
Jurisprudentie
BB4654
Datum uitspraak2007-10-02
Datum gepubliceerd2007-10-03
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers05/5147 WAO
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2007-10-03
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers05/5147 WAO
Statusgepubliceerd
Indicatie
Weigering WAO-uitkering. Juistheid belastbaarheid. Geschiktheid geselecteerde functies in lijn met het CBBS.
Uitspraak
05/5147 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant],
tegen de uitspraak van de rechtbank Almelo van 5 juli 2005, 04/738 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 2 oktober 2007
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. J.J. Douwes, advocaat te Apeldoorn, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend en stukken overgelegd.
Het geding is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting op 21 augustus 2007, waar partijen niet zijn verschenen.
II. OVERWEGINGEN
Bij besluit van 23 oktober 2003 heeft het Uwv geweigerd aan appellant een uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering toe te kennen, omdat hij na afloop op 22 september 2003 van de in dit geval geldende wachttijd minder dan 15% arbeidsongeschikt was.
Namens appellant heeft mr. Douwes tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 16 juni 2004, verder: het bestreden besluit, heeft het Uwv dit bezwaar ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak geoordeeld dat het Uwv appellants belastbaarheid, zoals verwoord in de opgestelde en in bezwaar aangescherpte zogenoemde Functionele Mogelijkheden Lijst, niet heeft overschat.
Voorts heeft de rechtbank geoordeeld dat er in beroep voldoende geselecteerde functies zijn die in medisch opzicht geschikt zijn voor appellant. In lijn met de jurisprudentie van de Raad inzake het zogenaamde Claim Beoordelings- en BorgingsSysteem heeft de rechtbank geoordeeld dat de gewenste onderbouwing van de geschiktheid van appellant voor deze functies pas tijdens de procedure bij de rechtbank is gegeven.
Daarom heeft de rechtbank het bestreden besluit vernietigd maar de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit met toepassing van artikel 8:72, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) geheel in stand gelaten. Voorts heeft de rechtbank het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellant en bepaald dat het Uwv het betaalde griffierecht aan appellant dient te vergoeden.
In hoger beroep is namens appellant aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de belastbaarheid van appellant door het Uwv niet is overschat. De rechtbank had het bestreden besluit daarom op medische gronden moeten vernietigen en de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit niet in stand mogen laten.
Het gaat in dit geding om de beantwoording van de vraag of het oordeel van de rechtbank over het bestreden besluit in rechte stand kan houden.
Die vraag beantwoordt de Raad bevestigend en overweegt daartoe het volgende.
De namens appellant in hoger beroep aangevoerde grieven zijn niet ondersteund met medische gegevens. De Raad acht zich wat betreft appellants gezondheidstoestand en zijn belastbaarheid op de datum in geding voldoende voorgelicht door de beschikbare medische gegevens in het dossier om tot een verantwoord oordeel te komen.
Aan de eigen, in hoger beroep niet met medische gegevens onderbouwde, mening van appellant met betrekking tot zijn gezondheidstoestand kan de Raad niet dat gewicht toekennen dat appellant en zijn raadsman daaraan gehecht willen zien.
Wat betreft de medische geschiktheid van de functies voor appellant oordeelt de Raad ook niet anders dan de rechtbank.
In hoger beroep heeft de bezwaararbeidsdeskundige N. van Rhee in een rapport van
29 september 2005 nog een nadere toelichting op de in geding zijnde functies gegeven.
De Raad kan en zal in het midden laten of en, zo ja, welke gevolgen die toelichting heeft voor de in geding zijnde schatting.
Uit het rapport blijkt dat er drie functiebestandscodes zijn waarvan de daarin opgenomen functies geen toelichting behoeven. Indien die drie functies aan de schatting ten grondslag zouden worden gelegd, blijft het arbeidsongeschiktheidspercentage beneden 15%.
Een en ander leidt de Raad tot de slotsom dat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door K.J.S. Spaas als voorzitter en C.W.J. Schoor en H.G. Rottier als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van I.R.A. van Raaij als griffier, uitgesproken in het openbaar op 2 oktober 2007.
(get.) K.J.S. Spaas.
(get.) I.R.A. van Raaij.
JL