Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB4529

Datum uitspraak2007-09-14
Datum gepubliceerd2007-09-28
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRechtbank Utrecht
ZaaknummersSBR 07/2244
Statusgepubliceerd
SectorVoorzieningenrechter


Indicatie

De voorzieningenrechter moet ambtshalve toetsen of verzoeker als belanghebbende in de zin van de Awb kan worden aangemerkt. Daarbij is niet van belang dat verweerder verzoeker als belanghebbende heeft aangemerkt. Op foto's die tijdens de zitting zijn overgelegd is te zien dat er sprake is van dichte en hoge begroeiing waardoor verzoerk weinig tot geen zicht zal hebben op het bouwplan. Gelet hierop en op de geringe ruimtelijke uitstraling van het bouwplan is de voorzieningenrehcter dat door het bestreden besluit geen persoonlijk, van andere omwonenden te onderscheiden, belang van verzoeker wordt geraakt. De bezwaren die verzoeker met betrekking tot de aard van het bedrijf heeft aangevoerd kunnen evenmin tot de conclusie leiden dat verzoeker aangemerkt moet worden als belanghebbende. Verzoeker niet kan worden aangemerkt als belanghebbende in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb.


Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT Sector bestuursrecht zaaknummer: SBR 07/2244 uitspraak van de voorzieningenrechter van 14 september 2007 inzake [verzoeker] wonende te Zeist, verzoeker, tegen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zeist, verweerder. Inleiding 1.1 Het verzoek heeft betrekking op het besluit van 5 juli 2007, waarbij eisers bezwaar tegen het besluit van verweerder van 24 augustus 2006 gedeeltelijk gegrond is verklaard. Bij laatstgenoemd besluit is aan [belanghebbende] (hierna: vergunninghouder) met toepassing van artikel 19, derde lid, van de Wet op de ruimtelijke ordening (WRO) een reguliere bouwvergunning verleend voor het gedeeltelijk veranderen/vernieuwen en vergroten van een woning met rouwcentrum op het perceel [adres] (hierna: het perceel). Tevens heeft verweerder het besluit van 24 augustus 2006 herroepen, in die zin dat op grond van artikel 19, derde lid van de WRO, in samenhang met artikel 20, eerste lid aanhef, onder a, sub 3, van het Besluit op de Ruimtelijke Ordening (Bro) vrijstelling is verleend van het bestemmingsplan 'Uitbreidingsplan 1937'. 1.2 Het verzoek is op 31 augustus 2007 ter zitting behandeld, waar eiser in persoon is verschenen, bijgestaan door mr. I.M. Koopman. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. P. Huiszoon, werkzaam bij de gemeente Zeist. Namens vergunninghouder zijn [belanghebbende] ter zitting verschenen, bijgestaan door mr. R.J.H. Minkhorst, advocaat te Nijmegen. Overwegingen 2.1 Ingevolge artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. 2.2 In artikel 8:86, eerste lid, van de Awb is voorts bepaald dat, indien het verzoek om een voorlopige voorziening wordt gedaan indien beroep bij de rechtbank is ingesteld en de voorzieningenrechter van oordeel is dat na de zitting nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak, deze onmiddellijk uitspraak kan doen in de hoofdzaak. Nu de rechtbank heeft geconstateerd dat naast verzoeker nog twee andere personen beroep hebben ingesteld tegen het onderhavige bouwplan acht de rechtbank het wenselijk het door verzoeker ingestelde beroep (geregistreerd onder SBR 07/2243) tegelijk met de andere beroepen te behandelen. Het gaat om de beroepen van [eiser] (SBR 07/21625) en [eiseres] (SBR 07/2180). De rechtbank zal dan ook geen toepassing geven aan artikel 8:86, eerste lid, van de Awb. 2.3 Ter zitting heeft vergunninghouder zich op het standpunt gesteld dat verzoeker geen belanghebbende is in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb, omdat hij geen zicht heeft op het perceel waarop het bouwplan zal worden gerealiseerd. 2.4 Verzoeker heeft daartegen aangevoerd dat, nu verweerder hem als belanghebbende heeft aangemerkt, hij ook als zodanig door de voorzieningenrechter beschouwd dient te worden. Dat hij geen zicht heeft op het perceel waarop wordt gebouwd doet volgens hem niet terzake. Zijn bezwaren zijn immers niet gericht op het uitzicht maar hebben betrekking op de onveilige verkeerssituatie en de parkeeroverlast die door het rouwcentrum zullen ontstaan. Daarnaast heeft hij bezwaren tegen de aard van het bedrijf, die hij zeer deprimerend vindt. 2.5 Allereerst merkt de voorzieningenrechter op dat het feit dat verweerder verzoeker als belanghebbende heeft aangemerkt niet betekent dat de voorzieningenrechter (en de rechtbank) hier geen eigen oordeel over dienen te vormen. De voorzieningrechter moet ambtshalve toetsen of verzoeker als belanghebbende in de zin van de Awb aangemerkt kan worden. Daartoe overweegt de voorzieningenrechter als volgt. 2.6 Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Awb wordt onder belanghebbende verstaan degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. Om belanghebbende te zijn bij een besluit tot verlening van een bouwvergunning, dient ingevolge vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRS) diegene een belang te hebben dat hem persoonlijk aangaat en dat hem in voldoende mate onderscheidt van anderen. In de regel kan bij besluiten over bouwvergunningen slechts als belanghebbende worden aangemerkt degene die op een beperkte afstand woont van het perceel of vanuit zijn woning daarop (direct) zicht heeft. 2.7 Ter zitting is een aantal foto's overgelegd waarop de voorzieningenrechter heeft kunnen zien dat tussen het perceel waarop het bouwplan betrekking heeft en het perceel van verzoeker zich nog een aantal ruime percelen bevindt. Tevens is op de foto's te zien dat er sprake is van dichte en hoge begroeiing op de percelen, waardoor verzoeker weinig tot geen zicht zal hebben op het bouwplan. Verzoeker heeft dit niet betwist. Wel heeft hij gesteld dat hij staande bij de aansluiting van zijn perceel op de straat het perceel van het rouwcentrum zou kunnen zien. 2.8 De voorzieningenrechter stelt voorts vast dat het bouwplan een relatief geringe ruimtelijke uitstraling heeft. Het rouwcentrum is bedoeld als dependance van de vestiging in Bilthoven van het bedrijf van vergunninghouders. De verwachting is dat er hooguit drie keer per week een uitvaart wordt verzocht vanuit het rouwcentrum. 2.9 Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is de rechtbank van oordeel dat door het bestreden besluit geen persoonlijk, van andere omwonenden te onderscheiden, belang van verzoeker wordt geraakt. De bezwaren die verzoeker met betrekking tot de aard van het bedrijf heeft aangevoerd kunnen evenmin tot de conclusie leiden dat verzoeker aangemerkt moet worden als belanghebbende. Er is ook in zoverre niet gebleken van een persoonlijk belang van eiser dat hem in voldoende mate van anderen onderscheidt. 2.10 Uit het voorgaande volgt dat verzoeker niet kan worden aangemerkt als belanghebbende in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb, zodat zijn bezwaarschrift naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet-ontvankelijk had moeten worden verklaard door verweerder. 2.11 Gelet op het voorgaande ziet de voorzieningrechter geen aanleiding tot het treffen van een voorlopige voorziening. Verweerder zal dan ook niet worden veroordeeld in de proceskosten. Beslissing De voorzieningenrechter: wijst het verzoek om voorlopige voorziening af. Aldus vastgesteld door mr. drs. R. in 't Veld en in het openbaar uitgesproken op 14 september 2007. De griffier: De voorzieningenrechter: mr. G. Delissen mr. drs. R. in 't Veld Afschrift verzonden op: Tegen de beslissing op beroep staat, binnen zes weken na de dag van verzending hiervan, voor belanghebbenden hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag. Let wel Ook als u in deze uitspraak (gedeeltelijk) in het gelijk bent gesteld, kan het van belang zijn hoger beroep in te stellen voor zover de voorzieningenrechter gronden uitdrukkelijk en zonder voorbehoud heeft verworpen en u daar niet in wilt berusten. Zaaknummer: SBR 07/2244 blad 3