Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB4539

Datum uitspraak2007-09-28
Datum gepubliceerd2007-10-01
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers06/6722 WAZ
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verzet ongegrond. Niet verschoonbare termijnoverschrijding.


Uitspraak

06/6722 WAZ Centrale Raad van Beroep Meervoudige kamer U I T S P R A A K als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep van: [appellant] (hierna: appellant), tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 12 oktober 2006, 05/4353 (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen: appellant en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv). Datum uitspraak: 28 september 2007 I. PROCESVERLOOP Bij uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet van 10 april 2007 heeft de Raad het door appellant ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard. Tegen de uitspraak van de Raad van 10 april 2007 heeft appellant verzet gedaan. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 augustus 2007 waar appellant in persoon is verschenen en waar het Uwv zich - met voorafgaand bericht - niet heeft laten vertegenwoordigen. II. OVERWEGINGEN De uitspraak van de Raad van 10 april 2007 berust hierop, dat het hoger beroepschrift, gedateerd 22 oktober 2006, op 28 november 2006 door de Raad is ontvangen en dat niet aannemelijk is gemaakt dat dit hoger beroepschrift binnen de daartoe gestelde hoger beroepstermijn van zes weken, te weten uiterlijk op 24 november 2006 ter post is aangeboden. In het verzetschrift en ter zitting heeft appellant aangegeven dat het met zijn zwakke handen vanwege de reuma lastig is geweest het hoger beroepschrift op te stellen. Appellant heeft het hoger beroepschrift beetje bij beetje opgesteld en daarna verzonden. Tevens heeft appellant, in verband met zijn groeiende depressiviteit en lastige situatie, gewacht met de afronding en het opsturen van het hoger beroepschrift tot na zijn bezoek aan de psychiater op 19 november 2006 in de hoop hieraan voor zijn hoger beroep iets te kunnen ontlenen. Ter zitting heeft appellant nog aangegeven dat hij het beroepschrift op 22 november 2007 ter post heeft bezorgd. Navraag bij het postkantoor geeft, aldus appellant, aan dat het niet onwaarschijnlijk is dat een poststuk er langer dan een dag over kan doen om op de bestemming te komen. De Raad oordeelt als volgt. Zoals in de uitspraak van de rechtbank duidelijk is aangegeven, bedraagt de termijn voor het indienen van een beroepschrift zes weken. De uitspraak van de rechtbank is op 13 oktober 2006 aan partijen verzonden, zodat de termijn voor het instellen van hoger beroep op 14 oktober 2006 is aangevangen en derhalve op 24 november 2006 is geƫindigd. De Raad volgt appellant niet in diens stelling dat hij het hoger beroepschrift reeds op 22 november 2006 ter post heeft bezorgd. Ingevolge vaste jurisprudentie van de Raad geldt de datumstempel van het postkantoor als bewijs dat een poststuk ter post is bezorgd. Blijkens het poststempel is het hoger beroepschrift op 27 november 2007, anders dan appellant stelt, ter post bezorgd, derhalve na afloop van de daartoe geldende termijn. De door appellant ter verontschuldiging van de termijnoverschrijding opgegeven redenen leiden de Raad niet tot het oordeel dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is. Met name is onvoldoende gebleken dat appellant buiten staat is geweest de gehele in dit geding relevante periode zijn belangen te behartigen of te doen behartigen. Ten slotte overweegt de Raad dat appellant ter sauvering van de beroepstermijn een voorlopig beroepschrift per post of per fax had kunnen (laten) indienen. Gelet op het voorgaande dient het verzet ongegrond te worden verklaard. Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep; Recht doende: Verklaart het verzet ongegrond. Deze uitspraak is gedaan door J.W. Schuttel als voorzitter, en R.C. Stam en J.P.M. Zeijen als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van S. Sweep als griffier, uitgesproken in het openbaar op 28 september 2007. (get.) D.J. van der Vos. (get.) S. Sweep. TM