Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB5053

Datum uitspraak2007-02-27
Datum gepubliceerd2007-10-08
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureRaadkamer
Instantie naamGerechtshof 's-Hertogenbosch
ZaaknummersK06/1763
Statusgepubliceerd


Indicatie

Klacht ex artikel 12 Sv.; klager geen belanghebbende bij klacht ter voorkoming van uitlevering. Naar oordeel van het hof staat de procedure van artikel 12 e.v. van het Wetboek van Strafvordering slechts in een aantal uitzonderingsgevallen open voor een verdachte die vervolging van een strafbaar feit van zichzelf wenst, omdat slechts in beperkte mate een verdachte zelf als direct belanghebbende in de zin van artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering kan worden beschouwd. Die mogelijkheid doet zich ten aanzien van klager niet voor, nu het klager te doen is om vervolging van deze feiten voor de Nederlandse strafrechter te bewerkstelligen met als kennelijk oogmerk vervolging voor de Belgische strafrechter te voorkomen. Dit vat het hof niet op als een belang in de zin van artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering. Klager dient derhalve niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn beklag.


Uitspraak

K06/1763 GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH Beschikking van het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch van 27 februari 2007 inzake het beklag ex artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering van: (klager), wonende te Rotterdam, hierna te noemen: klager, te dezer zake domicilie kiezende ten kantore van mr. J. Knap, advocaat te Amsterdam, over de beslissing van de officier van justitie te Breda tot het niet vervolgen van: klager zelf, wegens overtreding van een of meer artikelen van de Opiumwet. De feitelijke gang van zaken. In een Nederlands opsporingsonderzoek is klager als verdachte van overtreding van een of meer artikelen van de Opiumwet aangemerkt en is een bevel observatie afgegeven. Op 21 september 2006 is door de officier van justitie aan klager bericht dat de zaak niet zal worden vervolgd, onder de voorwaarde dat Hofland voor een Belgische rechtbank zal worden berecht. Hierop heeft klager bij schrijven van 29 september 2006 een klaagschrift ingediend bij het hof, ingekomen ter griffie van het hof op 29 september 2006, met het verzoek de vervolging te bevelen. De advocaat-generaal heeft in het schriftelijk verslag van 20 december 2006 het hof geraden primair klager niet-ontvankelijk te verklaren in zijn beklag, subsidiair het beklag af te wijzen. De beoordeling. Tegen klager is door de Belgische autoriteiten een Europees aanhoudingsbevel uitgevaardigd, op basis waarvan klager is aangehouden. In een Nederlands opsporingsonderzoek werd klager eerder als verdachte aangemerkt en werd een bevel observatie afgegeven. Van betrokkenheid van klager bij handel in verdovende middelen op Nederlands grondgebied is het openbaar ministerie vooralsnog niet gebleken. Voorts wordt gesteld dat het meeste en belangrijkste bewijsmateriaal, waaruit betrokkenheid van klager bij handel in verdovende middelen zou blijken, zich op Belgisch grondgebied bevindt. Naar oordeel van het hof staat de procedure van artikel 12 e.v. van het Wetboek van Strafvordering slechts in een aantal uitzonderingsgevallen open voor een verdachte die vervolging van een strafbaar feit van zichzelf wenst, omdat slechts in beperkte mate een verdachte zelf als direct belanghebbende in de zin van artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering kan worden beschouwd. Die mogelijkheid doet zich ten aanzien van klager niet voor, nu het klager te doen is om vervolging van deze feiten voor de Nederlandse strafrechter te bewerkstelligen met als kennelijk oogmerk vervolging voor de Belgische strafrechter te voorkomen. Dit vat het hof niet op als een belang in de zin van artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering. Klager dient derhalve niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn beklag. Het beklag zal op die grond worden afgewezen. Gelet op het vorenstaande kan worden afgezien van het horen van klager in raadkamer. De beslissing. Het hof verklaart klager kennelijk niet-ontvankelijk in zijn beklag en wijst op die grond het beklag af. Aldus gegeven door mr. P.A.M. Hendriks, als voorzitter, mrs. F. van Beuge en C. de Bruijne, als raadsheer, in tegenwoordigheid van mr. R.J. Gras, als griffier. op 27 februari 2007. Mr. De Bruijne is buiten staat deze beschikking mede te ondertekenen.