Jurisprudentie
BB5159
Datum uitspraak2007-10-08
Datum gepubliceerd2007-10-09
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Gravenhage
ZaaknummersK07/0145
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2007-10-09
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Gravenhage
ZaaknummersK07/0145
Statusgepubliceerd
Indicatie
Beslissing op een wrakingsverzoek. Ook bij een artikel 12 Sv-procedure kan om wraking worden verzocht. Het verzoek is evenwel niet tijdig als bedoeld in art. 513 Sv ingediend.
Uitspraak
Zaaknummer K07/0145
GERECHTSHOF TE ’S-GRAVENHAGE
meervoudige kamer voor de behandeling van wrakings- en verschoningsverzoeken
heeft de navolgende beschikking gegeven op het schriftelijke verzoek om wraking, als bedoeld in artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering, van:
[verzoeker],
geboren op [geboortedag] 1948 te [geboorteplaats],
wonende [adres].
Het verzoek om wraking
1. Op 25 juli 2007 heeft de raadkamer van de twaalfde meervoudige strafkamer van dit gerechtshof (verder de raadkamer) naar aanleiding van een klaagschrift, ingediend op grond van artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering (verder: art. 12 Sv), deze klacht behandeld. Bij de behandeling waren de verzoeker en zijn gemachtigde [gemachtigde], overigens zonder getekende machtiging, aanwezig. Vervolgens is het onderzoek gesloten, waarbij aan de verzoeker en diens gemachtigde is medegedeeld dat de beschikking van het gerechtshof zal volgen.
2. Bij brief van 5 augustus 2007 heeft verzoeker een wrakingsverzoek ingediend, strekkende tot wraking van de raadkamer. Ter zitting van de wrakingskamer is dit verzoek beperkt tot de voorzitter van de raadkamer, mr N. Zandbergen.
3. Op 23 augustus 2007 heeft de raadkamer een tussenbeschikking gegeven.
4. Bij brief van 19 augustus 2007, ingekomen bij de Centrale Balie van het hof op 21 augustus 2007, heeft verzoeker aangegeven dat het wrakingsverzoek tijdig is ingediend, omdat deze schriftelijk is ingebracht voordat er uitspraak is gedaan.
5. De wrakingskamer van het hof heeft het wrakingsverzoek op
19 september 2007 behandeld en de verzoeker bij monde van diens gemachtigde [gemachtigde] en de advocaat-generaal
mr. Van Krieken gehoord.
6. De verzoeker heeft in zijn schriftelijke wrakingsverzoek van 5 augustus 2007, dat aan het proces-verbaal van de zitting zal worden gehecht, - zakelijk weergegeven - de navolgende gronden voor wraking naar voren gebracht:
Bij aanvang van de behandeling in raadkamer op 25 juli 2007 bleek dat er geen machtiging voor de gemachtigde [gemachtigde] was, waarop verzoeker heeft gezegd dat hij alsnog een machtiging wilde tekenen. Daarop heeft de toenmalige voorzitter gezegd dat verzoeker zelf in staat was het woord te voeren en is de zaak gesloten zonder dat de gemachtigde in de gelegenheid werd gesteld het woord te voeren. Bovendien is gebleken dat het dossier niet compleet was, zodat het onderzoek ter terechtzitting niet volledig was.
7. Bij de behandeling van het wrakingsverzoek door de wrakingskamer op 19 september 2007 heeft de voorzitter eerst de vraag met betrekking tot de ontvankelijkheid van het wrakingsverzoek aan de orde gesteld.
8. De gemachtigde van verzoeker heeft hieromtrent gepleit conform zijn overgelegde en aan het proces-verbaal van deze zitting gehechte schriftelijke aantekeningen, onder meer inhoudende – zakelijk weergegeven -:
Op grond van het bepaalde in de artikelen 512-515 van het Wetboek van Strafvordering, kan een burger die een klacht ex artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering heeft ingediend, geen wrakingsverzoek indienen. Artikel 6 EVRM kent echter aan een ieder het recht op een onafhankelijke en onpartijdige rechter toe. Nu een wettelijke regeling met betrekking tot het wrakingsrecht in een artikel 12 Sv-procedure ontbreekt, dient aansluiting te worden gezocht bij het wrakingsrecht in civiele zaken, omdat anders strijdigheid met artikel 6 EVRM zou ontstaan.
9. De advocaat-generaal mr. Van Krieken heeft zijn standpunt uiteen gezet en onder meer verklaard – zakelijk weergegeven -:
Nu de wet niet in de mogelijkheid voorziet dat de klager ex artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering een wrakingsverzoek indient, dient de klager niet ontvankelijk te worden verklaard in zijn verzoek.
10. De voorzitter heeft vervolgens de vraag aan de orde gesteld of het wrakingsverzoek is gedaan zodra de feiten of omstandigheden aan de verzoeker bekend zijn geworden, zoals vermeld in artikel 513 lid 1 van het Wetboek van Strafvordering.
11. De gemachtigde van verzoeker heeft hieromtrent verklaard - zakelijk weergegeven -:
Nadat ik onderzoek had gedaan of het mogelijk was een wrakingsverzoek in te dienen, heb ik dit verzoek zo spoedig mogelijk en voor de datum van de uitspraak ingediend.
12. De advocaat-generaal heeft hieromtrent naar voren gebracht - zakelijk weergegeven -:
Het wrakingsverzoek voldoet aan de eisen gesteld in
artikel 513 van het Wetboek van Strafvordering. Het verzoek is daarom tijdig ingediend. De verzoeker is dan ook ontvankelijk in zijn verzoek.
Beoordeling van de ontvankelijkheid van verzoeker
1. Op grond van het bepaalde in artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering kan op verzoek van de verdachte of het openbaar ministerie een rechter die een zaak behandelt, worden gewraakt. De klager in een artikel 12 Sv-procedure wordt niet genoemd. Verzoeker, wiens wrakingsverzoek thans aan de orde is, is klager in een artikel 12 Sv-procedure.
Het hof neemt bij de beantwoording van deze vraag tot uitgangspunt dat onpartijdigheid van een rechter een zo fundamenteel rechtsbeginsel is dat het tot uitdrukking dient te komen en erkenning verdient in iedere vorm van rechtspraak. Een ieder die meent dat dit beginsel, door een rechter belast met een beoordeling van zijn belangen, wordt geschonden of zal worden geschonden en uit dien hoofde de rechter wraakt, behoort in beginsel gehoor te vinden. Artikel 6 EVRM vormt weliswaar geen rechtstreekse grondslag voor de toetsing van de artikel 12 Sv-procedures, doch dat neemt niet weg dat de normen die de verdragspartijen in artikel 6 EVRM hebben neergelegd ook buiten dat verdrag gelding hebben.
Wanneer een wettelijke regeling met betrekking tot verzoeken strekkende tot wraking ontbreekt of wanneer een dergelijke regeling leemten vertoont, dient de rechter aan wie een wrakingsverzoek wordt voorgelegd in dat ontbreken of die leemten te voorzien. Daarbij kan aansluiting kan worden gezocht bij bestaande regelingen inzake wrakingsverzoeken.
Op deze gronden is het hof van oordeel dat de klager in een artikel 12 Sv-procedure de raadsheren belast met de behandeling van zijn klacht in beginsel kan wraken. Voor de procedureregels wordt in dit geval aansluiting gevonden bij die van de artikelen 512 e.v. van het Wetboek van Strafvordering.
2. Voorts wordt het volgende overwogen. In weerwil van het verzoek tot wraking heeft de raadkamer op 23 augustus 2007 in de zaak van het beklag op grond van artikel 12 Sv een beslissing genomen. Dit had tot resultaat kunnen hebben dat het verzoek tot wraking niet meer tot enig gevolg had geleid, aangezien de beslissing op dat beklag reeds zou zijn genomen, mede door de raadsheer die het verzoek tot wraking betreft.
Evenwel, de beslissing van 23 augustus 2007 bevat geen eindbeslissing (dus geen beslissing ten gronde) met betrekking tot meergenoemd beklag, zodat het nemen van die beslissing uit dien hoofde niet aan de ontvankelijkheid in de weg staat.
Verzoeker kan derhalve in zoverre worden ontvangen in zijn verzoek tot wraking.
3. De volgende vraag waarvoor het hof zich geplaatst ziet is of het wrakingsverzoek voldoet aan de eisen van artikel 513 van het Wetboek van Strafvordering.
Volgens het bepaalde in artikel 513 lid 1 van het Wetboek van Strafvordering dient het verzoek te worden gedaan zodra de feiten of omstandigheden aan de verzoeker bekend zijn geworden. Evenwel stelt voornoemd artikel geen termijn voor het indienen van een wrakingsverzoek.
Nu de raadkamer de klacht heeft behandeld op 25 juli 2007, op welk moment de wrakingsgronden reeds aan verzoeker bekend waren, en het wrakingsverzoek pas bij brief van 5 augustus 2007 aan het hof is verzonden en op 6 augustus 2007 bij de Centrale Balie van het hof is ontvangen, is naar het oordeel van het hof geen sprake van een tijdige indiening van het verzoek.
Namens verzoeker zijn niet zodanige dwingende omstandigheden naar voren gebracht die tot een ander oordeel moeten leiden.
Hetgeen de gemachtigde van de verzoeker daaromtrent naar voren heeft gebracht, valt daar niet onder. De verzoeker dient op deze grond dan ook niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn verzoek.
BESLISSING
Het hof:
Verklaart verzoeker in het verzoek tot wraking van mr. Zandbergen niet-ontvankelijk.
Deze beschikking is gegeven op 19 september 2007 door
mrs. Stoker-Klein, Stille en Tan-de Sonnaville, in tegenwoordigheid van de griffier mr. Sabatier.