
Jurisprudentie
BB4926
Datum uitspraak2007-10-04
Datum gepubliceerd2007-10-05
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers06/7022 AOW
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2007-10-05
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers06/7022 AOW
Statusgepubliceerd
Indicatie
Geen verschoonbare termijnoverschrijding indienen bezwaarschrift.
Uitspraak
06/7022 AOW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellant], wonende te [woonplaats] (Bonaire) (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 6 november 2006, 05/4449 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen
appellant
en
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (hierna: Svb).
Datum uitspraak: 4 oktober 2007
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 augustus 2007. Appellant is niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door drs. A. Slovacek.
II. OVERWEGINGEN
Bij besluit van 11 oktober 2004 is aan appellant met ingang van september 2004 een ouderdomspensioen ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW) voor een gehuwde toegekend. Tevens is hij in aanmerking gebracht voor een toeslag op het ouderdomspensioen. Op zowel het ouderdomspensioen als de toeslag is een korting toegepast van respectievelijk 32 en 48 % in verband met niet verzekerde perioden.
Tegen dit besluit heeft appellant per e-mail van 19 augustus 2005, bezwaar aangetekend ten aanzien van de korting op de toeslag.
Desgevraagd heeft appellant als reden voor de termijnoverschrijding aangegeven dat hij tijdens de ontvangst van het besluit op vakantie was tot 28 november 2004. Daarnaast heeft appellant gewacht op antwoord over informatie die hij bij het ABP had ingewonnen.
Bij het besluit op bezwaar van 5 september 2005 (hierna: het bestreden besluit) heeft de Svb het bezwaarschrift niet-ontvankelijk verklaard onder de overweging dat de termijn voor het indienen van bezwaar is overschreden en niet is gebleken dat de overschrijding van de bezwaartermijn verschoonbaar moet worden geacht.
De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat de Svb de overzichten van niet verzekerde perioden van zijn echtgenote en hemzelf niet met elkaar heeft vergeleken en geen rekening heeft gehouden met de datum waarop hij in het huwelijk is getreden. Ook in de uitspraak van de rechtbank kan appellant hierover niets terugvinden.
De Raad overweegt als volgt.
De termijn voor het indienen van een bezwaarschrift bedraagt ingevolge artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zes weken. Nu appellant eerst per e-mail bericht van 19 augustus 2005 bezwaar heeft aangetekend tegen het besluit van 11 oktober 2004, moet met de rechtbank worden geoordeeld dat het bezwaar niet tijdig is ingesteld. Vervolgens dient de vraag te worden beantwoord of er aanleiding bestaat om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten. Ingevolge artikel 6:11 van de Awb blijft niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar op grond van termijnoverschrijding achterwege, indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener van het bezwaarschrift in verzuim is geweest. In hetgeen appellant daartoe heeft aangevoerd, ziet de Raad geen aanleiding om in het onderhavige geval de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten. Volgens vaste jurisprudentie van de Raad, onder meer neergelegd in zijn uitspraak van 13 augustus 2002, LJN AE7076, dient een betrokkene die in beginsel voor een langere tijd afwezig is, toereikende maatregelen te treffen ter behartiging van de eigen belangen. Als wordt nagelaten om adequate maatregelen te treffen om tegen een of meer eventueel in de vakantie te ontvangen besluiten tijdig bezwaar - op al dan niet nader aan te geven gronden- aan te tekenen, moet dit in het algemeen gesproken voor rekening van appellant blijven. De omstandigheid dat appellant op antwoord van het ABP heeft gewacht leidt de Raad niet tot een ander oordeel.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen kan de Raad niet toekomen aan een beoordeling van de inhoudelijke grieven die appellant tegen het bestreden besluit heeft aangevoerd.
Het vorenstaande leidt de Raad tot de slotsom dat het hoger beroep niet kan slagen en dat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 8:75 van de Awb.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door H.J. Simon. De beslissing is, in tegenwoordigheid van A.C. Palmboom als griffier, uitgesproken in het openbaar op 4 oktober 2007.
(get.) H.J. Simon.
(get.) A.C. Palmboom.
GG190907