Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB4452

Datum uitspraak2007-09-26
Datum gepubliceerd2007-09-27
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
Zaaknummers09/900227-07
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij de dochter van verdachte is, als zij vier maanden oud is, ernstig letsel geconstateerd. Blijkens de forensisch-medische rapportage is de schedelomtrek te snel toegenomen en zijn er aanwijzingen voor een verhoogde hersendruk, te veel hersenvocht en het sun set fenomeen. Er zijn bloedingen onder het harde hersenvlies, meerdere schedelbreuken en meerdere recente en oude ribbreuken geconstateerd. Het betreft potentieel dodelijk schedel-hersenletsel. Daarnaast is een enkele weken oude bloeding in of loslating van het netvlies bij de blinde vlek van het linkeroog aangetroffen. De kern van onderhavige strafzaak betreft beantwoording van de vraag of wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte dit letsel heeft veroorzaakt en, zo ja, of hij daarop het opzet heeft gehad dan wel of dit letsel aan hem kan worden toegerekend. De rechtbank verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte telastgelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.


Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE SECTOR STRAFRECHT MEERVOUDIGE KAMER (VONNIS) parketnummer 09/900227-07 's-Gravenhage, 26 september 2007 De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte: [verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [datum] 1980, adres: [adres]. De terechtzitting. Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 12 september 2007. De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr Bouman, advocaat te Delft, is ter terechtzitting verschenen en gehoord. De officier van justitie mr Willemse heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding primair telastgelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht. De telastlegging. Aan de verdachte is telastgelegd hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A. De rechtbank begrijpt dat de in de telastlegging vermelde term 'meest subsidiair' moet worden gelezen als 'nog meer subsidiair' en dat de in de telastlegging vermelde term 'nog meer subsidiair' moet worden gelezen als 'meest subsidiair'. De rechtbank zal de telastlegging in zoverre verbeterd lezen. Vrijspraak. De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte bij dagvaarding primair, subsidiair, meer subsidiair, nog meer subsidiair en meest subsidiair is telastgelegd, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe in het bijzonder het volgende. Bij [kind] is op 27 februari 2007, als zij vier maanden oud is, ernstig letsel geconstateerd. Blijkens de forensisch-medische rapportage, gedateerd 7 september 2007, van Forum Educatief, is de schedelomtrek te snel toegenomen en zijn er aanwijzingen voor een verhoogde hersendruk, te veel hersenvocht en het 'sun set' fenomeen (dwangstand van de ogen neerwaarts). Er zijn bloedingen onder het harde hersenvlies, meerdere schedelbreuken en meerdere recente en oude ribbreuken (waarvan sommige aan de achterzijde) geconstateerd. Het betreft potentieel dodelijk schedel-hersenletsel. Daarnaast is een enkele weken oude bloeding in of loslating van het netvlies bij de blinde vlek van het linkeroog aangetroffen. De kern van onderhavige strafzaak betreft beantwoording van de vraag of wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte dit letsel heeft veroorzaakt en, zo ja, of hij daarop het opzet heeft gehad dan wel of dit letsel aan hem kan worden toegerekend. Geconfronteerd met het letsel van zijn dochter heeft verdachte op 6 maart 2007 tegenover het Advies en Meldpunt Kindermishandeling (hierna: AMK) verklaard dat hij ten gevolge van zijn overspannenheid op momenten niet tegen het huilen van [kind] kon en hardhandig is geweest. Hij heeft [kind] hardhandig in de armen van haar moeder, [de moeder], geduwd en hardhandig in de box gelegd. Voorts heeft verdachte tegenover het AMK verklaard dat hij tijdens het spelen met [kind] 'krak' voelde. Verdachte heeft door deze verklaring de verdenking op zich geladen dat hij het geconstateerde letsel heeft veroorzaakt. Na aangifte door bureau Jeugdzorg Haaglanden heeft het opsporingsonderzoek zich dan ook nagenoeg geheel op hem gericht. De mogelijke betrokkenheid van andere personen, in het bijzonder die van de moeder, is tijdens dat onderzoek onderbelicht gebleven, ook al is zij enkele malen verhoord. Tegenover de politie heeft verdachte eveneens verklaard dat hij [kind] wel eens hardhandig heeft vastgepakt, dat hij haar hardhandig aan [de moeder] heeft overgegeven en dat hij het tijdens het spelen een keer hoorde kraken toen hij [kind] met zijn handen om haar middel vasthad. Daarnaast heeft verdachte tegenover de politie verklaard dat hij [kind] eenmaal van een afstand van ongeveer dertig centimeter in haar bedje heeft gegooid. Verdachte was door zijn problemen ten einde raad en kon niet met [kind] overweg. Hij wilde daarom ook niet alleen met [kind] zijn en voelde dat hij haar niet goed kon verzorgen. Om die reden liet hij de verzorging van [kind], waar mogelijk aan [de moeder] over, aldus verdachte. Ter terechtzitting heeft verdachte wat betreft zijn omgang met [kind] op overeenkomstige wijze verklaard. Verdachte heeft altijd ontkend [kind] door elkaar te hebben geschud. De forensisch-medische rapportage bevat een samenvatting van de geconstateerde letsels bij [kind]. Vastgesteld wordt dat geen van die letsels nog het gevolg kan zijn van een eventuele complicatie tijdens de geboorte van [kind]. Andere medische oorzaken zijn eveneens uitgesloten. Met betrekking tot de gevonden ribbreuken, waarover verdachte heeft verklaard dat die wellicht door zijn toedoen zijn ontstaan, concludeert het rapport het volgende. De verklaring dat verdachte [kind] eenmaal hardhandig aan de moeder heeft overhandigd, waarbij hij een krakend geluid heeft gehoord, is niet plausibel met het soort letsel dat is aangetroffen. Dat letsel (ribbreuken) in combinatie met de lokalisatie (achterzijde van de borstkas) is bewijzend voor een schudincident (als een kind krachtig bij de borstkas wordt omvat en vervolgens wordt geschud). Voorts stelt het rapport dat het tegelijkertijd aantreffen van recente en oude ribbreuken bewijst dat er sprake is geweest van ten minste twee momenten van heftige geweldsinwerking met een interval van minstens twee tot drie weken. De combinatie van bevindingen is in hoge mate indicatief voor een of meer schudincidenten. Het rapport concludeert tot slot dat de ernstige en levensbedreigende klinische situatie van [kind], op of omstreeks 27 februari 2007, met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid een gevolg is van eerder niet-accidenteel, dus toegebracht, letsel. De rechtbank neemt deze conclusies over en maakt deze tot de hare. De rechtbank is van oordeel dat de beschreven ernstige en levensbedreigende klinische situatie van [kind] niet verklaard kan worden door de gedragingen van verdachte, zoals deze uit het dossier naar voren komen. Verdachte heeft steeds ontkend dat hij [kind] heeft 'geschud' en er zijn op dat punt geen belastende verklaringen jegens hem afgelegd. Op zichzelf zijn dit nog geen omstandigheden die noodzakelijkerwijs tot het oordeel moeten leiden dat wettig en overtuigend bewijs ontbreekt dat verdachte dit letsel heeft veroorzaakt. Immers, ook op grond van andere feiten en omstandigheden zou kunnen worden vastgesteld dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte het letsel heeft toegebracht. Onder die omstandigheden zal echter - om tot een bewezenverklaring van het toebrengen van het 'shaken baby syndrome' te kunnen komen - uitgesloten moeten kunnen worden dat iemand anders dan verdachte de veroorzaker van het letsel is. Om die vergaande conclusie te kunnen trekken biedt het dossier evenwel onvoldoende aanknopingspunten. Daarbij overweegt de rechtbank dat [kind] het grootste deel van de dag aan de zorg van anderen dan verdachte was toevertrouwd. Voorts heeft verdachte ter terechtzitting aangegeven dat de problemen ten tijde van de geboorte van [kind] niet alleen hem, maar ook [de moeder] boven het hoofd gegroeid waren en dat ook [de moeder] zich niet altijd even beheerst gedroeg. Onder deze omstandigheden blijft het naar het oordeel van de rechtbank mogelijk dat een ander dan verdachte [kind] het letsel heeft toegebracht. Het voorgaande brengt met zich mee dat reeds het wettige bewijs ontbreekt dat verdachte de hem primair, subsidiair, meer subsidiair, nog meer subsidiair en meest subsidiair telastgelegde feiten heeft begaan. Verdachte dient dan ook van die feiten te worden vrijgesproken. Beslissing. De rechtbank, verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de bij dagvaarding primair, subsidiair, meer subsidiair, nog meer subsidiair en meest subsidiair telastgelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij. Dit vonnis is gewezen door mrs Van der Burg, voorzitter, Krekel en Pabbruwe, rechters, in tegenwoordigheid van mr Nijpels, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 26 september 2007. Mr Krekel is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.