Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB5033

Datum uitspraak2007-07-06
Datum gepubliceerd2007-10-08
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Groningen
Zaaknummers94732/FA RK 07-1139
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verzoek ex artikel 1:204 lid 1 sub e BW. De samenwoning van twee jaar van de man en zijn huidige partner en haar dochter uit een eerdere relatie, alsmede zijn uitdrukkelijke verklaring dat hij ook na de geboorte van hun baby samen met zijn partner en de dochter een gezin zal blijven vormen, is voldoende om aan te nemen dat tussen verzoeker en zijn huidige partner een band bestaat, die in voldoende mate met een huwelijk op één lijn valt te stellen.


Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN Sector Civielrecht zaaknr.: 94732/FA RK 07-1139 beschikking d.d 6 juli 2007 in de zaak van: de heer A., verzoeker, hierna te noemen de man, procureur mr. S.A. Wortmann, en mevrouw B. belanghebbende, hierna te noemen de vrouw. PROCESVERLOOP De man heeft op 8 juni 2007 een verzoekschrift ingediend, waarin hij de rechtbank verzoekt voor recht te verklaren dat aannemelijk is dat tussen hem en de vrouw een band bestaat of heeft bestaan die in voldoende mate met een huwelijk op één lijn valt te stellen. Bij beschikking van 12 juni 2007 is mr. J.H.A. de Jong benoemd tot bijzondere curator over het nog ongeboren kind. De rechtbank heeft de man, bijgestaan door zijn raadsvrouw, alsmede belanghebbende gehoord ter zitting met gesloten deuren van 3 juli 2007. Eveneens is verschenen de bijzondere curator, voornoemd. RECHTSOVERWEGINGEN Vaststaande feiten - de man is op 11 september 1987 in de gemeente Groningen gehuwd met mevrouw C..; - de man woont sedert 1 april 2005 samen met de vrouw; - de vrouw verwacht een kind van de man medio juli 2007; - de vrouw heeft de Litouwse nationaliteit. Standpunt van de man De man en mevrouw C. leven reeds gedurende twee jaar feitelijk gescheiden. De man en zijn echtgenote hebben samen twee kinderen. De man is nog niet voornemens om te scheiden van zijn echtgenote in verband met de financiële consequenties op dit moment. De man woont sedert 1 april 2005 samen met de vrouw en haar 13 jarige dochter. De man wil het ongeboren kind, waarvan de vrouw zwanger is, erkennen opdat het thans nog ongeboren kind in familierechtelijke betrekking tot hem komt te staan. De vrouw is bereid daartoe haar toestemming te verlenen. Zij willen dat de erkenning voorafgaand aan de geboorte plaatsvindt, zodat het kindje de Nederlandse nationaliteit krijgt. De man en de vrouw zijn van mening dat zij een duurzame affectieve relatie met elkaar hebben, terwijl zij na de geboorte van hun kindje samen willen blijven wonen en met dat nog ongeboren kindje en de dochter van de vrouw een gezin willen vormen. Op grond hiervan bestaat tussen de man en de moeder van het nog ongeboren kind een band die in voldoende mate met een huwelijk op één lijn valt te stellen. De man onderhoudt (deels) beide gezinnen. De man en de vrouw wonen thans in een recreatiewoning (voor duurzaam gebruik) maar hebben zich voor een huurwoning in laten schrijven. De man staat officieel ingeschreven op het adres van de echtgenote omdat de woningen op het recreatieterrein een gemeenschappelijke postbus hebben, hetgeen de man met het oog op de door hem te ontvangen post niet verantwoord acht. Standpunt van de bijzondere curator De bijzondere curator verwijst naar een arrest van de Hoge Raad van 28 april 2006 (LJN AU 9237), alsmede de daarin aangehaalde memorie van toelichting. De bijzondere curator is van mening dat het belang van het thans nog ongeboren kind moet prevaleren. De bijzondere curator vraagt zich af in hoeverre er sprake is van een standvastige relatie tussen de man en de vrouw in relatie tot het feit dat de man, zoals het er nu naar uitziet, niet wenst te scheiden van zijn echtgenote. Er zal door de rechtbank een belangenafweging gemaakt moeten worden. Standpunt van de vrouw De vrouw wil in de nabije toekomst de Nederlandse nationaliteit. Zij vindt het belangrijk dat het thans nog ongeboren kind waarvan zij zwanger is ook de Nederlandse nationaliteit krijgt. De man en de vrouw hebben elkaar in april 2005 in Nederland ontmoet. Beoordeling door de rechtbank De man is door zijn huwelijk met mevrouw C. niet in staat om over te gaan tot erkenning van het nog ongeboren kind waarvan de vrouw zwanger is. Echter op grond van artikel 1:204 lid 1 sub e van het Burgerlijk Wetboek kan, indien de rechtbank vaststelt dat aannemelijk is dat tussen de man en de moeder een band bestaat of heeft bestaan die in voldoende mate met een huwelijk op één lijn valt te stellen of dat tussen de man en het kind een nauwe persoonlijke betrekking bestaat, een gehuwde man zijn buiten het huwelijk verwekte kind erkennen. Uitgangspunt van de wetgever in zaken als de onderhavige is, dat het in het belang van het (nog ongeboren) kind is dat het in familierechtelijke betrekking komt te staan tot de ouder die het kind wil erkennen, maar die daarin wordt belemmerd door het huwelijk. De man en de vrouw wonen thans twee jaar samen, hoewel de man officieel nog steeds staat ingeschreven op het adres van de echtelijke woning. Ter zitting heeft de man daarvoor naar het oordeel van de rechtbank een voldoende aannemelijke verklaring gegeven. De man heeft duidelijk te kennen gegeven dat hij ook na deze samenwoning van meer dan twee jaar, samen met de vrouw, haar 13-jarige dochter en de – nu nog ongeboren – baby een gezin wenst te vormen. De bijzondere curator heeft ter zitting de duurzaamheid van de relatie tussen de man en de vrouw ter sprake gebracht omdat de man thans geen mogelijkheid ziet te scheiden van zijn echtgenote. Hieromtrent overweegt de rechtbank dat noch uit het wetsartikel zelf, noch uit de memorie van toelichting, is gebleken dat voor de toepassing van het wetsartikel sprake moet zijn van een op handen zijnde echtscheiding. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel, dat voldoende aannemelijk is gemaakt dat tussen de man en de vrouw een band bestaat die in voldoende mate met een huwelijk op één lijn valt te stellen. Derhalve zal de rechtbank als volgt beslissen. BESLISSING stelt vast dat tussen de man en de vrouw een band bestaat die in voldoende mate met een huwelijk op één lijn valt te stellen; wijst af het meer of anders verzochte. Deze beslissing is gegeven door mrs. D.A. Flinterman, voorzitter, K.R. Bosker en L.C. Bosch en uitgesproken door eerstgenoemde, in tegenwoordigheid van de griffier ter openbare terechtzitting van 6 juli 2007.