Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB5121

Datum uitspraak2007-07-06
Datum gepubliceerd2007-10-11
RechtsgebiedVreemdelingen
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
ZittingsplaatsHaarlem
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersAWB 06/53916
Statusgepubliceerd


Indicatie

Zuiver schadebesluit / overheidsaansprakelijkheid / relativiteitsvereiste
Eiseres heeft om een schadevergoeding van € 27.000,- verzocht omdat sprake is van toerekenbaar onrechtmatig overheidshandelen. Eiseres heeft in de bezwaarfase een nieuwe woning aangekocht, maar geen Nationale Hypotheek Garantie (NHG) gekregen omdat zij niet kon aantonen dat zij beschikte over een verblijfsdocument voor onbepaalde tijd. Eiseres heeft gesteld dat middels het verlenen van de verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd een hogere mate van integratie in de Nederlandse samenleving wordt aanvaard waardoor een sterker verblijfsrecht wordt gegeven. De geschonden norm strekt ertoe een hogere graad van integratie te bestendigen. Wordt de integratiegraad hoger en het verblijfsrecht sterker, dan zal door instanties een meer gelijke behandeling van een Nederlander versus een vreemdeling plaatsvinden. Dit blijkt onder meer uit de voorwaarden waaronder NHG wordt verleend. De NHG stelt de eis dat iemand moet beschikken over een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd, wil op basis van diens inkomen een hypotheekgarantie worden verstrekt. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat niet is voldaan aan het relativiteitsvereiste, zoals bedoeld in artikel 6:163 Burgerlijk Wetboek en voorts ontbreekt het vereiste causale verband tussen de gestelde onrechtmatige daad en de geleden schade. De norm strekt ertoe de vreemdeling voor onbepaalde tijd hier te lande te laten verblijven. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verkaard omdat niet is voldaan aan het relativiteitsvereiste. De rechtbank heeft daarbij overwogen, in lijn met het arrest van de Hoge Raad van 13 april 2007 en de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 20 juni 2007, dat de geschonden norm, te weten het tijdig verlenen van een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd, er niet toe strekt de vreemdeling in staat te stellen een woning te kopen en bij het afsluiten van een hypotheek deze onder de NHG te verkrijgen. De omstandigheid dat blijkens de hypotheekverstrekker de NHG als eis stelt dat iemand moet beschikken over een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd, wil op basis van diens inkomen een hypotheekgarantie worden verstrekt, maakt niet dat de verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd dat doel dient. Deze schending levert geen recht op schadevergoeding op als door eiseres gevorderd. Aan de bespreking van de causaliteit komt de rechtbank niet toe.


Uitspraak

RECHTBANK ‘s-GRAVENHAGE Sector bestuursrecht Nevenzittingsplaats Haarlem zaaknummer: AWB 06 / 53916 uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken van 6 juli 2007 in de zaak van: [Eiseres], geboren op [geboortedatum] 1978, van Turkse nationaliteit, eiseres, gemachtigde: mr. drs. T.L. Fernig, werkzaam bij DAS rechtsbijstand te Amsterdam, tegen: de staatssecretaris van Justitie, verweerder, gemachtigde: mr. C.E. Efstratiades, werkzaam bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst te ’s-Gravenhage. 1. Procesverloop 1.1 Eiseres heeft op 12 april 2006 een verzoek om schadevergoeding ingediend. Op 6 juli 2006 heeft eiseres bezwaar gemaakt tegen het uitblijven van een tijdige beslissing op de aanvraag. Op 2 november 2006 heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op het bezwaarschrift. Verweerder heeft het bezwaarschrift bij besluit van 12 december 2006 ongegrond verklaard en tevens beslist dat eiseres niet in aanmerking komt voor schadevergoeding. Op grond van artikel 6:20, vierde lid, Awb wordt het beroep van 2 november 2006 geacht zich mede te richten tegen het reële besluit op bezwaar van 12 december 2006, waarin tevens op aanvraag is beslist. 1.2 Verweerder heeft een verweerschrift ingediend. 1.3 De openbare behandeling van het geschil heeft plaatsgevonden op 25 mei 2007. Eiseres is in persoon verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. 2. Overwegingen 2.1 In beroep toetst de rechtbank het bestreden besluit aan de hand van de voorgedragen beroepsgronden op rechtmatigheid en ambtshalve aan voorschriften van openbare orde. 2.2 In het bestreden besluit heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat de gevorderde schade niet voor vergoeding in aanmerking komt. Er is niet voldaan aan het relativiteitsvereiste, zoals bedoeld in artikel 6:163 Burgerlijk Wetboek (BW) en voorts ontbreekt het vereiste causale verband tussen de gestelde onrechtmatige daad en de geleden schade. 2.3 In beroep heeft eiseres zich op het standpunt gesteld dat zij in aanmerking komt voor € 27.000,-- schadevergoeding, omdat sprake is van toerekenbaar onrechtmatig overheidshandelen. Eiseres heeft tijdens de bezwaarfase een nieuwe woning aangekocht, maar geen Nationale Hypotheek Garantie (NHG) gekregen omdat zij niet kon aantonen dat zij beschikte over een verblijfsdocument voor onbepaalde tijd. Eiseres stelt voor wat betreft het relativiteitsvereiste dat de norm die in casu is geschonden, het (onthouden van) verblijf voor onbepaalde tijd, er toe strekt het hier geschonden belang van eiseres te beschermen. Voorts is sprake van schending van het EU-recht. Verweerder heeft niet onderkend dat eiseres aan haar Turkse nationaliteit speciale rechten ontleende vanwege het Associatieverdrag tussen de EU en Turkije, waardoor zij al in primo in aanmerking kwam voor verlening van een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd. Tenslotte stelt eiseres dat voor wat betreft de causaliteit het in de ontwikkeling van een gezin zeer normaal is dat op enig moment wordt uitgekeken naar een nieuwe woning. De rechtbank overweegt als volgt. 2.4 Het verzoek om schadevergoeding is een verzoek aan verweerder om een zuiver schadebesluit te nemen. Voor de beantwoording van de vraag of verweerder gehouden is tot schadevergoeding dient aansluiting te worden gezocht bij het civiele recht. Voor toekenning van schadevergoeding is, gelet op hetgeen daarover is opgenomen in het Burgerlijk Wetboek en de gevormde jurisprudentie, grond indien: a. er sprake is van een daad van de overheid; b. deze overheidsdaad onrechtmatig is, dat wil zeggen in strijd is met een geschreven of ongeschreven rechtsnorm; c. de onrechtmatigheid aan de overheid toe te rekenen is; d. de geschonden norm er toe strekt het belang van de benadeelde te beschermen (relativiteitsvereiste); e. er schade is veroorzaakt; en f. er voldoende causaal verband bestaat tussen de schadeveroorzakende gebeurtenis en de geleden schade. 2.5 Niet in geschil is dat er sprake is van een onrechtmatige overheidsdaad die aan de overheid is toe te rekenen. In geschil is allereerst de vraag of voldaan wordt aan het relativiteitsvereiste. 2.6 Eiseres stelt dat, voor wat betreft het relativiteitsvereiste, de norm die in casu is geschonden, het (onthouden van) verblijf voor onbepaalde tijd, er toe strekt het hier geschonden belang van eiseres te beschermen. Middels het verlenen van de verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd wordt een hogere mate van integratie in de Nederlandse samenleving aanvaard en wordt als waardering van deze integratie en het goede gedrag van de vreemdeling tot dusver, een sterker verblijfsrecht gegeven. De geschonden norm strekt ertoe een hogere graad van integratie te bestendigen. Wordt de integratiegraad hoger en het verblijfsrecht sterker, dan zal door instanties een meer gelijke behandeling van een Nederlander versus een vreemdeling plaatsvinden. Dit blijkt onder meer uit de voorwaarden waaronder NHG wordt verleend. De NHG stelt de eis dat iemand moet beschikken over een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd, wil op basis van diens inkomen een hypotheekgarantie kunnen worden verstrekt. 2.7 Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat bij verlening van een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd de norm ertoe strekt de vreemdeling voor onbepaalde tijd hier te lande te laten verblijven. Deze vergunning heeft niet tot doel een vreemdeling in staat te stellen om bij het afsluiten van een hypotheek deze onder de Nationale Hypotheek Garantie te verkrijgen. Verweerder stelt dat de norm niet beoogt de vermogensrechtelijke positie van eiseres te beschermen. Verweerder heeft ter onderbouwing van zijn standpunt verwezen naar de uitspraak van de Hoge Raad van 13 april 2007, C06/081 HR (LJN: AZ8751). 2.8 De rechtbank overweegt hiertoe, in lijn met voornoemd arrest van de Hoge Raad en de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 20 juni 2007, nr. 200608917/1, als volgt. Op zichzelf is het juist dat door het verlenen van een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd een sterker verblijfsrecht wordt gegeven. Het is daarbij niet van belang of het recht op deze vergunning ontstond op grond van de Vreemdelingenwet of op grond van het EU-recht. De rechtbank is van oordeel dat de geschonden norm, te weten het tijdig verlenen van een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd, er niet toe strekt de vreemdeling in staat te stellen een woning te kopen en bij het afsluiten van een hypotheek deze onder de NHG te verkrijgen. De omstandigheid dat blijkens de hypotheekverstrekker de NHG als eis stelt dat iemand moet beschikken over een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd, wil op basis van diens inkomen een hypotheekgarantie worden verstrekt, maakt niet dat de verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd dat doel dient. Als de Staat in het kader van een procedure tot toelating een voor die procedure geldende regel heeft geschonden, heeft de aanvrager toegang tot de rechter om deze schending te doen herstellen. Deze schending geeft in beginsel echter geen recht op vergoeding van schade als hier door eiseres is gevorderd. 2.9 Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat aan het relativiteitsvereiste niet is voldaan. Het verzoek om schadevergoeding komt reeds hierom niet voor inwilliging in aanmerking. Aan bespreking van de causaliteit komt de rechtbank niet toe. 2.10 De rechtbank zal het beroep ongegrond verklaren. 2.11 Er is geen grond een van de partijen te veroordelen in de door de andere partij gemaakte proceskosten. 3. Beslissing De rechtbank: verklaart het beroep ongegrond. Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Janse van Mantgem, rechter, en op 6 juli 2007 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van M.J.E. de Jong, griffier. afschrift verzonden op: Coll: Rechtsmiddel Partijen kunnen tegen deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC, ’s-Gravenhage. Het hoger beroep moet ingesteld worden door het indienen van een beroepschrift, dat een of meer grieven bevat, binnen vier weken na verzending van de uitspraak door de griffier. Bij het beroepschrift moet worden gevoegd een afschrift van deze uitspraak.