Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB4272

Datum uitspraak2007-09-25
Datum gepubliceerd2007-09-26
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Zutphen
Zaaknummers06/2570 WOW44
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verbouwing pand voormalig Kantongerecht te Harderwijk. Het bouwplan voorziet in de realisering van kantoorruimte en vier appartementen. De bezwaren van eisers richten zich uitsluitend tegen de ten behoeve van de bewoners van de appartementen op het perceel aan te leggen parkeerplaatsen. Eisers vrezen het ontstaan van een verkeersonveilige situatie door een toename van autoverkeer. Het bouwplan dient te worden getoetst aan de Bouwverordening. De rechtbank verstaat de grieven van eisers aldus dat zij menen dat de in het geding zijnde parkeerplaatsen wegens de verkeersonveilige situatie niet kunnen worden betrokken in de toetsing aan de Bouwverordening. Dit betoog kan niet worden gevolgd. Het parkeerbeleid van verweerder - dat in de Bouwverordening is neergelegd - houdt in dat zo veel mogelijk moet worden geparkeerd op eigen terrein. Er moet van worden uitgegaan dat bij de vaststelling van verweerders parkeerbeleid alle in aanmerking komende belangen, waaronder toename van verkeersbewegingen, zijn betrokken. Het beroep is ongegrond.


Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN Sector Bestuursrecht Enkelvoudige kamer Reg.nr.: 06/2570 WOW44 Uitspraak in het geding tussen: T. Kroon en Y. Lassooy te Harderwijk, eisers, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Harderwijk verweerder, Van Hoogevest Ontwikkeling B.V. derde partij. 1. Bestreden besluit Besluit van verweerder van 16 oktober 2006. 2. Feiten Bij besluit van 14 maart 2006 heeft verweerder vrijstelling en reguliere bouwvergunning verleend aan de derde partij voor het verbouwen en herinrichten van het voormalig kantongerecht aan de Bruggestraat 49 te Harderwijk. Hiertegen hebben eisers bezwaar gemaakt. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eisers ongegrond verklaard. 3. Procesverloop Eisers hebben beroep ingesteld op de in het aanvullend beroepschrift aangevoerde gronden. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken en een verweerschrift ingezonden. Het beroep is behandeld ter zitting van 31 juli 2007, waar eisers in persoon zijn verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door C.M.J. Visser en M. Huisman. De derde partij is niet verschenen. 4. Motivering Ingevolge artikel 44 van de Woningwet - voor zover hier van belang - moet een bouwvergunning worden geweigerd indien het bouwplan in strijd is met het bestemmingsplan of niet voldoet aan de Bouwverordening. Ingevolge artikel 19, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke ordening (WRO), kunnen burgemeester en wethouders vrijstelling verlenen van het bestemmingsplan in door gedeputeerde staten aangegeven categorieën van gevallen mits het project is voorzien van een goede ruimtelijke onderbouwing. Het in geding zijnde perceel ligt binnen de begrenzing van het bestemmingsplan “Binnen de Veste Zuid” en heeft daarin deels de bestemming “Bijzondere doeleinden met bijbehorende erven” en deels “Onbebouwd erf“. Ingevolge artikel 11, eerste lid, van de planvoorschriften zijn de voor bijzondere doeleinden aangewezen gronden bestemd voor gebouwen van bijzondere aard, zoals verenigingsgebouwen, gebouwen voor sociale en culturele doeleinden en voor openbare gebouwen. Ingevolge artikel 21, eerste lid, van de planvoorschriften zijn de als onbebouwd erf aangewezen gronden bestemd voor tuinen en erven. Op grond van het tweede lid, onder a, zijn op deze gronden erfverhardingen ten dienste van toegangspaden, wandelroutes e.d. toegelaten. Het bouwplan voorziet in de realisering van kantoorruimte en vier appartementen. Blijkens de bij de bouwaanvraag behorende inrichtingsschets is bij het bouwplan voorzien in de aanleg van 6 parkeerplaatsen op het deel van het perceel met de bestemming “Onbebouwd erf”. Niet in geschil is, en ook de rechtbank stelt vast, dat het bouwplan voor wat betreft de realisering van kantoorruimte en woonruimte in strijd is met de bestemmingsplanvoorschriften. Bij besluit van 27 mei 2004 hebben Gedeputeerde Staten van Gelderland een verklaring van geen bezwaar afgegeven voor het verlenen van vrijstelling ingevolge artikel 19, tweede lid, WRO voor het in geding zijnde bouwplan. Verweerder heeft aan de vrijstelling ten grondslag gelegd dat de realisering van het bouwplan past in het beleid dat is neergelegd in de concept-structuurvisie Binnen de Veste e.o. De bezwaren van eisers richten zich uitsluitend tegen de ten behoeve van de bewoners van de appartementen op het perceel aan te leggen parkeerplaatsen. Eisers menen dat als gevolg daarvan een verkeersonveilige situatie ontstaat in de Heeraaltszstraat en hebben betoogd dat het aanleggen van die parkeerplaatsen niet strookt met verweerders binnenstadsvisie, die uitgaat van het autoluw, voetgangers- en fietsvriendelijk maken van de binnenstad. Tegen het met de bestemming strijdige gebruik voor kantoor- en woondoeleinden waarvoor vrijstelling is verleend zijn geen grieven aangevoerd. De rechtbank stelt vast dat de door verweerder verleende vrijstelling en bouwvergunning niet zien op de realisering van de parkeerplaatsen. Niet in geschil is dat parkeerplaatsen op gronden met de bestemming “onbebouwd erf”zijn toegestaan. Voorts wordt er op gewezen dat de aanleg van de parkeerplaatsen niet is aan te merken als bouwen in de zin van artikel 40 van de Woningwet waarvoor bouwvergunning is vereist. . Ter zitting is door verweerder meegedeeld dat de bij de bouwaanvraag behorende inrichtingsschets van betekenis is voor de toetsing van het bouwplan aan artikel 2.5.30 van de Bouwverordening waarin onder meer is bepaald dat, indien de omvang of de bestemming van een gebouw daartoe aanleiding geeft, ten behoeve van het parkeren of stallen van auto’s in voldoende mate ruimte moet zijn aangebracht op het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort. Verweerder meent dat met de aanleg van die in geding zijnde parkeerplaatsen aan de voorschriften van de Bouwverordening is voldaan. Ter beoordeling staat derhalve of verweerder terecht heeft geoordeeld dat het bouwplan voldoet aan de Bouwverordening. In dit verband verstaat de rechtbank de grieven van eisers aldus dat zij menen dat de in geding zijnde parkeerplaatsen wegens de verkeersonveilige situatie niet kunnen worden betrokken in de toetsing aan de Bouwverordening. De rechtbank stelt vast dat verweerders parkeerbeleid inhoudende dat zoveel mogelijk op eigen terrein wordt geparkeerd in de Bouwverordening is neergelegd. Er moet van worden uitgegaan dat bij de vaststelling van dat beleid alle in aanmerking komende belangen, zoals de door eisers aangevoerde toename van de verkeersbewegingen, zijn betrokken. Er is dan ook in beginsel in individuele gevallen geen plaats meer voor een beoordeling van die belangen. Van een bijzonder, individueel, belang dat bij de vaststelling van het beleid niet is betrokken is de rechtbank niet gebleken. Het voorhanden zijn van voldoende openbare parkeerruimte in de directe nabijheid van het pand kan evenmin als verweerders streven naar een autoluwe binnenstad als een zodanig belang worden aangemerkt. Niet in geschil is dat het realiseren van de vier appartementen een parkeerbehoefte van 6 parkeerplaatsen met zich mee brengt en dat de te realiseren parkeerplaatsen uitsluitend toegankelijk zijn voor de bewoners van die appartementen. Gelet daarop kan verweerder worden gevolgd in het standpunt dat op eigen terrein in de parkeerbehoefte voor de appartementen wordt voorzien. Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat verweerder op goede gronden vrijstelling en bouwvergunning heeft verleend. Het beroep is derhalve ongegrond, en voor een veroordeling in proceskosten bestaat geen aanleiding. 5. Beslissing De rechtbank: - verklaart het beroep ongegrond. Aldus gegeven door mr. N.K. van den Dungen-Dijkstra en in het openbaar uitgesproken op 17 september 2007 in tegenwoordigheid van M.G. van Engelen als griffier.