Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB4655

Datum uitspraak2007-09-26
Datum gepubliceerd2007-10-03
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank 's-Hertogenbosch
Zaaknummers164870 KG ZA 07-611
Statusgepubliceerd
SectorVoorzieningenrechter


Indicatie

Misbruik van bevoegdheid door stopzetting bouw te eisen wegens ontbreken bouwvergunning.


Uitspraak

vonnis RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH Sector civiel recht zaaknummer / rolnummer: 164870 / KG ZA 07-611 Vonnis in kort geding van 26 september 2007 in de zaak van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid DE LANGE HEIKANT B.V., gevestigd te Overloon, eiseres, procureur mr. J.E. Lenglet, advocaat mr. C.L. Klapwijk te Rotterdam, tegen [gedaagde], wonende te [woonplaats], gedaagde, procureur mr. L. Spronken advocaat mr. G.J.M. de Jager te Tilburg. Partijen zullen hierna De Lange Heikant en [gedaagde] genoemd worden. 1. De procedure 1.1. Na dagvaarding heeft de behandeling ter terechtzitting plaatsgevonden. 1.2. Vervolgens is de datum voor vonnis bepaald. 2. De feiten 2.1. De Lange Heikant exploiteert een onderneming in de verwerking en opslag van agrarische producten (aardappelen) aan de Heikant 5 te Overloon. 2.2. Op 12 juni 2007 en 6 augustus 2007 hebben burgemeester en wethouders van de gemeente Boxmeer aan [gedaagde] bouwvergunning en vrijstelling verleend voor het oprichten van respectievelijk 14 en 3 recreatieappartementen op een perceel gelegen aan de Kuluutweg 8 te Overloon, dat grenst aan dat van de Lange Heikant. 2.3. De Lange Heikant heeft bij brieven van 23 juli 2007 en 5 september 2007 tegen voornoemde besluiten bezwaar gemaakt bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Boxmeer. De Lange Heikant heeft tevens bij brief van 11 september 2007 aan de voorzieningenrechter van deze rechtbank, sector Bestuursrecht (hierna de bestuursrechter), verzocht terzake een voorlopige voorziening te treffen. 2.4. Bij uitspraak van 13 september 2007 heeft de bestuursrechter de besluiten van 12 juni 2007 en 6 augustus 2007, met toepassing van artikel 8:83, vierde lid van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder behandeling ter terechtzitting geschorst. Daarbij is bepaald dat partijen op een nader te bepalen datum zullen worden opgeroepen ter zitting te verschijnen, teneinde te beoordelen of de schorsing moet worden gehandhaafd. 2.5. Door [gedaagde] is reeds een aanvang gemaakt met het (doen) uitvoeren van de bouwwerkzaamheden op het perceel aan de Kuluutweg 8 te Overloon. 2.6. De Lange Heikant heeft [gedaagde] op 20 september 2007 schriftelijk gesommeerd de bouwwerkzaamheden op het perceel onmiddellijk te staken. [gedaagde] heeft hieraan geen gehoor gegeven. 2.7. De mondelinge behandeling van het verzoek om een voorlopige voorziening bij deze rechtbank, sector Bestuursrecht, zal 3 oktober 2007 plaatsvinden. 3. Het geschil 3.1. De Lage Heikant vordert samengevat – bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad [gedaagde] te veroordelen om binnen 2 dagen na betekening van het vonnis, althans binnen een in goede justitie te bepalen termijn, de bouwwerkzaamheden op het perceel aan de Kuluutweg 8 te Overloon te staken en gestaakt te houden totdat alsnog over een rechtsgeldige bouwvergunning wordt beschikt, op straffe van verbeurte van een dwangsom. 3.2. Zij legt daaraan ten grondslag dat door [gedaagde] wordt gebouwd in strijd met een wettelijk voorschrift. Nu hierdoor een onomkeerbare situatie dreigt te onstaan heeft De Lange Heikant een spoedeisend belang bij de onderhavige vordering. 3.3. [gedaagde] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan. 4. De beoordeling 4.1. De Lange Heikant dient te worden ontvangen in haar vordering. Volgens vaste jurisprudentie geldt immers dat een burgerlijke partij altijd een vordering uit onrechtmatige daad kan instellen tegen een andere burgerlijke partij, ook als diens onrechtmatige daad bestaat in handelen in strijd met de wet op een rechtsgebied waarvoor de wetgever in bestuurlijke handhaving heeft voorzien. Voorts kan [gedaagde], daar waar De Lange Heikant gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheden om een verzoek om een voorlopige voorziening bij de bestuursrechter in te dienen en de voorzieningenrechter de gevraagde voorziening ook heeft getroffen, maar [gedaagde] zich daaraan niet houdt, De Lange Heikant niet tegenwerpen dat het op haar weg had gelegen de bestuursrechtelijke weg te volgen. 4.2. Opgemerkt wordt voorts dat een civielrechtelijk kort geding in dit geval aan belanghebbenden voordelen kan bieden. Immers, een gemeente komt een zekere discretionaire marge toe bij de beantwoording van de vraag of tot bestuursdwang zal worden overgegaan, terwijl bovendien de na de beslissing op het verzoek tot toepassing van bestuursdwang volgende bestuursrechtelijke procedure kan leiden tot enige vertraging. Hierbij komt dat toewijzing van een dwangsom in kort geding een effectief middel kan zijn om de overtreder te weerhouden van zijn onrechtmatig handelen. 4.3. De Lange Heikant heeft haar vordering gebaseerd op een door [gedaagde] jegens haar gepleegde onrechtmatige daad. [gedaagde] heeft erkend dat hij bouwwerkzaamheden heeft (doen) uitvoeren en nog steeds (doet) uitvoeren op het perceel aan de Kuluutweg 8 te Overloon. 4.4. Vast staat dat de besluiten van 12 juni 2007 en 6 augustus 2007 door de bestuursrechter bij uitspraak van 13 september 2007 zijn geschorst, zodat moet worden geconcludeerd dat de aan [gedaagde] verleende bouwvergunningen geen werking hebben. Door desondanks de bouwwerkzaamheden voort te zetten handelt [gedaagde] in strijd met artikel 40 van de Woningwet en dus onrechtmatig. Het verweer van [gedaagde] dat geen sprake is van onrechtmatig handelen nu niet is gebleken van een inbreuk op een subjectief recht dient te worden verworpen. Voor zover [gedaagde] betoogt dat het geschonden wettelijk voorschrift niet strekt tot bescherming van de belangen van de Lange Heikant, is dit onvoldoende aannemelijk gemaakt. De Lange Heikant, eigenaar van een in de onmiddellijke omgeving van het perceel aan de Kuluutweg 8 gelegen agrarisch bedrijf, heeft een onder de bescherming van art. 6:162 BW vallend belang dat [gedaagde] zich houdt aan de bestuursrechtelijke voorschriften. De betreffende bepalingen in de Woningwet zijn immers mede gegeven ter bescherming van degenen die in of nabij het betreffende perceel een bedrijf uitoefenen. 4.5. Nu het bouwen door [gedaagde] zonder de daarvoor vereiste bouwvergunningen naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter onrechtmatig is te achten jegens De Lange Heikant, heeft zij in beginsel aanspraak op stopzetting van de bouwwerkzaamheden. De gevraagde voorziening zal daarom, behoudens de hieronder aan te geven uitzondering, worden verstrekt. 4.6. De dwangsom zal worden beperkt als in het dictum zal worden omschreven. 4.7. Een bevoegdheid kan echter niet worden uitgeoefend voor zover dat misbruik ervan zou opleveren (artikel 3:13 BW). In dat kader is het volgende van belang. 4.7.1. De Lange Heikant stelt belang te hebben bij de onderhavige vordering aangezien zij schade leidt door de bouw van de recreatiewoningen op het aangrenzende perceel en zij voor een voldongen feit komt te staan indien [gedaagde] de bouwwerkzaamheden eenmaal heeft uitgevoerd, terwijl hij uiteindelijk niet over een rechtsgeldige bouwvergunning beschikt. 4.7.2. Tegenover het belang van de Lange Heikant staat het, niet weersproken, belang van [gedaagde] bij voortzetting van de bouwwerkzaamheden, aangezien hij een subsidie heeft ontvangen van € 1.000.000,00 onder de voorwaarde dat het bouwplan uiterlijk december 2008 gereed dient te zijn. Het staken van de bouwwerkzaamheden op dit moment zal betekenen dat de bouw ernstige vertragingen oploopt, omdat het bouwplan geen ruimte laat om de bouw voor een langere periode stil te laten leggen. Dit betekent dat het nu staken van de bouwwerkzaamheden met zich brengt dat én de financiering van de bank én de financiering middels subsidie op de tocht komen te staan. Voorts zal [gedaagde] aansprakelijk worden gehouden voor alle schade die de aannemer lijdt door de stillegging van de werkzaamheden, hetgeen een groot nadeel voor [gedaagde] zal betekenen. 4.7.3. De onderhavige beslissing van de bestuursrechter om de besluiten tot verlening van een bouwvergunning buiten zitting te schorsen, is voornamelijk ingegeven door de omstandigheid dat behandeling ter zitting op zeer korte termijn niet mogelijk was. Bij die beslissing heeft geen inhoudelijke beoordeling omtrent de rechtmatigheid van de besluiten plaatsgevonden. Uiteraard geldt dat de taakverdeling tussen de bestuursrechter en de burgerlijke rechter met zich brengt, dat de civiele kort gedingrechter grote terughoudendheid past in een zaak als de onderhavige, nu deze zaak samenhangt met een bestuursrechtelijk geding waarin zowel de eisende partij (als verzoekers) als de gedaagde partij (als derde-belanghebbenden) hun belangen inhoudelijk hebben bepleit, waarna een (onherroepelijke) rechterlijke beslissing is genomen omtrent de rechtmatigheid van een besluit van een bestuursorgaan. Dat zal dan korte tijd na 3 oktober 2007 het geval zijn. 4.8. Dit alles voert de voorzieningenrechter tot de slotsom dat het belang van de Lange Heikant om reeds vóór de uitspraak van de bestuursrechter naar aanleiding van de behandeling op 3 oktober 2007 stopzetting van de bouwwerkzaamheden te realiseren, onevenredig gering is ten opzichte van het belang van [gedaagde] om de werkzaamheden in die tussentijd voort te zetten. Daarbij neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat niet aannemelijk is dat al voor de uitspraak van de bestuursrechter sprake zal zijn van een voldongen feit (gezien de omvang van het te realiseren bouwplan en de te verwachten consequentie van het moeten afbreken van het gebouwde als uiteindelijk komt vast te staan dat dit in strijd met de wet is gerealiseerd) en door De Lange Heikant bovendien onvoldoende aannemelijk is gemaakt dat aan het bezwaar een zeer grote kans van slagen toekomt. 4.9. Aldus levert het forceren van stopzetting van de werkzaamheden voor de tijd voorafgaande aan de uitspraak van de bestuursrechter begin oktober misbruik van bevoegdheid op en kan een voorziening in de door de Lange Heikant beoogde zin niet worden gegeven. Inzoverre zal op de te verstrekken voorziening een uitzondering worden gemaakt zoals hieronder nader zal worden omschreven. 4.10. Aangezien elk van partijen als op enig punt in het ongelijk gesteld is te beschouwen, zullen de proceskosten worden gecompenseerd op de hierna te vermelden wijze. 5. De beslissing De voorzieningenrechter 5.1. veroordeelt [gedaagde] om de bouwwerkzaamheden op het perceel aan de Kuluutweg 8 te Overloon te staken en gestaakt te houden indien en voor zover de voorzieningenrechter van deze rechtbank, sector Bestuursrecht, de bij uitspraak van 13 september 2007 uitgesproken - voorlopige - schorsing van de besluiten van 12 juni 2007 en 6 augustus 2007 na afloop van de behandeling ter terechtzitting handhaaft, en wel met ingang van de datum van die uitspraak, 5.2. bepaalt dat [gedaagde] voor iedere dag dat hij in strijd handelt met het onder 5.1 bepaalde, aan De Lange Heikant een dwangsom verbeurt van € 10.000,00, 5.3. bepaalt dat de dwangsom pas verschuldigd kan worden nadat per afzonderlijk exploot na de datum van de uitspraak van de voorzieningenrechter van deze rechtbank, sector Bestuursrecht, aan [gedaagde] is medegedeeld dat de Lange Heikant op het verbeuren van dwangsommen aanspraak maakt, 5.4. bepaalt dat deze dwangsom vatbaar zal zijn voor matiging door de rechter, voor zover handhaving daarvan naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn, in aanmerking genomen de mate waarin aan het vonnis is voldaan, de ernst van de overtreding en de mate van verwijtbaarheid van de overtreding, 5.5. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad, 5.6. compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt, 5.7. wijst het meer of anders gevorderde af. Dit vonnis is gewezen door mr. J.F.M. Strijbos en in het openbaar uitgesproken op 26 september 2007.