
Jurisprudentie
BB4325
Datum uitspraak2007-09-26
Datum gepubliceerd2007-09-26
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200700587/1
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2007-09-26
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200700587/1
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bij besluit van 11 oktober 2005 heeft het college van burgemeester en wethouders van Dongeradeel (hierna: het college) aan [belanghebbende] vrijstelling verleend voor het gebruiken van het pand op het perceel [locatie] te Dokkum voor singuliere detailhandel.
Uitspraak
200700587/1.
Datum uitspraak: 26 september 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "Oosterpoort Dokkum B.V." en [appellant b], gevestigd, respectievelijk wonend te Dokkum, gemeente Dongeradeel,
appellanten,
tegen de uitspraak in zaak no. AWB 06/905 van de rechtbank Leeuwarden van 8 december 2006 in het geding tussen:
appellanten
en
het college van burgemeester en wethouders van Dongeradeel.
1. Procesverloop
Bij besluit van 11 oktober 2005 heeft het college van burgemeester en wethouders van Dongeradeel (hierna: het college) aan [belanghebbende] vrijstelling verleend voor het gebruiken van het pand op het perceel [locatie] te Dokkum voor singuliere detailhandel.
Bij besluit van 10 februari 2006 heeft het college het door appellanten daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 8 december 2006, verzonden op 11 december 2006, heeft de rechtbank Leeuwarden (hierna: de rechtbank) het door appellanten daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben appellanten bij brief van 19 januari 2007, bij de Raad van State ingekomen op 22 januari 2007, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 16 februari 2007. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 5 maart 2007 heeft [belanghebbende] die in de gelegenheid is gesteld als partij aan het geding deel te nemen een reactie ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 12 september 2007, waar [appellant b] in persoon, bijgestaan door mr. I. Bouwman, en het college, vertegenwoordigd door W. de Vries, ambtenaar bij de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
2.2. Appellanten betogen dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het college zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat appellanten niet als belanghebbenden bij het besluit van 11 oktober 2005 kunnen worden aangemerkt. Appellanten voeren daartoe aan dat [belanghebbende] en Oosterpoort Dokkum B.V. (hierna: Oosterpoort) zich als eigenaren en verhuurders van onroerende zaken in Dokkum in hetzelfde marktsegment bewegen en dus concurrenten van elkaar zijn. Daartoe achten zij van belang dat Oosterpoort een pand aan de Hogendijken te Dokkum verhuurt en exploiteert en dat dit pand, evenals het pand van [belanghebbende], geschikt is om ten behoeve van detailhandel te worden gebruikt.
2.2.1. De Afdeling is met de rechtbank van oordeel dat Oosterpoort niet als concurrent van [belanghebbende] kan worden aangemerkt. Daartoe is van belang dat de aan [belanghebbende] verleende vrijstelling niet ziet op het verhuren van haar pand aan detaillisten, maar op het door [belanghebbende] zelf exploiteren van een detailhandelsbedrijf in dat pand. Bovendien is van belang dat het pand van Oosterpoort in het geheel niet in gebruik is ten behoeve van detailhandel. Zoals de rechtbank terecht heeft overwogen is de enkele stelling van appellanten dat Oosterpoort in de toekomst haar pand zou kunnen gaan verhuren aan detaillisten dan wel in dat pand zelf singuliere detailhandel zou kunnen gaan uitoefenen, onvoldoende concreet om te oordelen dat appellanten om die reden als concurrent van [belanghebbende] zijn aan te merken en door het vrijstellingsbesluit in hun concurrentiebelang worden getroffen. De rechtbank heeft voorts terecht overwogen dat ook anderszins niet is gebleken van een persoonlijk belang waarin appellanten door het besluit van 11 oktober 2005 rechtstreeks worden getroffen. Het betoog van appellanten slaagt niet.
2.3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. W. van den Brink, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. B. Klein Nulent, ambtenaar van Staat.
w.g. Van den Brink w.g. Klein Nulent
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 26 september 2007
218-494.