding kan (ver)volgen, te meer nu hij, [X], niet ambieert om op middenmanagement niveau te gaan werken. Hij wil immers vrachtwagenchauffeur worden. ROC Eindhoven heeft daartegen aangevoerd dat dit niet strookt met de geldigheid van een diploma van de betreffende opleiding en bovendien dat zij voor de extra inspanningen van haar kant de nodige capaciteit en expertise mist. Deze stellingname komt de voorzieningenrechter niet onjuist voor. 4.3. Hoewel uit de stukken kan worden afgeleid dat ROC Eindhoven heeft geprobeerd [X] zoveel mogelijk begeleiding te bieden, hetgeen onder meer heeft geresulteerd in het opstellen van een handelingsplan medio december 2006 en zij daarbij wellicht (onbedoeld) bij [eisers] de verwachting heeft gewekt dat [X] zijn opleiding bij ROC Eindhoven zou kunnen afronden kan dit thans niet afdoen aan het redelijke standpunt van ROC Eindhoven dat de opleiding niet geschikt is voor [X] en zij de door [X] benodigde begeleiding niet kan en wil bieden. Daarbij is tevens van belang dat ROC Eindhoven [X] reeds vier keer (de eerste keer medio 2005) een negatief studieadvies heeft verstrekt, zodat voor [eisers] ook duidelijk moet zijn geweest dat deze opleiding voor [X] niet geschikt was. 4.4. Hoewel [X] er belang bij heeft zijn opleiding af te ronden, dient het belang van ROC Eindhoven, die de kwaliteit van het onderwijs, haar eigen belangen en die van de overige 1500 leerlingen moet bewaken, bij beëindiging van de onderwijsovereenkomst, na afweging van de belangen, zwaarder te wegen. Daarbij neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat [X] kennelijk met de opleiding zelf niets wil doen (hij wil immers vrachtwagenchauffeur worden) en hij bovendien, blijkens de brief van het Regionaal Expertise Centrum Chiron van 23 augustus 2006, in aanmerking komt voor speciaal onderwijs, waar hij wel de individuele begeleiding kan krijgen die hij nodig heeft. 4.5. Uit het bovenstaande volgt dat de gevraagde voorziening zal worden geweigerd. [eisers] zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. 5. De beslissing De voorzieningenrechter 5.1. wijst de vordering af, 5.2. veroordeelt [eisers] in de proceskosten, aan de zijde van ROC Eindhoven tot op heden begroot op € 1.067,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling, 5.3. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad. Dit vonnis is gewezen door mr. J.F.M. Strijbos en in het openbaar uitgesproken op 10 oktober 2007.