
Jurisprudentie
BB4432
Datum uitspraak2007-09-13
Datum gepubliceerd2007-09-27
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Haarlem
ZaaknummersAWB 06-8173
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2007-09-27
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Haarlem
ZaaknummersAWB 06-8173
Statusgepubliceerd
Indicatie
Vrijstelling voor uitbreiding sauna Riderrode; geen significante gevolgen voor het aangrenzende Habitatrichtlijngebied; geen ontheffing vereist ingevolge de Ffw; geen verslechtering van de luchtkwaliteit te verwachten.
Uitspraak
RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 06 - 8173
uitspraak van de meervoudige kamer van 13 september 2007
in de zaak van:
1. Vereniging Behoud Landgoed Meer en Berg,
gevestigd te Bloemendaal,
2. [eiser],
3. [eiser],
4. [eiser],
5. [eisers],
6. [eiser],
allen wonende te Santpoort-Zuid,
7. [eiser],
8. [eiser],
beiden wonende te Bloemendaal,
eisers,
gemachtigde: mr. A.M. Nijboer, advocaat te Amsterdam,
tegen:
het college van burgemeester en wethouders van Velsen,
verweerder,
derde partij:
BMG Vastgoed B.V.,
gevestigd te Hoorn,
gemachtigde: mr. W. de Vis, advocaat te Alkmaar.
1. Procesverloop
Bij besluit van 27 april 2004 heeft verweerder vrijstelling als bedoeld in artikel 19, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) alsmede reguliere bouwvergunning verleend voor het veranderen en vergroten van een sauna, gelegen [adres].
Daarbij is tevens vrijstelling verleend van het Besluit indieningsvereisten bouwvergunning ter zake van het overleggen van een bodemonderzoeksrapport en van de Bouwverordening ter zake van het voorzien in parkeergelegenheid.
Tegen dit besluit hebben eisers bij brief van 8 juni 2004 bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 4 juli 2006 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit hebben eisers bij brief van 4 september 2006, aangevuld bij brief van 16 oktober 2006, beroep ingesteld.
Verweerder heeft op de zaak betrekking hebbende stukken ingezonden en een verweerschrift ingediend.
Het beroep is behandeld ter zitting van 25 juni 2007, alwaar eisers zijn verschenen bij hun voornoemde gemachtigde mr. Nijboer. Tevens zijn [leden], allen lid van de Vereniging Behoud Landgoed Meer en Berg.
Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door mr. E. Broere, J.J.A. Dunselman en M. Mannaert, allen werkzaam bij de gemeente Velsen. Tevens is B. Kamerbeek verschenen, werkzaam bij de Milieudienst IJmond.
Voor de derde partij is verschenen haar voornoemde gemachtigde mr. De Vis en Th. G.M. Enzius, werkzaam bij de derde partij.
2. Overwegingen
2.1 Het bouwplan voorziet in het veranderen en vergroten van de bestaande sauna ([naam]) aan de achterzijde van het gebouw middels een overkapping van circa 60 m² en een buitensauna daaronder van circa 16 m². De overkapping is gesitueerd over een nis in het reeds bestaande gebouw en over een deel van het erf c.q. de tuin.
2.2 Voor de bestaande sauna is in 1991/1992 met vrijstelling bouwvergunning verleend na de ontvangst van een verklaring van geen bezwaar van gedeputeerde staten van Noord-Holland.
2.3 Voor de recente interne verbouwing en de onderhavige uitbreiding van de sauna, die beide reeds zijn gerealiseerd, zijn twee bouwvergunningen aangevraagd:
- voor de interne verbouwing; ter zake hiervan is in de procedure met registratienummer AWB 05-2243 het ingestelde beroep ongegrond verklaard, welke uitspraak door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRS) bij uitspraak van 25 oktober 2006, nr 200600845/1, is bevestigd, en
- voor het onderhavige bouwplan.
2.4 Voorts is bouwvergunning gevraagd voor een extra bouwlaag ter inrichting van een bioscoop en een bibliotheek. Op deze aanvraag is nog niet beslist.
2.5 In dit geding is uitsluitend de verleende bouwvergunning voor de overkapping en de (uitbreiding met een) buitensauna aan de orde.
Hiervoor is vrijstelling verleend van de ingevolge het bestemmingsplan "Santpoort-Zuid I" op het perceel rustende bestemming "Actieve recreatie, met de subbestemming Zwembad".
2.6 Het bouwplan valt binnen de rode contouren die in het streekplan Noord-Holland-Zuid voor het stedelijk gebied zijn gesteld. Het ligt voorts binnen de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS), binnen een Belvedèregebied en binnen een milieubeschermingsgebied c.q. grondwaterbeschermingsgebied.
De locatie van het bouwplan grenst aan Habitatrichtlijngebied Kennemerland-Zuid.
De toegangsweg naar de sauna loopt deels door dit gebied.
2.7 Verweerder heeft zich bij de verleende vrijstellingen c.q. de ongegrondverklaring van de bezwaren - samengevat - op het standpunt gesteld dat:
- de Habitatrichtlijn niet aan de vrijstellingsverlening in de weg staat, gelet op de van de Milieudienst IJmond verkregen onderzoeksresultaten, waaruit blijkt dat er geen significante effecten op het Habitatrichtlijngebied zijn te verwachten; - de Flora-en faunawet niet in de weg staat aan de uitvoerbaarheid van het bouwplan, aangezien geen beschermde diersoorten, zoals de zandhagedis en de hazelworm, op de locatie zijn aangetroffen, dan wel een ontheffing, zoals voor vleermuizen, niet is vereist;
-geen aparte voorwaarden gesteld hoeven te worden ten behoeve van de grondwaterbescherming, aangezien de sauna valt onder de werking van het Besluit Horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen milieubeheer, waarin voorschriften zijn opgenomen ter bescherming van het grondwater, terwijl overigens per 1 januari 2006 de status van grondwaterbeschermingsgebied is komen te vervallen;
- de locatie binnen de rode contour van de PEHS is gelegen, zodat verstedelijking in zekere mate is toegestaan en, gelet op de ligging van de buitensauna, de samenhang met de PEHS niet zal worden doorbroken;
- het bouwplan geen betrekking heeft op een speerpunt van beleid van de provincie inzake de toepassing van artikel 19, tweede lid WRO;
- het bouwplan weliswaar ligt in een Belvedère-gebied met archeologische waarden, maar, gezien het advies van de gemeentearcheoloog, archeologisch vooronderzoek niet nodig is;
- terecht ontheffing is verleend van het Besluit Indieningsvereisten, nu gezien de advisering ter zake, nader onderzoek naar de bodemgesteldheid niet behoeft te worden uitgevoerd;
- terecht ontheffing is verleend van de Bouwverordening, omdat de toename van parkeerbehoefte door het bouwplan vrijwel nihil is en er verder ook voldoende parkeergelegenheid is in de omgeving;
- aan de bepalingen van het Besluit Luchtkwaliteit 2005 is voldaan, aangezien het bezoekersaantal (vrijwel) niet toeneemt; - in het (primaire) besluit abusievelijk een buitensauna van 26 m² is vermeld, terwijl is beslist op het bouwplan met een oppervlakte van (nog geen) 16 m²;
- een goede ruimtelijke onderbouwing en een deugdelijk belangenafweging aan de vrijstelling ten grondslag ligt.
2.8 Naar aanleiding van hetgeen eisers in beroep hiertegen hebben aangevoerd overweegt de rechtbank het volgende.
2.9 Niet in geschil is dat artikel 6, derde lid, van de Habitatrichtlijn van toepassing is en dat derhalve getoetst moet worden of het project, c.q. de verleende vrijstelling, significante gevolgen kan hebben voor het gebied.
Verweerder heeft zijn standpunt, dat bedoelde significante gevolgen voor de in het gebied gelegen toegangsweg noch voor het aan de projectlocatie grenzende (Habitatrichtlijn)gebied aanwezig zijn, gebaseerd op de desbetreffende rapportages van de Milieudienst IJmond, met name het (afsluitende) rapport van 24 april 2006.
Als algemeen uitgangspunt is daarbij genomen dat het bij dit bouwplan om een zodanig klein gebied gaat dat op voorhand reeds weinig reden is voor het aannemen van significante gevolgen, temeer omdat de overkapping is gesitueerd aan de van het Habitatrichtlijngebied afgewende zijde. Vervolgens heeft de inventarisatie en berekening van de te verwachten toename van bezoekers en van de te verwachten verkeersstromen ten gevolge van het bouwplan geleid tot de uitkomst van een toename van niet meer dan 2500 auto's per jaar. Daarbij is uitgegaan van het aantal bewegingen in een zogenaamd worst-case-scenario. De berekening van het aantal bezoekers is uitgevoerd aan de hand van het gebruikersoppervlak, na realisatie van de uitbreiding van de sauna.
Met betrekking tot de geluidbelasting door de verkeersaantrekkende werking is de berekening uitgevoerd aan de hand van de standaardrekenmethode I van het Reken- en meetvoorschrift wegverkeerslawaai 2002 en is rekening gehouden met de verschillende wegdektypes van de in de beoordeling betrokken Bergweg en Brederodelaan. Uit de berekening is afgeleid dat de extra auto's ten gevolge van de uitbreiding van de sauna niet zorgen voor een verhoging van het geluidsniveau in het Habitatrichtlijngebied.
Met betrekking tot lichtbelasting bestaan geen officiële richtlijnen voor het maken van een berekening. Milieudienst IJmond heeft aan de hand van een eigen berekening, uitgaande van 10 extra verkeersbewegingen geconcludeerd dat maximaal 3 procent meer licht door verkeer zal optreden. Gelet op deze geringe procentuele toename, de reeds aanwezige wegverlichting en het feit dat niet iedere bezoeker de weg langs het Habitatrichtlijngebied neemt en de bezoekers niet alleen in de avondperiode van en/of naar de sauna rijden, is de uitkomst van het onderzoek dat de toename van lichtproductie door het bouwplan geen significante gevolgen voor het Habitatrichtlijngebied zal hebben.
Met betrekking tot de luchtkwaliteit heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat het niet aannemelijk is dat het bouwplan een zodanige verkeersaantrekkende werking zal hebben dat een verslechtering van de luchtkwaliteit ter plaatse te verwachten is.
Verweerder heeft daarbij gewezen op artikel 7, derde lid, onder a, van het Besluit Luchtkwaliteit 2005 (BLK 2005) en verwezen naar de uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrecht van de Raad van State (ABRS) van 21 november 2005, nr 200507573, waarin is overwogen dat voor een onderzoek naar de gevolgen van een besluit voor de luchtkwaliteit slechts aanleiding is indien op voorhand niet is uitgesloten dat dit besluit een verslechtering van de luchtkwaliteit met zich kan brengen.
Eisers hebben een en ander bestreden met de stelling dat het vergroten van de sauna zal leiden tot meer bezoekers, dat verweerder derhalve van een te klein aantal bezoekers is uitgegaan en dat de effecten derhalve groter zijn dan uit de berekening van verweerder kan blijken. Eisers hebben hun stelling evenwel niet cijfermatig of anderszins onderbouwd.
Verweerder heeft het gestelde naar het oordeel van de rechtbank voldoende weerlegd door er op te wijzen dat met de uitbreiding niet zozeer een verhoging van de bezoekerscapaciteit maar een kwaliteitsverbetering van het facilitair niveau is beoogd, hetgeen tevens blijkt uit het aantal bezoekerskluisjes (300) en de gebruiksvergunning (voor maximaal 300 personen).
De rechtbank overweegt dat eisers hun argumenten hebben gebaseerd op een veronderstelde toename van het aantal bezoekers, welk uitgangspunt, gelet op de berekeningen van de kant van verweerder, niet kan worden gedeeld. Daarbij acht de rechtbank van belang, dat dit uitgangspunt ook reeds in de onder 2.3 genoemde procedure inzake de interne verbouwing is verworpen.
Voor de grief van eisers dat het onderzoek naar de luchtkwaliteit onvolledig is geweest ziet de rechtbank geen steun in hetgeen eisers daartoe hebben gesteld.
Op grond van al het voorgaande komt de rechtbank tot de conclusie dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat het bouwplan geen significante gevolgen voor het Habitatrichtlijngebied heeft.
2.10 Voorts is in geschil of de toepasselijkheid van de artikelen 10 en 11 van de Flora- en
faunawet (Ffw) tot ontheffing als bedoeld in artikel 75 Ffw moet leiden en dat om die reden de bouwvergunning c.q. de vrijstelling niet had mogen worden verleend.
Ingevolge artikel 10 Ffw is het verboden dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, opzettelijk te verontrusten.
Ingevolge artikel 11 Ffw is het verboden nesten, holen, of andere voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te beschadigen, te vernielen, uit te halen, weg te nemen of te verstoren.
Eisers hebben aangevoerd dat ontheffing van deze verboden is vereist ten aanzien van de beschermde diersoorten zandhagedis en hazelworm.
Anders dan eisers menen heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank in de desbetreffende rapportages van de Milieudienst IJmond voldoende aanknopingspunten kunnen vinden voor de conclusie dat deze beschermde diersoorten niet op de locatie (of in de directe omgeving) van het bouwplan zijn aantroffen. De rechtbank wijst daartoe op het rapport van 26 augustus 2004, dat verwijst naar het Onderzoeksrapport "Velserend te Santpoort-Zuid, inventarisatie 2003-2004" van Van der Goes en Groot, Ecologisch Onderzoeks- en Adviesbureau. Dit rapport is opgemaakt in verband met plannen voor woningbouw in het betreffende gebied en geeft in verband met de mogelijke aanwezigheid van beschermde diersoorten door middel van veldonderzoek een inventarisatie van de aanwezigheid en de verspreiding van beschermde dieren en planten, waarbij speciale aandacht is uitgegaan naar het mogelijk voorkomen van de zandhagedis. Op pagina 12 van bedoeld Onderzoeksrapport is vermeld, dat de zandhagedis en de hazelworm niet zijn aangetroffen tijdens de inventarisatie. Daarbij is onder meer aangegeven dat een mogelijke verklaring daarvoor is dat er te weinig variatie op het terrein aanwezig is, er geen goede schuilplekken zijn of plekken waar eieren kunnen worden gelegd en ook de bosrand grenzend aan het Nationaal Park Zuid-Kennemerland ongeschikt is voor zandhagedissen.
Anders dan eisers menen is het terrein van de sauna wel in het onderzoek betrokken. Alleen het saunagebouw als zodanig is, blijkens hetgeen op pagina 5 van het genoemde Onderzoeksrapport wordt vermeld, buiten het onderzoek gebleven. Naar verweerder in de stukken en ook ter zitting heeft toegelicht betekent dit, mede gelet op het in het rapport opgenomen kaartje van het onderzoeksgebied, dat het terrein, c.q. het erf en de tuin van de sauna wel bij het onderzoeksgebied is begrepen. Gezien het kader van het door Van der Goes en Groot te verrichten onderzoek acht de rechtbank deze benadering niet te berusten op een onjuiste uitleg van de reikwijdte het rapport.
Het voorgaande leidt de rechtbank tot de conclusie dat de zandhagedis en de hazelworm niet op de locatie van het bouwplan of in de directe nabijheid voorkomen en om die reden een ontheffing ten aanzien van deze beschermde diersoorten niet is vereist.
Met betrekking tot de wel geconstateerde aanwezigheid van (diverse soorten) beschermde vleermuizen overweegt de rechtbank dat in het hiervoor reeds genoemde Onderzoeksrapport op pagina 13 is vermeld dat de meeste vleermuizen foeragerend boven de zwembaden zijn waargenomen, hetgeen wordt verklaard doordat zich daar de hoogste concentratie insecten bevindt. Aangezien de vleermuizen zich nestelen c.q. hun rust- of verblijfplaats hebben in of om de in de nabijheid gelegen ruïne van Brederode en niet op de locatie van het bouwplan, waar zij uitsluitend foerageren, is niet het verbod van artikel 11 Ffw, maar dat van artikel 10 Ffw van toepassing.
De rechtbank overweegt dat verweerder zich ter zake terecht op het standpunt heeft gesteld dat ontheffing van dit verbod niet is vereist. Verweerder heeft zich daarbij gebaseerd op het advies van de Milieudienst IJmond van 15 november 2005, waarin is aangegeven dat een dergelijke ontheffing slechts dan dient te worden aangevraagd indien er bouwwerken gesloopt worden of bomen en struiken worden verwijderd. De rechtbank volgt verweerder in zijn standpunt dat, nu slopen of verwijderen niet aan de orde is, geen sprake is van verontrusten van de beschermde diersoorten.
Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank bij zijn besluitvorming mogen afgaan op de diverse rapportages, met name die van de Milieudienst IJmond, nu de grieven van eisers geen aanknopingspunten bieden voor de onjuistheid ervan, met name ook daarom niet omdat ze niet op (eigen) onderzoek van de kant van eisers zijn gebaseerd. De desbetreffende grieven treffen dan ook geen doel.
2.11 De rechtbank overweegt vervolgens dat de (uitbreiding van de) sauna, anders dan eisers hebben betoogd, niet kan gelden als speerpunt zoals bedoeld in het provinciale beleid inzake de toepassing van artikel 19, tweede lid, WRO. Blijkens de brief van gedeputeerde staten van Noord-Holland van 26 juli 2005 gaat het hier niet om een grootschalige dagrecreatieve voorziening. Ook deze grief treft derhalve geen doel.
2.12 Voor de stelling van eisers dat ten aanzien van de bodemgesteldheid moet worden uitgegaan van een verdachte locatie, die nader onderzoek vereist, zijn geen aanknopingspunten in de stukken te vinden. Uit de diverse rapportages van de Milieudienst IJmond moet worden opgemaakt dat de bodemgesteldheid geen bezwaar is voor eventuele bouwactiviteiten en dat het uitvoeren van nadere bodemonderzoeken niet noodzakelijk is. Een en ander moge blijken uit de brief van 9 juni 2005 en het rapport van 15 november 2005. Gelet op deze adviezen van de Milieudienst IJmond, de rapportages "Verkennend Bodemonderzoek Velserenderlaan" uit 1996 en 2001 en de respectieve reacties daarop van eisers, heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat er voldoende gegevens aanwezig zijn met betrekking tot. de bodemgesteldheid.
2.13 Met betrekking tot de grief dat in het besluit ten onrechte als oppervlak van het bouwplan 26 m² is vermeld, terwijl op de tekeningen van het bouwplan een maximale oppervlak van 15.6 m² is aangegeven, merkt de rechtbank op dat hier kennelijk sprake is van type-fout; in plaats van circa 16 m² is 26 m² getypt. Voor het betoog van eisers dat het bezwaar daarom deels gegrond had moeten worden verklaard en het primaire besluit op dit punt herroepen had dienen te worden, bestaat dan ook geen aanleiding. Nu de vergunning op het juiste oppervlak van het bouwplan is verleend en daarover geen misverstand (meer) bestaat, ziet de rechtbank geen reden het besluit om die reden te vernietigen.
2.14 Voor de stelling van eisers dat de drie bouwaanvragen als één geheel hadden moeten worden beoordeeld wat betreft de effecten ervan op de omgeving bestaat geen grond. Er zijn drie afzonderlijke bouwaanvragen ingediend, waarop verweerder dan ook afzonderlijk heeft moeten besluiten. Overigens heeft verweerder toegelicht dat en op welke wijze hij met de andere aanvragen rekening heeft gehouden en dat de besluitvorming omtrent de bouwaanvraag voor de extra bouwlaag in afwachting van de onderhavige procedure is opgeschort.
2.15 De grief van eisers dat verweerder ten onrechte heeft geconcludeerd dat, gelet op de maximale dan wel minimale gebruiksoppervlakte 2 tot 4 of 5 parkeerplaatsen meer nodig zullen kunnen zijn, de toename van de parkeerbehoefte minimaal tot nihil is, is op het onjuist gebleken uitgangspunt gebaseerd dat de uitbreiding van de sauna tot meer bezoekers zal leiden - zie de overwegingen van de rechtbank onder 2.9 - en treft reeds om die reden geen doel.
2.16 De grieven van eisers met betrekking tot de ruimtelijke onderbouwing slagen evenmin. Verweerder heeft zich terecht zich op het standpunt gesteld dat het huidige bouwplan binnen de kaders blijft waarvoor indertijd de verklaring van geen bezwaar is afgegeven en past in de toekomstige bestemming van het betreffende gebied, voorzien in het bestemmingsplan Velserend. Het ligt (inmiddels) binnen de rode contouren en er is rekening gehouden met de ligging in een milieubeschermingsgebied, in een Belvedèregebied en met het aangrenzende Habitatrichtlijngebied. Verweerder heeft er voorts op gewezen dat onder het vigerend bestemmingsplan een zwembad en buitenrecreatie is toegestaan en dat de impact van het bouwplan daarmee vergelijkbaar is en, gelet op de aard van een saunabedrijf, zelfs geringer zal zijn.
2.17 Verweerder heeft in het kader van de belangenafweging het belang van de uitbreiding en overkapping van de sauna, met de bedoeling het facilitair niveau omhoog te brengen, afgewogen tegen het belang bij behoud van de kwaliteit van de woonomgeving. In hetgeen eisers hebben aangevoerd is geen grond voor het oordeel dat verweerder bij afweging van de betrokken belangen in redelijkheid niet tot het verlenen van vrijstelling c.q. de bouwvergunning heeft kunnen komen.
3. Beslissing
De rechtbank:
verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.J. Medze, voorzitter van de meervoudige kamer, en mr. M.J.S. Korteweg-Wiers en E.P.W. van de Ven, rechters, en op 13 september 2007 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. M. Hekelaar, griffier.
afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag. Het hoger beroep dient te worden ingesteld door het indienen van een beroepschrift binnen zes weken onmiddellijk liggend na de dag van verzending van de uitspraak door de griffier.