Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB5044

Datum uitspraak2007-05-08
Datum gepubliceerd2007-10-08
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureRaadkamer
Instantie naamGerechtshof 's-Hertogenbosch
ZaaknummersK05/1289
Statusgepubliceerd


Indicatie

Klacht ex artikel 12 Sv. (zware) mishandeling tijdens sportwedstrijd. Het hof is van oordeel dat, gelet op de verklaringen van klaagster en de beide getuigen, het dossier voldoende aanwijzingen bevat om de vervolging van beklaagde te bevelen. Aan dit oordeel doet niet af dat beklaagde uiteindelijk niet tuchtrechtelijk is gestraft door de Commissie van Beroep, nu de beslissing van deze commissie hoofdzakelijk blijkt te zijn ingegeven door veronachtzaming van processuele voorschriften door de Tucht- en Geschillencommissie. Aan het oordeel doet evenmin af dat de videoband niet langer beschikbaar blijkt te zijn. Het hof merkt overigens op dat de gang van zaken rondom het “verdwijnen” van de videoband bevreemding wekt. Gelet op het vorenstaande zal het hof het beklag gegrond verklaren en de vervolging van beklaagde bevelen, terzake van (zware) mishandeling.


Uitspraak

K05/1289 GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH Beschikking van het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch van 8 mei 2007 inzake het beklag ex artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering van: (klaagster), wonende te Groningen, hierna te noemen: klaagster, over de beslissing van de officier van justitie te 's-Hertogenbosch tot het niet vervolgen van: (beklaagde), hierna te noemen: beklaagde, te dezer zake domicilie kiezende ten kantore van mr. R.J. Skála, advocaat te Haren, wegens (zware) mishandeling. De feitelijke gang van zaken. Op 4 april 2005 heeft klaagster aangifte gedaan van (zware) mishandeling, beweerdelijk jegens haar gepleegd door beklaagde. Op 5 april 2005 is door J. Beerthuizen, namens de officier van justitie, aan klaagster bericht dat de zaak niet zal worden vervolgd omdat er onvoldoende nationaal belang is. Hierop heeft klaagster bij schrijven van 12 oktober 2005 een klaagschrift ingediend bij het hof, ingekomen ter griffie van het hof op 13 oktober 2005, met het verzoek de vervolging te bevelen. De advocaat-generaal heeft in het schriftelijke verslag van 3 januari 2006 het hof geraden het beklag af te wijzen. Op 14 maart 2006 is het klaagschrift in raadkamer van het hof behandeld. Klaagster is, ofschoon behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. Bij tussenbeschikking van 11 april 2006 heeft het hof besloten beklaagde op te roepen teneinde haar in raadkamer te kunnen horen. Op 7 november 2006 is het klaagschrift in raadkamer van het hof behandeld in aanwezigheid van de advocaat van beklaagde. Het hof heeft in raadkamer op 7 november 2006 besloten de zaak aan te houden, teneinde de advocaat-generaal in de gelegenheid te stellen de stukken van de tuchtcommissie en de commissie van beroep, alsmede de videoband te achterhalen en van haar bevindingen nader verslag te doen. De advocaat-generaal heeft in het nader verslag van 7 maart 2006 het hof geraden het beklag af te wijzen. Op 10 april 2007 is het klaagschrift in raadkamer van het hof behandeld in aanwezigheid van de advocaat van beklaagde. De advocaat-generaal heeft verklaard te persisteren bij het schriftelijk verslag. De beoordeling. Klaagster stelt dat zij door beklaagde tijdens een basketbalwedstrijd is mishandeld. Klaagster stelt dat beklaagde haar opzettelijk en met kracht een elleboogstoot in haar gezicht heeft gegeven, wat pijn deed en waaraan klaagster een ontwrichte kaak, een scheur in het rechter trommelvlies en een hersenschudding heeft overgehouden. Klaagster stelt dat de mishandeling te zien is op een videoband, maar dat deze videoband in beslag is genomen door de basketbalvereniging van beklaagde en dat deze de videoband niet heeft willen afgeven. Beklaagde heeft verklaard dat zij mogelijk tijdens het rennen haar armen in de richting van klaagster heeft bewogen en dat klaagster te dicht bij haar is gekomen. Zij ontkent dat sprake is van opzet. Voorts is namens beklaagde in raadkamer aangegeven dat zij weliswaar door de Tucht- en Geschillencommissie van de basketbalbond is gestraft, maar dat de Commissie van Beroep die straf vervolgens heeft vernietigd. De beide scheidsrechters, getuigen (X) en (Y), verklaren tegenover de politie dat zij weliswaar tijdens de wedstrijd niet hebben waargenomen wat er precies is gebeurd, maar dat zij na afloop van de wedstrijd de vorengenoemde videoband hebben bekeken. Beiden verklaren op basis daarvan dat beklaagde opzettelijk een elleboogstoot aan klaagster heeft uitgedeeld. Door het hof is aan de advocaat-generaal verzocht de stukken van de tuchtcommissie en de commissie van beroep, alsmede de videoband te achterhalen. Hieruit is gebleken dat beklaagde door de Tucht- en Geschillencommissie is geschorst voor ruim 7 maanden. De Commissie van Beroep heeft echter geoordeeld dat de Tucht- en Geschillencommissie een aantal processuele voorschriften heeft veronachtzaamd, waardoor beklaagde zich onvoldoende heeft kunnen verdedigen tegen de aanklacht. Op grond daarvan heeft de Commissie van Beroep de uitspraak van de Tucht- en Geschillencommissie vernietigd. In plaats van terug te verwijzen of zelf uitspraak te doen, heeft de Commissie van Beroep vervolgens het dossier gesloten, nu de videoband met de beelden van de beweerde mishandeling niet meer beschikbaar was en bovendien beklaagde uit Nederland was vertrokken. Het hof is van oordeel dat, gelet op de verklaringen van klaagster en de beide getuigen, het dossier voldoende aanwijzingen bevat om de vervolging van beklaagde te bevelen. Aan dit oordeel doet niet af dat beklaagde uiteindelijk niet tuchtrechtelijk is gestraft door de Commissie van Beroep, nu de beslissing van deze commissie hoofdzakelijk blijkt te zijn ingegeven door veronachtzaming van processuele voorschriften door de Tucht- en Geschillencommissie. Aan het oordeel doet evenmin af dat de videoband niet langer beschikbaar blijkt te zijn. Het hof merkt overigens op dat de gang van zaken rondom het “verdwijnen” van de videoband bevreemding wekt. Gelet op het vorenstaande zal het hof het beklag gegrond verklaren en de vervolging van beklaagde bevelen, terzake van (zware) mishandeling. De beslissing. Het hof verklaart het beklag gegrond en beveelt de vervolging van beklaagde terzake van (zware) mishandeling. Aldus gegeven door mr. P.A.M. Hendriks, als voorzitter, mrs. G.A.M. Stevens en A.R.O. Mooy, als raadsheer, in tegenwoordigheid van mr. R.J. Gras, als griffier. op 8 mei 2007.