Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB4475

Datum uitspraak2007-08-03
Datum gepubliceerd2007-09-27
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Gravenhage
Zaaknummers06/302
Statusgepubliceerd


Indicatie

Huurrecht. Uitleg van een - na het einde van de huurovereenkomst - gesloten overeenkomst met betrekking tot de oplevering van het gehuurde (diverse zaken mochten daarin worden achtergelaten) en de aanvullende cq beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid daarbij.


Uitspraak

Uitspraak: 3 augustus 2007 Rolnummer: 06/302 Zaaknummer rechtbank: 05-3682 HET GERECHTSHOF TE ’S-GRAVENHAGE, negende civiele kamer, heeft het volgende arrest gewezen in de zaak van de publiekrechtelijke rechtspersoon CENTRALE ORGANISATIE WERK EN INKOMEN, gevestigd te Amsterdam, appellante, hierna te noemen: CWI, procureur: mr. H.J.A. Knijff, tegen STICHTING SPOORWEGPENSIOENFONDS, gevestigd te Utrecht, geïntimeerde, hierna te noemen: SPF, procureur: mr. J.N. de Blécourt. Het verloop van het geding Bij exploot van 21 februari 2006 is CWI in hoger beroep gekomen van het vonnis van 24 november 2005 van de rechtbank 's-Gravenhage, sector kanton, locatie Delft, ge¬wezen tussen partijen. Bij memorie van grieven heeft CWI drie grieven tegen het vonnis aangevoerd, die door SPF bij memorie van antwoord (met producties) zijn bestreden. Op 29 juni 2007 hebben partijen hun standpunten mondeling doen toelichten, CWI door mr. C.E. Schouten, advocaat te Amsterdam, en SPF door mr. J.H. van der Vel¬den, advocaat te Utrecht, ieder onder overlegging van pleitnotities. Tot slot hebben partijen - op basis van de pleidooidossiers aangevuld met de pleitno¬ti¬ties - arrest gevraagd. De beoordeling 1. Het hof gaat uit van de feiten zoals die door de rechtbank in het bestreden vonnis sub 1.1 t/m 1.11, 1.12, eerste volzin, en 1.13 zijn vastgesteld, nu die als zodanig in hoger beroep niet worden bestreden. 2. Het gaat, kort gezegd, om het volgende. 2.1. CWI heeft tot en met 31 januari 2003 van SPF kan¬toorruimte gehuurd (…) hierna: het gehuurde). Artikel 8 van de huurovereenkomst luidt: "1. Bij oplevering van het gehuurde zijn partijen verplicht een proces-verbaal van opleve¬ring op te stellen en te ondertekenen, waarin opgenomen de staat waarin het ge¬huur¬de zich bevindt (bijlage II). 2. Bij wederoplevering door huurder aan verhuurder van het gehuurde zijn partijen ver¬plicht een proces-verbaal van wederoplevering te doen maken en te onderteke¬nen. 3. huurder is verplicht de uit de beide processen-verbaal genoemd in de vorige leden, blijkende verschillen in goede staat te herstellen of te vernieuwen, voor zover daarbij geen sprake is van normale slijtage of veroudering." 2.2. CWI heeft in het gehuurde aan aantal zaken aangebracht, waaronder bekabe¬ling en systeemwanden (hierna: het inbouwpakket). Tijdens opname van het gehuur¬de in januari 2003 heeft CWI ge¬vraagd of zij het inbouwpakket in het ge¬huur¬de mocht ach¬ter¬laten totdat een nieuwe huurder zou zijn gevonden. 2.3. Volgens een door Chrimako B.V. (hierna: Chrimako) op verzoek van SPF in janu¬ari 2003 uitgebrachte offerte voor de verwij¬dering van het inbouwpakket zouden de kos¬¬ten daarvan neerkomen op € 211.000,=. 2.4. De beheerder van het gehuurde heeft op het hierboven sub 2.2. bedoelde ver¬zoek van CWI bij brief van 5 februari 2003 geant¬woord: "(…) Tijdens de inspectie van het pand is aangegeven dat de CWI de vloerbedekking, systeem¬wanden, databekabeling e.d. en zonwering binnen het pand wil achterlaten totdat een op¬vol¬gend huurder bekend is. Wij kunnen instemmen met deze oplevering mits: • de ruimte binnen een maand na eerste verzoek van verhuurder alsnog in originele staat wordt opgeleverd; • indien gewenst CWI de genoemde voorzieningen om niet zal achterlaten aan opvol¬gend huurder; • CWI alsnog het pand in de originele staat terugbrengt indien voor 1 september 2003 geen huurder is gevonden; • ter meerdere zekerheid van eigenaresse voor 1 februari 2003 door de CWI een bank¬ga¬ran¬tie zal worden verstrekt van € 38.000,--; (…)" CWI heeft hiermee ingestemd. 2.5. Naar aanleiding voormelde offerte van Chrimako is van de kant van CWI bij Aan¬ne¬mings¬bedrijf E.J. Bouw¬meester B.V. (hierna: Bouw¬meester) een offerte gevraagd voor de verwijde¬ring van het in¬bouw¬¬pak¬ket. Bouwmeester heeft die kosten begroot op € 90.853,69 ex¬clu¬sief BTW. De huis¬vestingsadviseur van CWI heeft die offerte met een door CWI op 10 juli 2003 ontvangen begeleidende brief aan CWI doen toekomen. In die brief wordt meege¬deeld dat CWI er reke¬ning mee moest houden dat die kosten 10% hoger zou¬den uit¬vallen in verband met een aantal op dat moment nog moeilijk te schatten werk¬zaam¬heden, waar¬door het benodigde budget op € 99.939,= ex¬clu¬sief BTW zou neerkomen. Bouwmeester ging bij haar of¬fer¬te - anders dan Chrimako - uit van her¬ge¬bruik van een aantal te verwijderen materi¬a¬len door derden/klanten van Bouw¬¬mees¬ter. 2.6. (De vertegenwoordigers van) partijen hebben op 11 juli 2003 nader overleg ge¬voerd over de wijze en de termijn van oplevering. SPF heeft daarbij voorgesteld dat CWI een aantal door haar aangebrachte voorzieningen in het gehuurde zou achterla¬ten te¬gen betaling van een vergoeding aan SPF. In het e-mailbericht van 11 juli 2003 dat naar aanleiding van die bespreking door de vertegenwoordiger van CWI aan die van SPF is ge¬zonden, is als volgt vermeld: "1. SPF Beheer heeft als gewijzigd voorstel dat een aantal onderdelen van de inrichting van het CWI in het pand aanwezig mogen blijven. (…) Dit vergroot de verhuurbaarheid van het pand. Een voordeel voor de eigenaar. 2. Hiermee neemt SPF een risico op zich, maar ze gaat er van uit dat de verhuurbaarheid van het pand hiermee wordt vergroot. SPF geeft aan hier een financiële vergoeding van het CWI voor te vragen. SVD geeft aan dit eerst met het CWI te willen bespreken. Dit is op dit moment lastig aangezien we middenin een vakantie periode zitten. Hoogte van de financiële vergoe¬ding is moeilijk in te schatten. (…) [De vertegenwoordiger van CWI] merkt ten slotte op dat er twee voorbehouden zijn te maken: 1. Bovenstaande is nog niet met het CWI besproken. (…) 2. Er moet een duidelijk financieel voordeel worden gehaald door het CWI. SPF en Dynamis ABC [hof: de vertegenwoordiger van SPF] gaan akkoord met bovenstaande voorbehouden." SPF heeft tijdens overleg op 7 augustus 2003 voorgesteld dat CWI de huidige inrich¬ting zal laten zitten en dat de door CWI aan SPF te betalen ver¬goeding zal overeen¬ko¬men met de kosten van verwijdering van het inbouwpakket. 2.7. De vertegenwoordiger van CWI heeft bij brief van 12 augustus 2003 aan de ver¬tegenwoordiger van SPF onder meer bericht: "Een compensatievergoeding is uiteraard alleen aan de orde indien de nieuwe huurder de huidige inrichting niet wenst over te nemen. Indien de nieuwe huurder bereid is om geld te betalen voor de bestaande inrichting, dan dient het CWI hier uiteraard ook van te profiteren." 2.8. De vertegenwoordiger van SPF heeft hierop bij brief van 3 oktober 2003 ge¬ant¬woord: "(…) SPF Beheer is bereid om een afkoopsom te treffen onder de navolgende voorwaarden: 1. CWI betaalt aan SPF Beheer een compensatievergoeding ter grootte van € 175.000,-- te vermeerderen met BTW en 5% begeleidingskosten; 2. Indien een opvolgend huurder een vergoeding zal betalen voor de overname van de aanwezige vaste inrichting, zal dit bedrag voor 100% aan CWI worden terugbetaald; 3. Kosten van herstelwerkzaamheden aan het gehuurde zullen separaat aan het CWI in rekening worden gebracht. (…)" 2.9. Daarop heeft CWI bij brief van 3 november 2003 een tegenvoorstel gedaan: "(…) • Het CWI heeft op 10 februari 2003 een open begroting ontvangen van Aannemings¬be¬drijf E.J. Bouwmeester B.V. uit Rotterdam voor het verwijderen van het inbouwpakket (…) Zie bijlage bij deze brief. De totale kosten bedragen € 90.853,69 exclusief BTW. Het CWI is bereid om aan SPF Beheer B.V. dit bedrag te betalen voor het ontmante¬len van voornoemd gebouw vermeerderd met 5% begeleidingskosten. Dit betekent een totaal bedrag van maximaal € 113.521,- incl. BTW. Eventuele prijsverhogingen zijn voor rekening van SPF Beheer. • Indien een opvolgend huurder een vergoeding zal betalen voor de overname van de aanwezige vaste inrichting, zal dit bedrag voor 100% aan CWI worden terugbetaald. • Kosten voor herstelwerkzaamheden worden niet vergoed door CWI behoudens de za¬ken die reeds genoemd worden in de offerte van Bouwmeester. Omdat het CWI het voor de heroplevering gereserveerde geld in dit jaar moet hebben ge¬bruikt, is er haast geboden bij uw reactie. Rekening houdend met de uitvoeringstijd van de aan¬nemer vragen wij u daarom uiterlijk vrijdag 7 november a.s. uitsluitsel te geven. (…)" 2.10. In de faxbrief van SPF aan de gemachtigde van CWI van 7 november 2003 is onder meer opgenomen: "Wij hebben de door u opgevraagde offerte van Aannemingsbedrijf E.J. Bouwmeester bv bestudeerd en zijn tot de volgende conclusies gekomen: • In de offerte is veelvuldig met posten gewerkt, welke voor ons te ondoorzichtig zijn; • Voorts zijn wij van mening dat niet alle onderwerpen die in de opnamestaat zijn op¬ge¬nomen zijn, zijn geoffreerd. Dit betreft onder meer de bekabeling in de kabelgoten, het egaliseren van de vloeren. Tevens wordt volgens de omschrijving van de aannemer het souterrain niet volledig leeggemaakt; • In de offerte is geen post opgenomen voor het afvoeren van restafval (containers e.d.); • Verder wordt niet gesproken over het dichtmaken van de vloersparingen van de keu¬kenafzuiginstallatie. Zoals hierboven aangegeven geeft de offerte naar onze mening geen reëel beeld van de te maken kosten. En moeten meer werkzaamheden worden verricht dan nu is aangegeven." 2.11. Nadat het hierboven sub 2.9. bedoelde voorstel in verband met de hoogte van de door CWI aan SPF te be¬ta¬len vergoeding door SPF was verworpen en CWI had aangekondigd tot ontman¬te¬ling te zullen overgaan, is in rechtstreeks overleg tussen par¬tijen alsnog overeenstemming bereikt over een regeling. Deze is vastgelegd in een brief van 19 november 2003 van de vertegenwoordiger van CWI aan SPF: "(…) 1. Het CWI mag het pand heropleveren in de huidige staat en betaald daarvoor aan de eigenaar SPF Beheer B.V. een bedrag van € 100.000,- excl. BTW en excl. 5% admi¬nistratiekosten. Dit betekent dat het CWI totaal een bedrag aan SPF Beheer BV be¬taalt van € 124.950,-- (…) Met het betalen van dit bedrag heeft CWI aan alle verplic¬h¬tin¬gen inzake de [...] voldaan. 2. Indien een opvolgend huurder een vergoeding zal betalen voor de overname van de aanwezige vaste inrichting, zal dit bedrag voor 100% aan het CWI worden terug¬be¬taald. Wij verzoeken u dan ook om zodra er een huurder bekend is dit aan het CWI te melden, alsmede inzicht in de gemaakte afspraken met de nieuwe huurder te ver¬schaf¬fen. Wij verzoeken u om de factuur uiterlijk 15 december in te dienen (…), zodat de factuur dit jaar nog be¬taald kan worden. (…)" 2.11. SPF heeft CWI een factuur, gedateerd op 4 december 2003, doen toekomen voor het overeengekomen bedrag van € 124.950,= voor "Afkoopsom verwijderen wan¬¬den/interieur", welke door CWI is voldaan. 2.12. SPF heeft in het voorjaar van 2004 het gehuurde - zonder dat het inbouwpakket is verwijderd - opnieuw verhuurd: aan Stichting Parnassia: ca. 3.213 m² kantoorruimte, inclusief een aandeel in de algemene ruimte, gelegen op het souterrain, begane grond, eerste en tweede verdieping, alsmede 60 parkeer¬plaat¬sen op het bijbehorende parkeerterrein; dit betreft een op 1 augustus 2004 ingegane overeenkomst voor vijf jaar, die behou¬dens opzegging telkens met vijf jaar wordt verlengd, met de afspraak dat de eerste negen maanden geen huur en alleen servicekosten verschuldigd zijn; in artikel 8.4. "Opleveringsniveau" is onder meer opgenomen: "(…) Het aanwezige inbouwpakket wordt door verhuurder om niet aan huurder overgedragen. (…) Huurder zal bij wederoplevering aan het einde van de huurovereenkomst de in het gehuurde aangebrachte inrichting (scheidingswanden, vloerbedekking, patchkasten en databekabeling) verwijderen, tenzij huurder en verhuurder op het moment van oplevering bij einde huur anders overeenkomen. (…)" aan de Staat der Nederlanden: ca. 994 m² kantoorruimte op de 3e etage, alsmede 10 parkeerplaatsen; dit betreft een op 1 juli 2004 ingegane overeenkomst voor 18 maanden, met het recht voor de huurder deze eenmalig voor zes maanden te verlengen; deze overeenkomst is inmiddels geëindigd; artikel 3 van de betreffende afspraken luidt: "De oplevering van het gehuurde door verhuurder geschiedt met systeemplafonds met geïnte¬greerde verlichtingsarmaturen, de aanwezige scheidingswanden, vloerbedekking en overige aanwezige zaken. De aanwezige scheidingswanden, vloerbedekking en overige aanwezige za¬ken kunnen aan het einde van de huurovereenkomst door huurder worden achtergelaten (…) indien en voor zover deze zaken onbeschadigd zijn en zich in een goede conditie bevin¬den. (…)" 2.13. In eerste aanleg vorderde CWI veroordeling van SPF om haar € 124.950,=, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 februari 2005, alsmede de proceskos¬ten, te voldoen. De rechtbank heeft de vorderingen afgewezen en CWI in de proces¬kos¬ten ver¬oordeeld. 3. Met de grieven en de toelichting daarop wordt het geschil door CWI in volle om¬vang aan het hof voorgelegd. De grieven lenen zich voor gezamenlijk behandeling. 4. Het onderhavige geschil betreft in de kern de uitleg van de tussen partijen ge¬maakte afspra¬ken. 4.1. Volgens CWI houden de gemaakte afspraken in dat zij recht heeft op terugbeta¬ling van het ge¬¬hele door haar betaalde bedrag van € 124.950,= indien SPF - zoals in casu het ge¬val is - het gehuurde heeft verhuurd zonder eerst het inbouwpakket te heb¬¬ben hoe¬ven verwij¬deren. Su¬bsidiair stelt CWI dat de gemaakte afspraken meebrengen dat zij recht heeft op te¬rug¬¬be¬taling van het gehele voormelde bedrag nu het inbouw¬pak¬ket de ver¬huur¬¬baar¬heid van het gehuurde heeft bevorderd en voorts de verwijderings¬ver¬¬plichting ten aan¬zien van het inbouwpakket krachtens de tussen SPF en Parnassia gemaakte afspra¬ken op laatstgenoemde is komen te rusten. Dit betreft het grootste ge¬deelte van het gehuur¬de, zodat ook het leeuwendeel van de kosten van het op enig moment mo¬ge¬lijk als¬nog verwijderen van het inbouwpak¬ket niet meer ten laste van SPF komen. CWI verwijst daartoe onder meer naar hetgeen van haar kant is verwoord in de hier¬bo¬ven sub 2.7. bedoelde brief van 12 augustus 2003, hetgeen volgens haar onder¬deel van de gemaakte afspraken is gaan uitmaken. 4.2. Volgens SPF houden de gemaakte afspraken in dat zij het risico op zich heeft ge¬no¬men dat het verwijderen van het inbouwpakket voor haar rekening zou moeten wor¬den uitgevoerd en dat zij ter zake meer kosten zou moeten maken dan door CWI is be¬¬¬¬¬taald. Zij verwijst daartoe naar de hierboven sub 2.3. bedoelde offerte van Chrima¬ko en haar sub 2.10. bedoelde commentaar op de offerte van Bouwmees¬ter. De in¬houd van de hierboven bedoelde brief van 12 augustus 2003, waarop CWI zich zoals gezegd mede baseert, is geen onderdeel van de afspraken geworden. Het en¬ke¬le feit dat het inbouwpakket niet is verwijderd leidt er dus niet toe dat het door haar van CWI ontvangen bedrag moet worden gerestitueerd. Voorts is door haar geen bedrag als ver¬goeding voor de overname van het inbouwpakket van de nieuwe huur¬ders ontvan¬gen. Het feit dat de verwijderingskosten te zijner tijd op Parnassia rus¬ten (voor het door Parnassia gehuurde gedeelte) is niet aan te merken als een ver¬goe¬ding voor de overname van het inbouwpakket als in de afspraken bedoeld. Los daar¬van is hetgeen zij ter zake van de nieuwe huurders heeft gestipuleerd niet een zoda¬nig bedrag dat dit zou moeten leiden tot volledige restitutie van de ontvangen € 124.950,=. Aldus SPF. 4.3. Het hof zal de tussen partijen gemaakte afspraken uitleggen aan de hand van het zgn. Haviltex criterium en overweegt in dat kader als volgt. a. Tussen partijen is niet in discussie dat CWI - bij gebreke van een afwijkende af¬spraak - gehouden was om het inbouwpakket bij het einde van de huur op haar kosten te verwijderen. b. Er is gesteld noch gebleken dat in dit geval geen sprake is van gelijkwaardige con¬tracts¬partijen, zodat er geen reden is om CWI hier als zwakkere partij te beschouwen. Bovendien hebben partijen zich ieder bij de onderhandelingen die tot de gemaakte af¬spraken heb¬ben geleid doen bijstaan door een door ieder van hen ingeschakelde exter¬ne adviseur. Dat SPF daarnaast ook werd bijgestaan door de aan haar gelieerde SPF Beheer B.V. is onvoldoende om tot een ander oordeel dan in de eerste volzin (sub b.) is vermeld te komen. c. Niet in geschil is dat er ten tijde van de totstandkoming van de afspraken - zijnde ongeveer negen maanden na het einde van de huurovereenkomst tussen partijen - nog geen spra¬ke was van (concreet) uitzicht op nieuwe huurders. d. Blijkens de hierboven sub 2.8. en 2.9. bedoelde inhoud van de correspondentie tus¬sen partijen lagen vraag en aanbod op dat moment bepaald ver uit elkaar, zowel ten aanzien van de te betalen vergoeding als ten aanzien van de draagplicht voor eventuele meerkosten van een ontmanteling/herstel. e. De in de brief van 12 augustus 2003 (zie hierboven sub 2.7.) bedoelde passage waar¬op CWI zich beroept is als zodanig niet (op enigerlei wijze) vermeld bij de voor¬waarden die zijn vermeld in enig nadien volgend (tegen)aanbod, noch is daarnaar verwezen. f. Door CWI is onvoldoende concreet weersproken dat de opmerkingen als vermeld in de hierboven sub 2.10 bedoelde reactie van SPF op de offerte van Bouwmeester geen hout (kunnen) snijden. Voorts is er het risico van prijsverhogingen (zie de daar¬op betrekking hebbende laatste zin van het eerste onderdeel van de hierboven sub 2.9. bedoelde brief van de zijde van CWI). Derhalve houdt het hof het ervoor dat de verwijdering van het inbouwpakket voor SPF meer kosten mee zal kunnen brengen dan het bedrag dat partijen als afkoopsom zijn overeen¬gekomen en welk bedrag vol¬gens CWI overeen¬komt met het bedrag dat op basis van die offerte aan kos¬ten valt te verwachten (zie memorie van grieven sub 3.8). g. CWI heeft niet (concreet) gesteld dat in het kader van de hierboven sub 2.11. be¬doelde gesprekken tussen partijen uitlatingen zijn gedaan die er op wijzen dat zij het overeengekomen bedrag zou terugkrijgen indien het inbouwpakket uiteindelijk niet door SPF zou worden verwijderd, zodat het hof het er voor houdt dat daarvan geen sprake is geweest. h. CWI heeft in het hierboven sub 2.9. bedoelde uitdrukkelijk aangedrongen op uit¬sluit¬sel uiterlijk 7 november 2003 en daarbij aange¬geven dat er aan haar zijde sprake van haast was omdat zij het met de heroplevering gemoeide bedrag vóór het einde van het jaar moest hebben gebruikt en daarbij ook rekening moest worden gehouden met de uitvoeringstijd van de aannemer. CWI zou, zo begrijpt ook het hof uit haar stel¬lin¬gen, bij gebreke van een regeling zelf tot verwijdering van het inbouwpakket zijn over¬ge¬gaan. In dat geval zou CWI voor de waarde van het inbouwpakket niets meer ontvan¬gen (anders dan in de door Bouwmeester op basis van gedeel¬te¬lijk her¬ge¬bruik geoffreerde relatief lage verwijderingskosten is verdisconteerd) en daarnaast het risi¬co lopen dat de kosten hoger zouden uitvallen dan het overeengekomen bedrag (zie hierbo¬ven sub f.). Dat er ook aan de zijde van SPF sprake van tijdsdruk was is ge¬steld noch gebleken, zodat het hof het er - mede gelet op hetgeen hierboven sub c. is over¬wogen - voor houdt dat dit niet aan de orde was. i. Met de afspraken zoals deze door SPF worden uitgelegd, is op beide voor¬mel¬de pun¬ten een voor CWI (in vergelijking met verwijdering van het inbouwpakket op haar kosten) gunstiger regeling getroffen: haar risico aan de kosten¬kant is gemaximeerd op het overeengekomen bedrag ("Met het betalen van dit bedrag heeft CWI aan alle verplic¬h¬tin¬gen inzake de […] voldaan"; zie hierboven sub 2.10) en zij zou voorts vol¬ledig profiteren van een eventueel door SPF van de nieuwe huurder(s) te ontvangen bedrag voor de over¬na¬me van het inbouwpakket. j. Met de afspraken zoals deze door SPF worden uitgelegd, waren er aan de kant van SPF zowel goede als kwade kansen: als het inbouwpakket niet behoefde te worden verwij¬derd zou zij het voordeel van het overeengekomen bedrag hebben, als er wel moest wor¬den ver¬wij¬derd (op enig moment) zouden de meerkosten (niet in de offerte van Bouwmeester begrepen werkzaamheden; prijsverhogingen; zie hierboven sub f.) boven het over¬een¬ge¬ko¬men be¬drag voor haar eigen rekening komen. Daarnaast zou de aanwe¬zig¬heid van het in¬bouw¬¬pak¬ket de verhuurbaarheid vergroten. k. Dat SPF voor het door haar te nemen risico een financiële vergoeding van CWI ver¬langde had zij reeds kenbaar gemaakt, zoals blijkt uit het e-mail bericht van de ge¬mach¬¬¬tigde van CWI aan die van SPF van 11 juli 2003 (zie hierboven sub 2.6). CWI had hier der¬halve op bedacht moeten zijn. l. Het bovenstaande - in onderlinge samenhang bezien - in aanmerking genomen leidt tot het oordeel dat SPF de gemaakte afspraken aldus heeft mogen begrijpen dat - zij de door CWI betaalde vergoeding niet behoefde terug te betalen indien het in¬bouw¬¬pakket uiteindelijk niet door haar behoefde te worden verwijderd, alsmede - de woor¬¬¬¬den "dit bedrag" in punt 2. van de gemaakte afspraken (zie hierboven sub 2.11.) ziet op de in dat artikel aan de orde zijnde (eventuele) vergoeding voor de overname van het inbouwpakket en niet op de in artikel 1. daarvan bedoelde afkoopsom. De vor¬dering van CWI - die is gebaseerd op een andere uitleg van de gemaakte af¬spra¬¬ken dan voormeld - ontbeert derhalve een deugdelijke grondslag. De door CWI be¬plei¬te toe¬pas¬sing van de aan¬vullende werking van de redelijkheid en billiijkheid leidt - gelet op een en ander - niet tot een ander oordeel. Daarbij speelt met name een rol dat de tijdsdruk destijds alleen aan de zijde van CWI bestond en er voor SPF geen reden was om met CWI een regeling met voor CWI in feite uitsluitend voordelen te treffen. 5. CWI vordert uitsluitend terugbetaling van de volledige afkoopsom van € 124.950,= en niet ook (subsidiair) van een lager bedrag, bijvoorbeeld een bedrag dat corres¬pon¬deert met de contante waarde van de (mogelijk) in de huur verdisconteerde tegen¬pres¬¬¬tatie voor de ter beschikking stelling van het inbouwpakket aan de nieuwe huur¬ders. Nadat SPF gemotiveerd (onder overlegging van de betreffende huurovereen¬kom¬sten) heeft aangevoerd dat er geen sprake is van enig door haar ter zake van de over¬name van het inbouwpakket ontvangen bedrag, heeft CWI ook niet (concreet) aangegeven om welk bedrag het daarbij in haar visie zou gaan. Het hof begrijpt de vordering van CWI dan ook aldus dat deze niet mede ziet op terugbe¬ta¬ling van een lager bedrag dan zij heeft gevorderd, en voor zover dat wel het geval zou zijn wordt die vordering bij gebreke van deugdelijke onderbouwing afgewezen. 6. Voor zover het in de inleidende dagvaarding gedane beroep op de beperkende wer¬king van de redelijkheid en billijkheid door CWI in hoger beroep is gehandhaafd, wordt dit door het hof verworpen omdat dit, gelet op hetgeen hierboven is overwogen, onvoldoende is onderbouwd. 7. Gelet op het bovenstaande komt het hof niet aan bewijslevering toe. 8. Het bovenstaande leidt tot het oordeel dat de grieven niet tot vernietiging van het vonnis van de rechtbank leiden, zodat dit vonnis zal worden bekrachtigd. 9. Bij deze uit¬komst past het om CWI te veroordelen in de kosten van het geding in hoger beroep. De beslissing Het hof: - bekrachtigt het vonnis van 24 november 2005 van de rechtbank 's-Gra¬ven¬ha¬ge, sector kanton, locatie Delft, ge¬wezen tussen partijen; - veroordeelt CWI in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op dit arrest aan de zijde van SPF begroot op € 248,= aan verschotten en € 7.896,= aan salaris procu¬reur; - verklaart voormelde kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad. Dit arrest is gewezen door mrs. A.A. Schuering, M.H. van Coeverden en R.S. van Coe¬¬vor¬den en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 augustus 2007 in aan¬we¬zigheid van de griffier.