
Jurisprudentie
BB4859
Datum uitspraak2007-09-24
Datum gepubliceerd2007-10-04
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Haarlem
ZaaknummersAWB 06-4587, 06-11020 en 06-11354
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2007-10-04
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Haarlem
ZaaknummersAWB 06-4587, 06-11020 en 06-11354
Statusgepubliceerd
Indicatie
Vrijstelling artikel 19, tweede lid, WRO en bouwvergunning voor het oprichten van 65 woningen aan de Veenderijvaart in Broek in Waterland.
De rechtbank acht een ruimtelijke onderbouwing voor het bouwen van woningen op de locatie Veenderijvaart gegeven. Echter de ruimtelijke onderbouwing volstaat niet voor nieuwbouw in de omvang als hier aan de orde. Met name nu in de, in de structuurvisie neergelegde, toekomstvisie is voorzien in een aanzienlijk kleinschaliger project.
Uitspraak
rectificatie
RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 06 - 4587, 06 - 11020 en 06 - 11354
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 september 2007
in de zaak van:
1. [eiser],
wonende te Broek in Waterland,
2. [eisers] ,
wonende te Broek in Waterland,
3. [eisers],
wonende / gevestigd te Broek in Waterland,
eisers.
tegen:
het college van burgemeester en wethouders van Waterland,
verweerder,
derde partij,
HSB Vastgoed Holding B.V.,
gevestigd te Volendam,
gemachtigde: mr. J.C. Ellerman, advocaat te Amsterdam.
1. Procesverloop
Bij besluit van 16 juni 2005, verzonden 17 juni 2005 heeft verweerder aan HSB Vastgoed Holding B.V. vrijstelling als bedoeld in artikel 19, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) alsmede reguliere bouwvergunning verleend voor het oprichten van 65 woningen op het perceel kadastraal bekend als sectie C nr. 1363, plaatselijk bekend als Veenderijvaart, in Broek in Waterland.
Tegen dit besluit hebben eisers bij brieven van 27 en 28 juli 2005, bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 30 maart 2006, verzonden 31 maart 2006, heeft verweerder de bezwaren gegegrond verklaard de bestreden beslissing herroepen en in heroverweging een besluit genomen waarbij de vrijstelling en bouwvergunning in stand blijven, onder aanpassing van de motivering. Daarbij heeft verweerder verwezen naar het advies van 17 november 2005, van de adviescommissie bezwaarschriften.
Tegen dit besluit heeft eiser sub 1 bij brief van 8 mei 2006 beroep ingesteld.
Op 23 mei 2006 heeft verweerder de beslissing op bezwaar van 30 maart 2006 ingetrokken.
Bij besluit van 26 september 2006, verzonden 27 september 2006, heeft verweerder de bezwaren gegrond verklaard, de bestreden beslissing herroepen en in heroverweging een besluit genomen waarbij de vrijstelling en bouwvergunning in stand blijven, onder aanpassing van de motivering. Daarbij heeft verweerder verwezen naar het advies van 17 november 2005, van de adviescommissie bezwaarschriften.
Tegen dit besluit heeft eiser sub 2 bij brief van 6 november 2006, aangevuld bij brief van 5 december 2006, beroep ingesteld. Eisers sub 3 hebben bij brief van 6 november 2006, aangevuld bij brief van 11 december 2006 beroep ingesteld.
De rechtbank merkt, gelet op artikel 6:18 in samenhang met artikel 6:19 Algemene wet bestuursrecht (Awb), het beroep van 8 mei 2006 van eiser sub 1, mede aan als zijnde gericht tegen de nieuwe beslissing op bezwaar van 26 september 2006.
Verweerder heeft op de zaak betrekking hebbende stukken ingezonden en een verweerschrift ingediend.
Het beroep is behandeld ter zitting van 19 juni 2007, alwaar [eiser sub 1], [X] (namens eisers sub 2) en [Y] (namens eisers sub 3), in persoon zijn verschenen. Verweerder is vertegenwoordigd door drs. A.M. van Melick en J.M.M. Vriens. Voorts is verschenen ing. R. van Zwieten van HSB Vastgoed Holding, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. J.C. Ellerman.
2. Overwegingen
2.1 Het bouwplan voorziet in de realisatie van 65 woningen nabij de Veenderijvaart in Broek in Waterland.
2.2 Ter plaatse geldt het bestemmingsplan "Landelijk Gebied, Broek in Waterland". De gronden waarop het bouwplan is geprojecteerd hebben de bestemming "Agrarische Doeleinden III".
2.3 Niet in geschil is - en ook de rechtbank gaat er van uit - dat het bouwplan voor een nieuwbouw woonwijk als hier aan de orde, in strijd is met de vigerende bestemming.
2.4 In artikel 19, tweede lid, WRO is bepaald dat burgemeester en wethouders vrijstelling kunnen verlenen van het bestemmingsplan in door gedeputeerde staten, in overeenstemming met de inspecteur van de ruimtelijke ordening, aangegeven categorieën van gevallen. Gedeputeerde staten kunnen daarbij tevens bepalen onder welke omstandigheden, vooraf een verklaring dat zij tegen het verlenen van vrijstelling geen bezwaar hebben, is vereist. Het bepaalde in het eerste lid met betrekking tot een goede ruimtelijke onderbouwing is van overeenkomstige toepassing.
Ingevolge het eerste lid, voor zover hier van belang, kan vrijstelling van het geldende bestemmingsplan worden verleend mits het betrokken project is voorzien van een goede ruimtelijke onderbouwing. Onder goede ruimtelijke onderbouwing wordt bij voorkeur een gemeentelijk of intergemeentelijk structuurplan verstaan. Indien er geen structuurplan is of wordt opgesteld, wordt bij de ruimtelijke onderbouwing in elk geval ingegaan op de relatie met het geldende bestemmingsplan, dan wel wordt er gemotiveerd waarom het te realiseren project past binnen de toekomstige bestemming van het betreffende gebied.
2.5 Vaststaat dat Gedeputeerde Staten van Noord-Holland de categorieën van gevallen als bedoeld in artikel 19, tweede lid, WRO integraal heeft gepubliceerd in het Provinciaal Blad van Noord-Holland, nummer 48, op 2 augustus 2006 en dit de dag na publicatie inwerking is getreden. Nu het bestreden besluit dateert van na de datum van inwerkingtreding, te weten 26 september 2006, kon verweerder zijn bevoegdheid daaraan ontlenen en was hij derhalve bevoegd om met toepassing van artikel 19, tweede lid, WRO vrijstelling te verlenen.
2.6 Naar vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State dienen aan de ruimtelijke onderbouwing zwaardere eisen te worden gesteld naarmate de ingreep op de bestaande (planologische) situatie ernstiger is. Beoordeeld dient derhalve te worden in welke mate het realiseren van het bouwplan waarvoor met vrijstelling bouwvergunning is verleend, een afwijking vormt van hetgeen reeds op grond van het vigerende bestemmingsplan was toegestaan.
2.7 Het te bebouwen stuk grond is momenteel weiland met de bestemming agrarische doeleinden. De rechtbank is van oordeel dat het realiseren van een nieuwbouwwijk met 65 woningen, gelet op de bestaande planologische situatie, aangemerkt moet worden als ingrijpend.
2.8 Verweerder heeft de ruimtelijke onderbouwing gebaseerd op de Structuurvisie Waterland 2005 (hierna: de structuurvisie), het voorontwerp-bestemmingsplan "Broek in Waterland", het Streekplan "Noord Holland Zuid" en de streekplanuitwerking "Waterlands Wonen". Voorts baseert verweerder zich op de stedenbouwkundige randvoorwaarden, zoals opgesteld in 1998 door bureau VVK ten behoeve van de realisering van dit nieuwbouwproject, waaraan het onderhavige bouwplan voldoet.
2.9 Eisers stellen zich op het standpunt dat de ruimtelijke onderbouwing van verweerder niet volstaat. Zij bestrijden dat het bouwplan past binnen voornoemde structuurvisie en het voorontwerp-bestemmingsplan. Eisers betogen voorts dat verweerder zich, ter verantwoording van de omvang van het nieuwbouwproject, ten onrechte beroept op de regionale woningbehoefte in plaats van in te gaan op de plaatselijke specifieke woningvoorraad en woningbehoefte. Eisers achten van belang dat in de structuurvisie wordt uitgegaan van de bouw van 33 woningen, terwijl het bouwplan voorziet in de bouw van 65 woningen.
2.10 Uit het streekplan blijkt dat de nieuwbouwlocatie is gesitueerd binnen de zogeheten rode contouren, zodat de locatie aangemerkt dient te worden als stedelijk gebied. Ook in de structuurvisie is de onderhavige locatie aangemerkt als locatie ten behoeve van woningbouw. In het voorontwerp-bestemmingsplan is het onderhavige bouwplan al als recht opgenomen. De rechtbank acht, gelet hierop, een ruimtelijke onderbouwing voor het bouwen van woningen op de locatie Veenderijvaart, gegeven.
De vraag is echter of voor nieuwbouw op deze locatie in de omvang als hier aan de orde, namelijk 65 woningen, volstaan kan worden met deze ruimtelijke onderbouwing.
2.11 Blijkens eerdergenoemde structuurvisie is voor de onderhavige locatie voorzien in een uitbreiding ter grootte van 33 woningen.
2.12 Verweerder stelt zich op het standpunt dat het in de structuurvisie genoemde aantal van 33 woningen voor deze locatie indicatief is. Het feit dat de grond ter plaatse gesaneerd dient te worden brengt hoge investeringskosten met zich mee, als gevolg waarvan meer woningen gerealiseerd dienen te worden teneinde in de kosten te kunnen voorzien. Het woningaantal voorziet, aldus verweerder, tevens in de grote woningbehoefte. Eisers hebben dit laatste gemotiveerd bestreden.
2.13 De rechtbank volgt verweerder niet in zijn standpunt. Gezien de grote inbreuk die het bouwplan maakt op het bestemmingsplan, alsmede de omvang van het project heeft verweerder in dit geval niet kunnen volstaan met de onderhavige ruimtelijke onderbouwing. Met name nu in de, in de structuurvisie neergelegde, toekomstvisie van verweerder voor uitbreiding van Broek in Waterland voorzien is in een aanzienlijk kleinschaliger project. In de structuurvisie is hierbij rekening gehouden met landschappelijke waarden, zoals het open veenweidegebied ter plaatse. Verweerder heeft in de ruimtelijke onderbouwing onvoldoende aangegeven hoe de landschappelijke waarden zich verhouden tot de (toegenomen) omvang van het project. Voorts acht de rechtbank onvoldoende duidelijk in hoeverre de specifieke woningbehoefte aanleiding geeft af te wijken van structuurvisie.
2.14 Gelet op het voorgaande berust het bestreden besluit niet op een deugdelijke motivering en is derhalve in strijd met artikel 7:12, eerste lid, Awb.
2.15 De beroepen zijn gegrond. Het bestreden besluit moet worden vernietigd.
2.16 Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. Niet gebleken is dat eisers voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten hebben gemaakt.
3. Beslissing
De rechtbank:
3.1 verklaart de beroepen gegrond;
3.2 vernietigt het bestreden besluit van 26 september 2006;
3.3 gelast dat de gemeente Waterland het door eiser sub 1 betaalde griffierecht van
€ 141,--, het door eisers sub 2 betaalde griffierecht van € 141,-- en het door eisers sub 3 betaalde griffierecht van € 281,-- aan hen vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.J. Medze, rechter, en op 24 september 2007 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van mr. Y.R. Boonstra-van Herwijnen, griffier.
afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag. Het hoger beroep dient te worden ingesteld door het indienen van een beroepschrift binnen zes weken onmiddellijk liggend na de dag van verzending van de uitspraak door de griffier.