
Jurisprudentie
BB4550
Datum uitspraak2007-09-17
Datum gepubliceerd2007-10-01
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank Arnhem
Zaaknummers502745 VV Expl. 07-20088
Statusgepubliceerd
SectorSector kanton
Datum gepubliceerd2007-10-01
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank Arnhem
Zaaknummers502745 VV Expl. 07-20088
Statusgepubliceerd
SectorSector kanton
Indicatie
Vordering van werkneemster om 24 uur te mogen verspreiden over 4 dagen mag door de werkgever niet afgewezen worden op grond van het beleid dat de werkgever ten aanzien
van dit punt voert. Goed werkgeverschap houdt mede in dat een redelijk verzoek van de werknemer wordt gehonoreerd tenzij dit op grond van belangen aan de zijde van de werkgever in redelijkheid niet van de werkgever kan worden gevergd. De kantonrechter is van oordeel dat handhaving van dit beleid in dit individuele geval, zonder belangenafweging, niet redelijk is. ten opzichte van de individuele werknemer.
Uitspraak
Vonnis in kort geding
RECHTBANK ARNHEM
Sector kanton
Locatie Arnhem
zaakgegevens 502745 VV EXPL 07-20088 276/MA
uitspraak van
Vonnis in kort geding
in de zaak van
[eiseres]
wonende te [woonplaats], voorheen wonende te [plaats]
eisende partij
gemachtigde mr. M.A. Blezer-ten Doeschot (Stichting SRK – Rechtsbijstand)
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Prive Kliniek Klein Rosendael B.V.
gevestigd te Rozendaal
gedaagde partij
gemachtigde mr B.W.G. Orth (Pellicaan Advocaten)
Partijen worden hierna [eiseres] en Klein Rosendael genoemd.
De procedure
[eiseres] heeft een vordering tegen Klein Rosendael ingesteld zoals weergegeven in de dagvaarding in kort geding van 13 augustus 2007 met producties. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 4 september 2007. Partijen zijn beide verschenen, vergezeld van hun gemachtigden. De gemachtigde van Klein Rosendael heeft een pleitnotitie overgelegd en de griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat ter zitting is besproken.
De feiten
De kantonrechter gaat uit van de volgende vaststaande feiten.
[eiseres] is sinds 3 februari 2004 werkzaam bij Klein Rosendael als medisch secretaresse voor 24 uur per week. Thans werkt zij drie dagen van 8 uur per week.
De vordering en het verweer
[eiseres] vordert de veroordeling van Klein Rosendael om [eiseres] met ingang van 1 september 2007 de mogelijkheid te bieden om 24 uur te spreiden over vier dagen per week, op straffe van (lees: een dwangsom van) € 500,00 per dag. Tevens vordert [eiseres] de veroordeling van Klein Rosendael tot betaling van de buitengerechtelijke kosten ad € 200,00 incl. BTW, alles met veroordeling van Klein Rosendael in de kosten van dit geding.
[eiseres] legt aan haar vordering ten grondslag dat tijdens de sollicitatieprocedure door vertegenwoordigers van Klein Rosendael aan haar is meegedeeld dat zij de 24 uren vrijelijk over de week kan verdelen. Om die reden heeft [eiseres] er voor gekozen om bij Klein Rosendael te gaan werken. Door de mogelijkheid de uren flexibel in te delen, kon zij deze baan goed combineren met haar thuissituatie. [eiseres] is getrouwd en heeft twee kinderen. [eiseres] verhuist per 1 september 2007 naar Duitsland en wil graag haar kinderen naar school in [plaats] brengen en ophalen. Om die reden heeft zij begin april 2007 aan mevrouw [X], de kliniekmanager, verzocht om met ingang van 1 september 2007 de 24 uur te mogen spreiden over 4 dagen per week. [eiseres] is meegedeeld dat dit niet kon. Vervolgens heeft [eiseres] nogmaals hetzelfde verzoek ingediend bij de heer [Y], op dat moment algemeen directeur a.i. van MediNova, de groep van ondernemingen waarvan Klein Rosendael deel uitmaakt. Opnieuw werd het verzoek afgewezen met als reden dat dit niet past in het beleid van MediNova, De gemachtigde van [eiseres] heeft op 31 mei 2007 wederom het verzoek ingediend en daarbij aangegeven dat Klein Rosendael geen zwaarwegend belang heeft om het verzoek niet in te willigen. Ook heeft de gemachtigde nogmaals de reden van het verzoek benadrukt. [eiseres] is dan beter in staat werk en haar thuissituatie te combineren. Ook de inhoud van [eiseres]’s werkzaamheden zou aan het verzoek niet in de weg staan. [eiseres] is welis-waar werkzaam bij de afdeling front office, maar zij heeft geen direct contact met patiënten.
Haar werkzaamheden behelzen het uittypen van OK-verslagen en polikliniekbrieven, welke zijn ingesproken op een bandje. Ook werkt [eiseres] niet volgens een rooster. Tevens werkt [eiseres] ook nu niet altijd drie keer 8 uur per week; ze deelt in overleg haar uren regelmatig anders in, verricht indien nodig overwerk, en dat wordt nooit als een probleem ervaren.
Ook dit verzoek is uiteindelijk bij brief van 28 juni 2007 door MediNova afgewezen.
Klein Rosendael voert verweer. Zij betwist het bestaan van een toezegging die zou zijn gedaan tijdens het sollicitatiegesprek inhoudende dat [eiseres] haar uren flexibel kan indelen. Wanneer dit zo belangrijk voor [eiseres] is, had deze toezegging in haar arbeidscontract moeten staan. Dat is niet het geval. Klein Rosendael stelt dat [eiseres] meer dan drie jaar na indiensttreding geen rechten kan ontlenen aan een tijdens een sollicitatiegesprek gedane uitlating. Klein Rosendael maakt samen met nog twee andere klinieken deel uit van het MediNova concern. Dat voert voor alle klinieken één uniform beleid. Dit beleid is afgestemd op de visie dat een uniforme strategie en het daarop te voeren beleid, efficiency en effectiviteit in de totaliteit van de organisatie verhogen. Flexibele werktijden passen niet binnen dit beleid. Afwijking van dit beleid zou tot gevolg hebben dat iedere werknemer binnen MediNova vanwege privé-redenen zijn eigen werktijd zou kunnen indelen. Dit kan in alle redelijkheid niet van Klein Rosendael worden gevergd. Daarom hanteert Klein Rosendael binnen dit uniforme beleid voor iedereen hetzelfde uitgangspunt, namelijk een 8-urige werkdag. Klein Rosendael stelt zich dan ook op het standpunt dat zij uniforme beleid boven het belang van [eiseres] kan laten prevaleren en daarmee in overeenstemming handelt met de eisen van de redelijkheid en billijkheid.
Mede om precedentwerking te voorkomen, kan zij het verzoek van [eiseres] niet honoreren.
Klein Rosendael stelt dat de verhuizing van [eiseres] naar Duitsland een vrije keus is in haar privé-sfeer en dat alle gevolgen hiervan volledig voor risico van [eiseres] zijn. Met betrekking tot het ophalen van de kinderen van school stelt Klein Rosendael voor dat naschoolse opvang in combinatie met vroege diensten voor [eiseres] wellicht een oplossing kan bieden. Voorts stelt Klein Rosendael dat [eiseres] geen spoedeisend belang heeft bij haar vorderingen en om die reden dan ook niet ontvankelijk is in haar vorderingen.
De beoordeling
Het spoedeisende belang van [eiseres] bij de vordering blijkt uit de omstandigheden dat zij reeds is verhuisd naar Duitsland en de scholen inmiddels zijn begonnen.
Deze omstandigheden houden nauw verband met de onderhavige vordering.
Met betrekking tot de inhoudelijke kant van de zaak wordt voorop gesteld dat een procedure als deze zich niet leent voor nadere bewijsvoering, zodat op een aantal punten een inschatting moet worden gemaakt. Vervolgens moet op basis van de inschattingen en hetgeen op dit moment vaststaat worden beoordeeld of de vordering in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft dat het toewijzen daarvan bij wege van voorlopige voorziening gerechtvaardigd is.
De kantonrechter zal deze kwestie mede beoordelen in het licht van het door de overheid uitgedragen beleid dat het als een maatschappelijk belang moet worden aangemerkt dat vrouwen met kinderen een baan met de thuissituatie kunnen combineren. Voor een deel heeft dit beleid zijn neerslag gevonden in wetgeving, met name in de Wet Aanpassing Arbeidsduur (Wet van 19 februari 2000, Stb. 200, 114). Strikt genomen is deze wet in dit geval niet van toepassing omdat het niet gaat om een verzoek tot aanpassing van de arbeidsduur ([eiseres] werkt 24 uur per week en wil 24 uur per week blijven werken), maar in de aan de kantonrechter voorgelegde situatie zijn voldoende aanknopingspunten te vinden voor een analoge toepassing van de in die wet vastgelegde criteria, ook al heeft [eiseres] daar niet met zoveel woorden een beroep op gedaan. Daarbij wordt met name gedoeld op het bepaalde in artikel 2 lid 6, luidende:
De werkgever stelt de spreiding van de uren vast overeenkomstig de wensen van de werknemer. De werkgever kan de gewenste spreiding van de uren wijzigen, indien hij daarbij een zodanig belang heeft dat de wens van de werknemer daarvoor naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid moeten wijken.
Hierbij spelen de persoonlijke omstandigheden van de werknemer mede een rol, gelet ook op het bepaalde in artikel 4:1 lid 1 van de Arbeidstijdenwet (Wet van 23 november 1995, Stb. 598, laatstelijk gewijzigd bij de Wet van 30 juni 2005, Stb. 370), luidende:
De werkgever voert een zo goed mogelijk beleid ter zake van arbeids- en rusttijden van de werknemers, en houdt daarbij, voor zover dat redelijkerwijs van hem gevergd kan worden, rekening met de persoonlijke omstandigheden van de werknemers……………….
Met inachtneming van dit kader komt het in dit geval neer op een afweging van het belang van de werkgever, Klein Rosendael, tegen het belang van de werknemer, [eiseres]. Die belangenafweging wordt, naast de redelijkheid en de billijkheid, mede beheerst door normen van goed werkgeverschap en goed werknemerschap.
Dat houdt op voorhand in dat een verzoek tot aanpassing c.q. spreiding van de arbeidstijd niet kan worden afgewezen met een enkele verwijzing naar een beleid dat gericht is op uniformering van de bedrijfsprocessen in het belang van de efficiency en de effectiviteit, zelfs niet als dat beleid met de ondernemingsraad is besproken en is vastgelegd in een personeelsreglement (waarover later meer). De heer [Y] heeft dit ook wel degelijk beseft, gelet op het tweede deel van zijn brief van 7 mei 2007 waarin hij het verzoek van [eiseres] afwijst. Alleen is zijn motivering ten enenmale onvoldoende: hij erkent dat de spreiding van de arbeidsuren een kwestie is van onderling overleg en van afweging van belangen, maar wijst dan het verzoek af met een verwijzing naar het beleid.
In de Personeelsgids van MediNova staat onder paragraaf 3.1 vermeld dat werktijden in onderling overleg worden vastgesteld, waarbij een gemiddelde werkdag 8 uur telt, exclusief genoten (lunch)pauzes. De laatste alinea van deze bepaling luidt:
Alle regelingen die in deze personeelsgids zijn opgenomen worden naar rato berekend bij een parttime dienstverband.
Gelet op het gebruik van de begrippen in onderling overleg, gemiddeld en naar rato valt niet in te zien hoe een afwijzing van het verzoek van [eiseres] kan worden gebaseerd op een verwijzing naar deze bepaling in de Personeelsgids. De bewoording duidt juist op een afspraak over de arbeidstijden per individuele situatie, waarbij rekening wordt gehouden met alle omstandigheden van het geval. Wijzigingen in de arbeidstijden zullen derhalve ook in overleg tussen werkgever en werknemer moeten worden vastgesteld.
Nu het aankomt op de belangenafweging wordt het volgende overwogen.
De kantonrechter is van oordeel dat [eiseres] voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat tijdens haar sollicitatieprocedure de toezegging is gedaan dat zij haar werkuren flexibel zou kunnen indelen. Deze stelling wordt niet alleen ondersteund door haar verklaringen van haar collega’s, maar is ook in overeenstemming met de bewoording van de Personeelsgids.
Ook heeft [eiseres] voldoende aannemelijk gemaakt dat de inhoud van haar werkzaamheden geen belemmering vormen om haar uren te spreiden over vier dagen per week. Ook dit wordt mede ondersteund door verklaringen van haar collega’s. Tevens draait [eiseres] niet mee in een rooster en haar werkzaamheden interfereren niet met die van (andere) collega’s waardoor eventuele problemen in de continuïteit zouden kunnen ontstaan. [eiseres] heeft zich bereid verklaard in voorkomende gevallen over te werken, zoals zij in het verleden ook wel heeft gedaan.
Goed werkgeverschap houdt mede in dat een redelijk verzoek van de werknemer wordt gehonoreerd tenzij dit op grond van belangen aan de zijde van de werkgever in redelijkheid niet van de werkgever kan worden gevergd. Klein Rosendael geeft aan dat de kliniek ervoor kiest een bepaald beleid te allen tijde te handhaven. Dit beleid houdt in dat uren niet flexibel zijn in te delen, ook niet in overleg. De kantonrechter is van oordeel dat handhaving van dit beleid in dit individuele geval, zonder belangenafweging, niet redelijk is ten opzichte van [eiseres]. De kantonrechter is van oordeel dat het wel toestaan aan [eiseres] om haar werk uren te spreiden over 4 dagen per week op zich geen precedentwerking heeft, nu elk verzoek individueel beoordeeld dient te worden aan de hand van de omstandigheden van elk specifiek geval. Op geen enkele wijze is door Klein Rosendael aannemelijk gemaakt dat eventuele bezwaren die aan de keuze van [eiseres] vast zitten niet op eenvoudige wijze opgelost kunnen worden, zeker gezien het feit dat het gaat om vaste, niet willekeurige werktijden.
Aan dit alles doet niet af dat [eiseres] eventueel ook de mogelijkheid zou hebben gebruik te maken van buitenschoolse kinderopvang en/of een extra vroeg begintijdstip om haar werkzaamheden (op 3 dagen) te beginnen. Nu Klein Rosendael kennelijk de belangen van [eiseres] ondergeschikt maakt aan haar beleid ligt het niet op de weg van Klein Rosendael om [eiseres] te dwingen gebruik te maken van eventuele alternatieve mogelijkheden om voor haar kinderen te zorgen.
De kantonrechter zal de vordering op dit punt dan ook toewijzen en stelt daarbij de termijn waarop het verzoek moet worden ingewilligd op 3 dagen na betekening van dit vonnis en de dwangsom op € 250,00 per dag met een maximum van € 10.000,00.
Aannemelijk is dat [eiseres] kosten voor buitengerechtelijke werkzaamheden heeft gemaakt.
Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke kosten is in overeenstemming met de gebruikelijke en redelijke tarieven en wordt daarom toegewezen.
Het verweer van Klein Rosendael dat de rechtsbijstandverzekering de kosten zal dragen, dient op grond van Rapport Voor-werk II buiten beschouwing te blijven.
Klein Rosendael wordt in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten dragen.
De beslissing
De kantonrechter
veroordeelt Klein Rosendael om [eiseres] binnen drie dagen na betekening van dit vonnis de mogelijkheid te bieden om 24 uur over vier dagen per week te spreiden, op straffe van een dwangsom van € 250,00 per dag met een maximum van € 10.000,00;
veroordeelt Klein Rosendael aan [eiseres] te betalen een bedrag ad € 200,00;
veroordeelt Klein Rosendael in de proceskosten, tot deze uitspraak aan de kant van [eiseres] begroot op € 84,31 aan dagvaardingskosten, € 106,00 aan vastrecht en € 400,00 aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. H.J.T. Blom en in het openbaar uitgesproken op