Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB4863

Datum uitspraak2007-09-11
Datum gepubliceerd2007-10-04
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Arnhem
Zaaknummers2007/382
Statusgepubliceerd


Indicatie

[appellant] gaat eraan voorbij dat de kantonrechter de overlast die in het vonnis tot de ontbinding heeft geleid niet alleen heeft gebaseerd op de gedragingen van [A.]. Er doen zich, zo leidt de kantonrechter af uit overgelegde verklaringen, rondom [appellant] voortdurend problemen voor in de zin van geluidsoverlast, schreeuwen en ruzies, zowel met buren, passanten als zijn vriendinnen. Met een aantal vrouwen,die bij hem inwoonden, zorgde hij voor zodanige overlast en had hij zodanige problemen dat de politie eraan te pas moest komen; na oktober 2006 was het niet afgelopen met de overlast. Ook in januari 2007 heeft [appellant] met een nieuwe bij hem wonende vriendin zo hooglopende ruzie gemaakt dat de wijkagent opnieuw moest worden ingeschakeld. Het komt er op neer dat er rondom [appellant] voortdurend overlast is. De overlast beperkt zich niet tot de periode dat [A.] inwoonde, maar deed zich daarvoor en daarna ook voor. [appellant] erkent dat het gaat om de periode dat [A.] inwoonde. Maar tot deze periode beperkt de overlast zich niet blijkens overgelegde verklaringen van straatbewoners. [appellant] bestrijdt dit niet voldoende.


Uitspraak

11 september 2007 vijfde civiele kamer rolnummer 2007/382 G E R E C H T S H O F T E A R N H E M Arrest in de zaak van: [appellant], wonende te [woonplaats], appellant, procureur: mr. P.A.C. de Vries, tegen: De Stichting Woningstichting Vivare, Gevestigd en kantoorhoudende te Arnhem, Geïntimeerde, procureur: mr. J.E. Brands. 1. Het verdere verloop van het geding 1.1 Het hof verwijst naar zijn in deze zaak gewezen tussenarrest van 17 april 2007, waarbij de door [appellant] in het incident gevraagde schorsing is geweigerd, met zijn veroordeling in de kosten van [appellant] het incident, en de zaak is verwezen naar de rol voor memorie van antwoord in de hoofdzaak. 1.2 Vivare heeft bij memorie van antwoord het hoger beroep bestreden en heeft onder aanbieding van bewijs geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal bekrachtigen, met veroordeling van [appellant] in de kosten van het hoger beroep. 1.3 Daarna is arrest gevraagd. 2 De beoordeling van het hoger beroep 2.1 De kantonrechter heeft overwogen dat [appellant] met achtereenvolgens bij hem inwonende relaties, laatstelijk [A.], ernstige overlast heeft veroorzaakt, bestaande in geluidshinder en onmaatschappelijk en onaangepast gedrag en aldus heeft gehandeld in strijd met zijn verplichting zich als goed huurder te gedragen. 2.2 [appellant] erkent dat de relatie met [A.], aan wie hij in september 2006 onderdak had geboden, stormachtig was. Er waren veel ruzies en scheldpartijen, waarbij soms ook met huisraad werd gegooid. Op 17 oktober 2006 heeft zij hem naar zijn zeggen mishandeld; hij heeft daarvan aangifte gedaan bij de politie. Op die dag is de relatie geëindigd en heeft zij de woning verlaten. Wel is zij nog aan de deur geweest om haar spullen af te halen en is zij nadien nog een paar keer bij de woning langs geweest en heeft daar staan schelden, aldus [appellant]. 2.3 De grieven I en II komen er op neer dat de kantonrechter ten onrechte eraan voorbij is gegaan dat [appellant] er alles aan heeft gedaan om een einde te maken aan de (kortstondige) overlast door [A.] door haar de toegang tot de woning te ontzeggen en dat hem van de gedragingen van [A.] geen verwijt kan worden gemaakt. Grief III richt zich tegen het oordeel van de kantonrechter dat niet valt in te zien dat de overlast vanaf november 2006, toen de relatie met [A.] beëindigd was, voorbij was. Grief IV is gericht tegen de overweging van de kantonrechter dat uit een overgelegde verklaring blijkt dat [appellant] voor ernstige overlast zorgt wanneer er een vrouw bij hem inwoont. Met grief V bestrijdt [appellant] dat is bewezen dat hij is tekortgeschoten in de nakoming van de huurovereenkomst. Grief VII houdt in dat de kantonrechter volgens [appellant] ten onrechte heeft overwogen dat hij zich niet heeft gedragen als een goed huurder en heeft gehandeld in strijd met de algemene voorwaarden. Grief VIII houdt in dat de kantonrechter de vorderingen ten onrechte heeft toegewezen. Het hof bespreekt deze grieven gezamenlijk. 2.4 De grieven falen. [appellant] gaat eraan voorbij dat de kantonrechter de overlast die in het vonnis tot de ontbinding heeft geleid niet alleen heeft gebaseerd op de gedragingen van [A.]. Er doen zich, zo leidt de kantonrechter af uit overgelegde verklaringen, rondom [appellant] voortdurend problemen voor in de zin van geluidsoverlast, schreeuwen en ruzies, zowel met buren, passanten als zijn vriendinnen. Met een aantal vrouwen,die bij hem inwoonden, zorgde hij voor zodanige overlast en had hij zodanige problemen dat de politie eraan te pas moest komen; na oktober 2006 was het niet afgelopen met de overlast. Ook in januari 2007 heeft [appellant] met een nieuwe bij hem wonende vriendin zo hooglopende ruzie gemaakt dat de wijkagent opnieuw moest worden ingeschakeld. Het komt er op neer dat er rondom [appellant] voortdurend overlast is. De overlast beperkt zich niet tot de periode dat [A.] inwoonde, maar deed zich daarvoor en daarna ook voor. [appellant] erkent dat het gaat om de periode dat [A.] inwoonde. Maar tot deze periode beperkt de overlast zich niet blijkens overgelegde verklaringen van straatbewoners. [appellant] bestrijdt dit niet voldoende. Dit zijn niet alleen de door [appellant] genoemde bewoners [B.] en [C.], maar ook andere bewoners, wier verklaringen zijn overgelegd als producties 2, 5, 6 en 7 bij dagvaarding. Tezamen met de later overgelegde producties 8 tot en met 10 leveren deze verklaringen, in onderling verband bezien, voldoende bewijs op van de gestelde overlast. [appellant] bestrijdt voorts niet voldoende, dat hij zelf overlast veroorzaakt door ruzie te maken met bewoners uit de straat. [appellant] is voor zijn eigen wangedrag aansprakelijk, omdat hij zijn verplichting zich als een goed huurder te gedragen niet nakomt. Voor zover het gaat om [A.] en de andere vriendinnen die met zijn goedvinden het gehuurde gebruiken is [appellant] voor hun gedragingen aansprakelijk op grond van artikel 7:219 BW. 2.5 Grief VI slaagt evenmin. [appellant] klaagt dat de kantonrechter hem niet heeft toegelaten tot bewijslevering. Hij stelt getuigen te willen voorbrengen “om een en ander te willen weerleggen”. Dat aanbod is te vaag. Van [appellant] mag, zeker in hoger beroep, worden verwacht dat hij duidelijker maakt op welk punt of welke punten hij de door hem bedoelde getuigen wil doen horen en dan kan hij niet volstaan met de vage mededeling dat hij “een en ander” wil weerleggen. 2.6 Het hoger beroep slaagt niet. [appellant] dient als in het ongelijk te stellen partij te worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep. 3 De beslissing Het hof: - bekrachtigt het bestreden vonnis; - veroordeelt [appellant] in de kosten van het hoger beroep aan de zijde van Vivare gevallen en tot deze uitspraak begroot op € 251 vastrecht en € 632 aan salaris voor de procureur. Dit arrest is gewezen door mrs. Fokker, Katz-Soeterboek en Duitemeijer en in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 september 2007.