
Jurisprudentie
BB4401
Datum uitspraak2007-09-26
Datum gepubliceerd2007-10-01
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Utrecht
Zaaknummers216890/ HA ZA 06-1893
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2007-10-01
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Utrecht
Zaaknummers216890/ HA ZA 06-1893
Statusgepubliceerd
Indicatie
Sprintplanovereenkomst. Schending van de zorgplicht. Schadevergoeding toegekend, 20% eigen schuld.
Uitspraak
vonnis
RECHTBANK UTRECHT
Sector handels- en familierecht
zaaknummer / rolnummer: 216890 / HA ZA 06-1893
Vonnis van 26 september 2007
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
procureur mr. M. Lanen,
tegen
de naamloze vennootschap
AEGON BANK N.V.,
gevestigd te Nieuwegein,
gedaagde,
procureur mr. B.F. Keulen.
Partijen zullen hierna [eiseres] en Spaarbeleg genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 27 september 2006
- het proces-verbaal van comparitie van 18 december 2006.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. Inleiding
2.1. Spaarbeleg is een financiële instelling die overeenkomsten sluit met betrekking tot financiële producten, waaronder het zogenaamde SprintPlan. Bij een SprintPlan-overeenkomst wordt gedurende een periode van vijf jaar belegd met een door Spaarbeleg verstrekte lening. Met het geleende bedrag worden voor de belegger participaties aangekocht in het Spaarbeleg Garantiefonds. De participaties worden op naam van de Stichting Aegon BeleggingsGiro (door de jaren heen soms anders genaamd) gesteld die deze voor rekening en risico van de cliënt gaat houden. Na afloop van de looptijd van de overeenkomst worden de participaties in het Garantiefonds verkocht en wordt de lening afgelost. Het SprintPlan-product kent een gegarandeerde einduitkering (de zogenaamde garantiewaarde) waarmee het geleende bedrag kan worden terugbetaald.
2.2. Deze rechtbank heeft in verband met de SprintPlan-overeenkomsten in de afgelopen jaren reeds vonnis gewezen in een tweetal collectieve acties tegen Spaarbeleg, aanhangig gemaakt door de Gedupeerden SprintPlan (GeSp) (vonnis van 22 december 2004, NJF 2005/60) en door de Vereniging Consument & Geldzaken (vonnis van 4 januari 2006, NJF 2006/152), alsmede in diverse procedures die door individuele deelnemers aan het SprintPlan tegen Spaarbeleg zijn aangespannen. In deze vonnissen is bij de opsomming van de feiten steeds uitgebreid geciteerd uit het door Spaarbeleg aan de deelnemers van het SprintPlan verstrekte informatiemateriaal. De rechtbank acht de formulering van de voor de beoordeling relevante passages in dit informatiemateriaal inmiddels bekend en zal in dit vonnis niet opnieuw tot het citeren hiervan overgaan.
2.3. De rechtbank acht de vonnissen die zij in verband met de SprintPlan-overeenkomsten heeft gewezen en die (bijna) allemaal zijn gepubliceerd op (in ieder geval) rechtspraak.nl, eveneens inmiddels bekend bij de advocaten die namens hun cliënten tegen Spaarbeleg procederen. Voor zover de rechtbank van oordeel is dat op stellingen en verweren die in deze procedure worden aangevoerd, in één of meer van haar eerdere vonnissen reeds is beslist, zal zij bij de motivering van haar oordeel over deze stellingen en verweren volstaan met een verwijzing naar deze eerdere vonnissen.
3. De feiten
3.1. [Eiseres] heeft na het insturen van het Inschrijfformulier van Spaarbeleg een welkomstpakket ontvangen met daarin een Certificaat, de Algemene Voorwaarden, de Specifieke Bepalingen van het Spaarbeleg Garantiefonds en de Brochure.
3.2. Het door [eiseres] afgesloten SprintPlan had een looptijd van 3 april 2000 tot en met 31 maart 2005. [eiseres] heeft ter uitvoering van de overeenkomst 60 maandtermijnen van EUR 90,76 (NLG 200,00) aan Spaarbeleg voldaan, derhalve in totaal een bedrag van EUR 5.445,39. [eiseres] heeft na afloop van de overeenkomst geen uitkering van Spaarbeleg ontvangen.
4. Het geschil
4.1. [Eiseres] vordert dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
- voor recht verklaart dat [eiseres] de overeenkomst terecht heeft vernietigd,
- dan wel dat de rechtbank de overeenkomst vernietigt, althans ontbindt,
- dan wel voor recht verklaart dat de overeenkomst nietig was en voor recht verklaart dat Spaarbeleg onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eiseres] en derhalve schadeplichtig is en Spaarbeleg veroordeelt tot betaling van EUR 6.735,48 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding,
- dan wel, als de wettelijke rente niet vanaf het moment van betaling toewijsbaar is, te vermeerderen met de wettelijke rente over de hoofdsom ad EUR 5.445,39 vanaf de dag der dagvaarding, alsmede de buitengerechtelijke kosten ad EUR 663,00,
- met veroordeling van Spaarbeleg in de proceskosten.
4.2. Het gevorderde bedrag van EUR 6.735,48 bestaat uit een hoofdsom van EUR 5.445,34, de wettelijke rente vanaf de betaling van de maandtermijnen tot de dagvaarding van EUR 627,09 en de buitengerechtelijke kosten van EUR 663,00.
4.3. Spaarbeleg voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
5. De beoordeling
5.1. [Eiseres] heeft aan haar vorderingen ten grondslag gelegd dat Spaarbeleg jegens haar de zorgplicht heeft geschonden. Deze rechtbank heeft in haar vonnis van 18 oktober 2006, LJN AZ0660, geoordeeld dat zij schending van de zorgplicht door Spaarbeleg niet langer zal kwalificeren als een toerekenbare tekortkoming, doch enkel als een onrechtmatige daad. De rechtbank heeft dit oordeel nadien in diverse andere vonnissen met betrekking tot het SprintPlan herhaald. De rechtbank ziet geen aanleiding om nu anders te oordelen. De vorderingen strekkende tot ontbinding, vernietiging of nietigheid komen derhalve niet voor toewijzing in aanmerking.
5.2. Vanwege schending van de zorgplicht, onrechtmatig handelen, is Spaarbeleg verplicht de door [eiseres] dientengevolge geleden schade te vergoeden, zo stelt [eiseres].
5.3. De rechtbank heeft reeds in diverse uitspraken (onder meer 22 december 2004, NJF 2005/60; 4 januari 2006, NJF 2006/152; 24 januari 2007, LJN AZ7231) geoordeeld dat op Spaarbeleg een bijzondere zorgplicht rust, waarvan de omvang wordt bepaald door de resultante van twee verplichtingen, te weten het verstrekken van informatie aan en het inwinnen van informatie bij de potentiële deelnemer, en tevens dat Spaarbeleg aan de op haar, in het kader van deze zorgplicht, rustende verplichtingen niet heeft voldaan. Zo heeft Spaarbeleg onvoldoende gewezen op het risico dat de opbrengst van het SprintPlan lager dan het totaal van de door deelnemer betaalde maandtermijnen, en zelfs nihil kon zijn. Spaarbeleg had, zeker nu zij ervoor heeft gekozen om het SprintPlan aan te bieden aan een breed, niet gesegmenteerd publiek, dienen te verifiëren of de deelnemer uit het door Spaarbeleg verstrekte informatiemateriaal het bestaan van dit risico had begrepen en of het SprintPlan wel beantwoordde aan de beleggingsdoelstelling van deze individuele deelnemer.
5.4. Ook in het onderhavige geval komt de rechtbank tot het oordeel dat Spaarbeleg haar zorgplicht jegens [eiseres] heeft geschonden. Zoals reeds in eerdere vonnissen is geoordeeld, diende de potentiële deelnemer de informatie uit de verschillende toegezonden bescheiden te combineren en enkele denkstappen te maken om de risicio’s geheel te kunnen doorgronden. Spaarbeleg heeft niet bij [eiseres] geverifieerd of zij al die denkstappen had gemaakt om het SprintPlan-product op haar merites te kunnen beoordelen en om te beoordelen of het SprintPlan wel beantwoordde aan de beleggingsdoelstelling van [eiseres]. Hetgeen Spaarbeleg hierover verder heeft aangevoerd, kan niet tot een ander oordeel leiden.
causaal verband
5.5. De rechtbank gaat voorbij aan de stelling van Spaarbeleg dat het causaal verband tussen de schending van de zorgplicht en de door [eiseres] gestelde schade ontbreekt. [eiseres] heeft ter comparitie aangevoerd dat haar doel met het SprintPlan was te sparen voor een nieuwe auto. Zij heeft tevens verklaard dat zij nooit aan het SprintPlan begonnen zou zijn als haar duidelijk was geweest dat er aan het SprintPlan risico’s verbonden waren. De rechtbank is van oordeel dat [eiseres] met deze verklaring voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij het SprintPlan niet zou hebben afgesloten als Spaarbeleg aan haar zorgplicht had voldaan.
schade
5.6. De stelling van Spaarbeleg dat het verlies van de maandelijks verrichte betalingen (zijnde de rente over de lening) niet als schade kan worden aangemerkt, is door de rechtbank in voorgaande vonnissen (waaronder 24 januari 2007, LJN AZ7231) steeds verworpen. De rechtbank gaat ook nu aan die stelling voorbij.
In de recente arresten van het Hof Amsterdam van 1 maart 2007 (LJN AZ9722) en 16 augustus 2007 (LJN BB1855) ziet de rechtbank geen aanleiding anders te oordelen dan zij tot nu toe heeft gedaan. De verplichting waarin Spaarbeleg is tekortgeschoten, strekt ertoe te voorkomen dat een belegger lichtvaardig of met ontoereikend inzicht een beleggingsovereenkomst sluit. De informatieverstrekking ten aanzien van het verloren kunnen gaan van de rente was, zoals reeds is geoordeeld, onvolledig. De schending van de zorgplicht door het onvoldoende wijzen op dit risico en de onzekere financiële last van de overeenkomst vanwege de onzekere opbrengst bij de verkoop van de aandelen maken naar het oordeel van de rechtbank dat de rente in beginsel wél dient te worden beschouwd als schade ontstaan vanwege de schending van de zorgplicht. Voldoende aannemelijk is immers dat de overeenkomst niet tot stand zou zijn gekomen en de betaalde rente dus niet verloren was gegaan, indien de verplichtingen uit hoofde van de zorgplicht zouden zijn nagekomen. Dat de rentelast van tevoren bij [eiseres] bekend kon zijn maakt dit niet anders. Bovendien overweegt hetzelfde Hof in zijn arrest van 24 mei 2007 (LJN BA5684) dat betaalde rente wel als schade ten gevolge van het schenden van de zorgplicht van een aanbieder van effectenleaseovereenkomsten kan worden aangemerkt.
eigen schuld
5.7. In voorgaande vonnissen betreffende het SprintPlan heeft de rechtbank een beroep van Spaarbeleg op eigen schuld bij de deelnemer al verscheidene keren gehonoreerd (onder meer 18 oktober 2006, LJN AZ0660; 29 november 2006, LJN AZ3654). De rechtbank heeft bij deze beslissingen steeds van belang geacht dat de deelnemer er bij oplettende bestudering van het informatiemateriaal niet zonder meer ervan uit had mogen gaan dat het SprintPlan als een spaarproduct kon worden gezien en dat hij/zij, bij twijfel, zich nader had dienen te informeren.
5.8. De eigen schuld die de deelnemer heeft aan het ontstaan van zijn of haar schade door geen nader onderzoek naar het product SprintPlan in te stellen alvorens de overeenkomst te sluiten wordt door de rechtbank afgezet tegen de zorgplicht die op Spaarbeleg rustte. Bij die beoordeling wordt vooropgesteld dat een financiële instelling als Spaarbeleg zich behoort te realiseren dat producten als de onderhavige - die breed in de markt zijn gezet om ook de onervaren beleggers te bewegen tot het beleggen in uiterst koersgevoelige producten - beleggers aantrekt die zich van de risico’s van beleggen onvoldoende bewust zijn en/of het zich, gezien hun vermogens- en /of inkomenspositie in relatie tot hun uitgavenpatroon, niet kunnen veroorloven in dergelijke risicovolle producten te beleggen en dat Spaarbeleg hiermee bij het sluiten van de overeenkomst rekening dient te houden.
5.9. Tegen deze achtergrond is de rechtbank van oordeel dat als uitgangspunt geldt dat de schade die een deelnemer als gevolg van een schending van de zorgplicht heeft geleden, voor een groter deel voor rekening dient te komen van Spaarbeleg dan voor rekening van de deelnemer. Concreet betekent dit dat in beginsel 60% van de schade voor rekening van Spaarbeleg blijft. Bij het vaststellen van dit uitgangspunt heeft de rechtbank - samenvattend - rekening gehouden met het feit dat het SprintPlan, anders dan de meeste andere aandelenlease-producten, een voorziening behelst ter voorkoming van een restschuld, en daarom een lager risico kent, maar ook dat de informatie over de inhoud van het SprintPlan en de daaraan verbonden risico’s (door de versnipperde wijze van aanbieden hiervan) moeilijker te doorgronden is dan bij de meeste andere aandelenlease-producten het geval is.
5.10. Voor de vaststelling van de mate van eigen schuld zijn daarnaast de specifieke omstandigheden van het geval van belang, zoals:
- de omvang van de risico’s die de deelnemer heeft genomen;
- de leeftijd van de deelnemer bij het sluiten van de overeenkomst;
- de vermogens- en inkomenspositie van de deelnemer;
- de opleiding en/of (beleggings)ervaring van de deelnemer;
- de informatie die de deelnemer in het concrete geval over het SprintPlan heeft ontvangen;
- de rol van een eventuele tussenpersoon.
Deze omstandigheden zullen door de rechtbank, in onderlinge samenhang bezien en voor zover door partijen belicht, in ieder concreet geval worden gewogen.
5.11. Ten aanzien van [eiseres] zijn de volgende omstandigheden gesteld. Zij is geboren op 30 mei 1930 en was dus ten tijde van het sluiten van de overeenkomst 69 jaar oud, haar echtgenoot is zeven jaar ouder. Zij was verkoopster bij een muziekhandel. Op advies van haar schoondochter heeft zij een of twee keer eerder aandelen gekocht. Ten tijde van het sluiten van de overeenkomst hadden zij en haar man een AOW-uitkering en ieder een klein pensioen. In 2001 ontving zij NLG 1.899,00 aan pensioen en haar man ontving NLG 9.926,00. Hun AOW-uitkering bedroeg NLG 6.936,00 per persoon. Haar echtgenoot ontvangt voorts een kleine uitkering op grond van de Wet burgeroorlogsslachtoffers. In 2006 hadden zij een bedrag van EUR 20.000,00 gespaard. De huur van hun woning bedraagt in 2006 EUR 383,53. De tussenpersoon heeft alleen maar positieve dingen over het SprintPlan verteld en schetste een hoog eindbedrag. De toegezonden informatie over het SprintPlan hebben [eiseres] en haar man wel gelezen, maar ze begrepen niet wat er stond.
5.12. De rechtbank ziet in de bovenstaande omstandigheden aanleiding om ten gunste van [eiseres] af te wijken van haar hiervoor onder rechtsoverweging 5.9. weergegeven uitgangspunt voor de schadeverdeling. De rechtbank acht hierbij doorslaggevend de omstandigheid dat [eiseres] op hogere leeftijd was en voorts dat de financiële last die zij op zich heeft genomen met het aangaan van het SprintPlan behoorlijk zwaar was ten opzichte van het inkomen van haar en haar man. Indien Spaarbeleg aan haar zorgplicht had voldaan, had zij dit moeten inzien en [eiseres] deelname aan het SprintPlan moeten ontraden. De rechtbank ziet echter geen aanleiding de gehele schade voor rekening van Spaarbeleg te brengen, nu blijft staan dat ook op [eiseres] de verantwoordelijkheid rust om bij het aangaan van een dergelijke financiële verplichting ook zelf af te wegen of zij bereid en staat was aan deze verplichting te voldoen en om zich te informeren over de risico’s die aan dit financiële product verbonden waren. Dit laatste in ieder geval door het inwinnen van nadere informatie over het SprintPlan als zij de werking ervan niet begreep, hetgeen [eiseres] niet heeft gedaan. De rechtbank acht een verdeling van de schade, waarbij 20% voor rekening van [eiseres] blijft gegeven bovenstaande omstandigheden, redelijk. De gevorderde hoofdsom zal derhalve voor een bedrag van EUR 4.356,31 worden toegewezen.
5.13. De gevorderde wettelijke rente over genoemd bedrag wordt eveneens toegewezen, in die zin dat deze steeds wordt berekend over 80% van hetgeen [eiseres] heeft ingelegd.
5.14. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten zal worden afgewezen. [eiseres] heeft niet (voldoende onderbouwd) gesteld dat zij deze kosten daadwerkelijk heeft gemaakt en dat die kosten betrekking hebben op verrichtingen die meer omvatten dan een enkele aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier.
5.15. Spaarbeleg zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op:
- dagvaarding EUR 84,87
- overige explootkosten 0,00
- vast recht 296,00
- getuigenkosten 0,00
- deskundigen 0,00
- overige kosten 0,00
- salaris procureur 768,00 (2,0 punten × tarief EUR 384,00)
Totaal EUR 1.148,87
5.16. De rechter, ten overstaan van wie de comparitie is gehouden, heeft dit vonnis niet kunnen wijzen om organisatorische redenen.
6. De beslissing
De rechtbank
6.1. veroordeelt Spaarbeleg om aan [eiseres] te betalen een bedrag van EUR 4.356,31 (vierduizenddriehonderdzesenvijftig euro en éénendertig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente over 80% van de maandelijks door [eiseres] uit hoofde van de overeenkomst aan Spaarbeleg betaalde bedragen telkens vanaf de dag van deze maandelijkse betaling, tot de dag van volledige betaling,
6.2. veroordeelt Spaarbeleg in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op EUR 1.148,87,
6.3. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.4. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.A.T. van Rens en in het openbaar uitgesproken op 26 september 2007.
w.g. griffier w.g. rechter
FvG