Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB5055

Datum uitspraak2007-09-19
Datum gepubliceerd2007-10-15
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Gravenhage
Zaaknummers1755-D-06
Statusgepubliceerd


Indicatie

Behoefte niet voldoende onderbouwd; Alimentatie verminderd.


Uitspraak

GERECHTSHOF ‘s-GRAVENHAGE Familiesector Uitspraak : 19 september 2007 Rekestnummer. : 1755-D-06 Rekestnr. rechtbank : FA RK 06-7397 [appellante], wonende te Rotterdam, verzoekster in hoger beroep, tevens verweerster in incidenteel appel, hierna te noemen: de vrouw, procureur mr. M.A. Westendorp, tegen [verweerder], wonende te Dordrecht, verweerder in hoger beroep, tevens verzoeker in incidenteel appel, hierna te noemen: de man, procureur mr. L.M. Bruins. PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP De vrouw is op 13 december 2006 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 13 september 2006 van de rechtbank te Dordrecht. De man heeft op 28 februari 2007 een verweerschrift tevens houdende incidenteel appel ingediend. De vrouw heeft geen verweerschrift op het incidenteel appel ingediend. Van de zijde van de vrouw zijn bij het hof op 9 mei en op 7 augustus 2007 aanvullende stukken ingekomen. Van de zijde van de man zijn bij het hof op 8 augustus 2007 aanvullende stukken ingekomen. Op 15 augustus 2007 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: de vrouw, bijgestaan door haar advocaat mr. B.J. Visser, en de man, bijgestaan door zijn advocaat mr. D.S. Lösing. Partijen en hun raadslieden hebben het woord gevoerd. HET PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking, alsmede de beschikking van 31 mei 2006 van de rechtbank te Dordrecht. Bij de bestreden beschikking is onder meer bepaald dat de man met ingang van de datum van inschrijving van de echtscheiding in de registers van de burgerlijke stand een alimentatie ten behoeve van de vrouw zal dienen te betalen van € 322,-- per maand, bij vooruitbetaling te voldoen. Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht. De echtscheiding is op 15 september 2006 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. BEOORDELING VAN HET PRINCIPALE EN HET INCIDENTELE HOGER BEROEP 1. In geschil is de door de man te betalen alimentatie ten behoeve van de vrouw. 2. De vrouw verzoekt de bestreden beschikking, naar het hof begrijpt ten aanzien van de partneralimentatie, te vernietigen en, opnieuw beschikkende, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen dat de alimentatie met ingang van 13 september 2006 wordt bepaald op een bedrag van € 740,-- per maand, dan wel een alimentatie vast te stellen als het hof vermeent te behoren. 3. De man bestrijdt haar beroep en verzoekt het hof de beschikking te bekrachtigen, althans de bijdrage in het levensonderhoud van de vrouw met ingang van 31 december 2006 te bepalen op een bedrag van € 388,-- per maand, dan wel een bedrag per datum dat het hof redelijk acht. In incidenteel appèl verzoekt de man om vernietiging van de bestreden beschikking ter zake de vastgestelde partneralimentatie en, opnieuw beschikkende, te bepalen dat de behoefte van de vrouw met ingang van de datum van de inschrijving van de echtscheiding in de registers van de burgerlijke stand, te weten 15 september 2006, nihil is. Behoefte 4. De vrouw stelt dat haar behoefte € 740,-- per maand bedraagt. Zij meent voorts dat de rechtbank haar behoefte op juiste wijze heeft berekend. De vrouw stelt echter dat de man meer draagkracht heeft dan door de rechtbank is vastgesteld. Ten onrechte heeft de rechtbank rekening gehouden met onder andere een te hoge hypotheeklast van de man als gevolg waarvan de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de man niet in staat zou zijn om de door haar verzochte bijdrage van € 740,-- per maand te voldoen. 5. De man stelt zich op het standpunt dat de vrouw in het geheel geen behoefte heeft aan een bijdrage van hem. Hij meent dat de vrouw in haar eigen levensonderhoud kan voorzien, dan wel binnenkort zal kunnen voorzien in verband met het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd in juli 2008. Voorts betwist de man dat de behoefte van de vrouw 60% van het netto gezinsinkomen bedraagt. Hij stelt dat dit een te hoge en geen reële inschatting is van de behoefte van de vrouw, aangezien partijen tijdens het huwelijk zeer zuinig leefden. Ook heeft de vrouw zijns inziens haar stelling dat haar behoefte € 740,-- per maand bedraagt niet onderbouwd of nader gespecificeerd. 6. Het hof overweegt als volgt. Gelet op het feit dat de vrouw niet volledig in haar eigen levensonderhoud kan voorzien, noch, gezien haar leeftijd, zich voldoende inkomsten daartoe in redelijkheid kan verwerven, is het hof van oordeel dat de vrouw behoefte heeft aan een bijdrage in de kosten van haar levensonderhoud ten laste van de man. Met betrekking tot de omvang van de behoefte overweegt het hof het volgende. De rechtbank heeft hierbij aangehaakt bij de in de rechtspraak vaak gehanteerde zogenoemde 60%-regel, waarbij de behoefte gesteld wordt op 60% van het netto gezinsinkomen ten tijde van het huwelijk verminderd met de kosten van de kinderen. Nu de man echter gemotiveerd heeft betwist dat de behoefte van de vrouw op 60% van het voormalig netto gezinsinkomen dient te worden gesteld, ligt het op de weg van de vrouw om de door haar gestelde behoefte ad € 740,-- per maand te onderbouwen en nader te specificeren. In de door de vrouw overgelegde stukken heeft het hof eenmaal een behoefteberekening aangetroffen (productie 9 onder J van het procesdossier in eerste aanleg en behorend bij het faxbericht van de advocaat van de vrouw, bij de rechtbank Dordrecht in gekomen op 4 augustus 2006). De vrouw stelt hierin een behoefte van € 964,-- per maand (€ 841,-- bijstandsnorm plus € 123,-- ziektekosten). De vrouw heeft haar behoefte niet op andere wijze onderbouwd, zodat het hof uit gaat van dit door de vrouw berekende en onderbouwde bedrag. Indien de eigen inkomsten van de vrouw ad € 824,-- per maand hierop in mindering worden gebracht, resteert een behoeftigheid van € 140,-- netto per maand. Omgerekend naar een bruto bedrag betekent dit een behoefte van, afgerond, € 211,-- per maand. Draagkracht 7. Nu de man de door de rechtbank berekende draagkracht voor zover het een bedrag van € 322,-- per maand betreft niet betwist, gaat het hof er van uit dat de man draagkracht heeft om ook het thans (lager) vastgestelde bedrag aan alimentatie van € 211,-- per maand aan de vrouw te betalen. De draagkracht van de man behoeft dan ook verder geen bespreking. Ingangsdatum 8. Voor wat betreft de ingangsdatum zal het hof hanteren de datum waarop de echtscheidingsbeschikking is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand, zijnde 15 september 2006, nu dit conform de wet is. BESLISSING OP HET PRINCIPALE EN HET INCIDENTELE HOGER BEROEP Het hof: vernietigt de bestreden beschikking voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en, in zoverre opnieuw beschikkende: bepaalt de bijdrage in de kosten van levensonderhoud voor de vrouw ten laste van de man, met ingang van 15 september 2006, de datum waarop de echtscheidingsbeschikking is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand, op € 211,-- per maand, wat de na heden te verschijnen termijnen betreft telkens bij vooruitbetaling te voldoen; verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad; wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af. Deze beschikking is gegeven door mrs. Labohm, Stille en Dusamos, bijgestaan door mr. Wijkstra als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 september 2007.