Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB4244

Datum uitspraak2007-09-04
Datum gepubliceerd2007-11-19
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Haarlem
Zaaknummers05/4870
Statusgepubliceerd


Indicatie

In haar uitspraak van heden (kenmerk 06/113) heeft de rechtbank het onaannemelijk geoordeeld dat X Holding B.V. met de geldverstrekking aan N Holding B.V. eiser in zijn hoedanigheid van aandeelhouder bewust een voordeel heeft doen toekomen. De rechtbank ziet geen aanleiding voor de toepassing van de inkomstenbelasting tot een ander oordeel te komen.


Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer Procedurenummer: AWB 05/4870 Uitspraakdatum: 4 september 2007 Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen X, wonende te Y, eiser, en de inspecteur van de Belastingdienst P, verweerder. 1. Ontstaan en loop van het geding Aan eiser is voor het jaar 1999 een navorderingsaanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen van € 289.376. Daarbij is een verzuimboete opgelegd ten bedrage van € 1.750. Verweerder heeft bij uitspraak van 17 augustus 2005 de navorderingsaanslag en de boete gehandhaafd. Eiser heeft tegen deze uitspraak bij brief van 27 september 2005, ontvangen bij de rechtbank op 28 september 2005 dag, beroep ingesteld. Het beroepschrift is aangevuld bij brief van 7 november 2005. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 februari 2007 te Haarlem. Namens eiser is verschenen haar gemachtigde drs. B. Namens verweerder zijn verschenen mr. C en D. Het beroep is ter zitting behandeld gelijktijdig met het beroep dat bij de rechtbank is geadministreerd onder het registratienummer 06/113, betreffende de navorderingsaanslag vennootschapsbelasting over het jaar 2001, ten name van X Holding B.V. 2. Feiten Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast: 2.1. X Holding B.V. is 100% aandeelhoudster van S B.V., een vennootschap die als franchisenemer een zevental T vestigingen exploiteert. X Holding B.V. en S B.V. vormen samen een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting. 2.2. Blijkens de statuten is het doel van X Holding B.V. onder meer “het beleggen in vermogenswaarden, in het bijzonder in onroerende zaken, effecten en schuldvorderingen”. 2.3. Eiser is directeur en enig aandeelhouder van X Holding B.V. E. is de levenspartner van eiser. 2.4. X Holding B.V. is tezamen met zeven andere franchisenemers van T (hierna tezamen: de investeerders) als financier betrokken geraakt bij een project in Frankrijk. 2.5. De investeerders hebben in totaal een bedrag van ƒ 1.900.000 (€ 862.182) gestort ten behoeve van N Holding B.V. Dit bedrag is aangewend voor de aankoop van een kasteel met 12 ha grond in Frankrijk. 2.6. N Holding B.V. is een vennootschap waarvan de aandelen werden gehouden door een op 22 april 1999 opgericht administratiekantoor “F”. Dit administratiekantoor is opgericht door één van de investeerders, die op dat moment enig bestuurslid van de stichting was. Op dezelfde dag, 22 april 1999, heeft het administratiekantoor de aandelen N Holding B.V. voor een bedrag van ƒ 10.000 gekocht van een derde. 2.7. X Holding B.V. heeft op 29 mei 1999 een bedrag van ƒ 250.000 (€113.445) overgemaakt op een bankrekeningnummer ten name van A B.V., ten behoeve van N Holding B.V.. Deze geldverstrekking is in de jaarrekening van 1999 van X Holding B.V. opgenomen. Ter zake van deze geldverstrekking is op 23 september 2002 een schriftelijke overeenkomst van geldlening opgemaakt tussen X Holding B.V. en N Holding B.V.. Genoemde overeenkomst bepaalt – voor zover hier van belang het volgende: (..) Artikel 2: Rente De schuldenaar is niet verplicht over de geleende hoofdsom, of het restant daarvan, aan de schuldeiser een rentevergoeding te betalen. Artikel 3: Aflossing De schuldenaar is niet verplicht op de geleende hoofdsom, of het restant daarvan, aan de schuldeiser aflossingen te betalen. Artikel 4: Achterstelling De lening is achtergesteld ten opzichte van alle bestaande en toekomstige schulden die de schuldenaar heeft aan een bankinstelling/financiële instelling. (...) 2.8. Aanvankelijk was het de bedoeling van de investeerders om het kasteel te slopen en er woningen te bouwen dan wel het kasteel te verbouwen tot koopappartementen. 2.9. In een brief van 8 november 2001 van een accountant aan een van de investeerders (M) betreffende “Participatie in N Holding B.V.” staat onder meer het volgende: “U heeft ons verzocht advies uit te brengen inzake u participatie in N Holding B.V. In 1999 heeft u samen met een aantal participanten een bedrag (in uw geval ƒ 150.000) betaald als investering in een onroerend goed project in Frankrijk. Naar het zich nu laat aanzien moet er aanzienlijk meer worden geïnvesteerd om hieruit in de verre toekomst een mogelijk rendement te halen. (...) In N Holding B.V. wordt in totaal door de volgende personen een bedrag van ƒ 1.900.000 gestort. (...) Het bedrag ad. ƒ 1.900.000 wordt als volgt besteed: 1. Aankoop kasteel met 12 ha. grond ƒ 1.000.000 2. Aanloopkosten en diversen ƒ 600.000 3. Ingediende termijnen inzake verbouwing ƒ 300.000. De grond waarvan de waarde wordt gesteld op ƒ 500.000 wordt afgesplitst en overgedragen aan een vennootschap “AA”. De tegenprestatie hiervoor is een zg. “dienstenovereenkomst”. Na verloop van tijd blijkt dat ondanks de aanloopkosten en de ingediende termijnen er niets is gedaan aan het kasteel. De partij die dit zou verzorgen (eigenaar van de vennootschap “AA”) blijkt een onbetrouwbare partner te zijn met een zeer slechts financiële positie en stevent af op een faillissement. Om de schade hiervan te beperken wordt besloten de grond vanuit de vennootschap “AA” over te dragen aan twee nieuw opgerichte vennootschappen. Het bloot eigendom wordt overgedragen aan “FD”” (aandeelhouders hiervan zijn de echtgenoten van V en K). Het vruchtgebruik wordt overgedragen aan “LP” (aandeelhouders hiervan zijn V en K). Om het project gaande te houden is door partijen H, V en K nog een bedrag betaald van ƒ 1.000.000. Ondanks deze inspanningen wordt er gesteld dat het project op dit moment geen waarde heeft. Om tot exploitatie over te gaan dient er ingrijpend te worden verbouwd. De participanten cq. partners wordt verzocht hun positie te bezien. Hierbij zijn een aantal varianten aan de orde geweest waar wij hier vooralsnog niet in detail op ingaan. (...) Van een aantal participanten cq. partners wordt voor maandag a.s. een standpunt verwacht aangaande continuering van het project (aanblijven als partner of participant, het wel of niet extra investeren e.d.). In de geschetste situatie adviseren wij u het volgende: 1. de grond dient op korte termijn in eigendom te komen van de oorspronkelijke participanten; 2. de stichting [rechtbank:: bedoeld wordt Stichting administratiekantoor “F”] dient alsnog de certificaten uit te geven; 3. alsnog opmaken van leningsovereenkomsten; 4. er dient een volledige financiële verantwoording te worden afgelegd; 5. actuele taxatie van het project met de grond door twee nader aan te wijzen taxateurs teneinde inzicht te krijgen in de actuele waarde van dit project. Op basis van deze gegevens kan een verantwoorde keuze worden gemaakt aangaande het wel of niet continueren van dit project.” 2.10. In een brief van 1 mei 2002 van een van de investeerders (V) gericht aan één van de andere investeerders (M) betreffende verantwoording van het project, staat onder meer: “(...) Eind april 1999 is door N Holding B.V. het kasteel met ondergrond in Frankrijk gekocht en is tevens door N Holding B.V. een raamovereenkomst gesloten met A France SARL, deze raamovereenkomst bestond uit een drietal overeenkomsten, te weten: - Aannemingsovereenkomst ter verbouwing van het kasteel; - Dienstenovereenkomst ter realisatie van het project; - Overeenkomst met recht van overpad tot het kasteel en een eeuwigdurend gebruiksrecht van 10 meter van de grond rondom het kasteel. De resterende grond, 12 hectare minus de ondergrond van het kasteel, is gekocht door A France SARL met geld van N Holding B.V., hiertegenover stond de dienstenovereenkomst ter realisatie van het project. Voor deze constructie is gekozen, omdat indien de grond gekocht werd door N Holding B.V. er bij verkoop aan de huizenbezitters voortdurend een voorkeursecht van de franse wijnboeren zou zijn op koop van de grond en zodoende het project in gevaar kon komen. Op basis van de raamovereenkomst was N Holding B.V. geld verschuldigd aan A France SARL en zodoende is er door N Holding B.V. over de periode april 1999 t/m juli 1999 ƒ 775.000 betaald aan A France SARL (...). Doordat mij tijdens een bezoek aan Frankrijk eind juli 1999 werd geconstateerd dat er niets aan het kasteel was gedaan eiste ik van F inzage in zijn boeken, een onderzoek wat in augustus 1999 door mijn kantoor is uitgevoerd en waaruit bleek dat een faillissement van de Ch groep onafwendbaar was. De gestorte gelden waren gebruikt om de aanloopkosten van het project te financieren en een deel was gebruikt voor de slechte liquiditeitspositie van de Ch groep. Cr Compagnie B.V. was de persoonlijke holding van de heer F (100% aandeelhouder), de dochters waren A I B.V., A U B.V. en AA BV.. A France SARL was de dochter van AA BV. Door het faillissement van de Ch groep zou de grond in Frankrijk in handen komen van de curator, immers de grond zat in A France SARL, dit moest voorkomen worden, omdat dan het project als verloren diende te worden beschouwd. (...) Na overleg met de notaris in Frankrijk werd de grond overgeheveld van A Franse SARL naar twee franse vennootschappen (...). De aandeelhouder van deze vennootschappen zijn de heer K, mevrouw K, ondergetekende en mevrouw V (...) Door de heer K en mij werd van de heer De J (alweer) J Pensioen B.V. overgenomen en met een statutenwijziging werd de naam veranderd in AA Nederland B.V., hierin werd het totale project Frankrijk ondergebracht, de heer Faber werd benoemd tot directeur (...), een kantoor werd aangehuurd in XX. Door AA Nederland B.V. werden voor het faillissement van Ch B.V. de aandelen in A France SARL gekocht, omdat hier de bouwvergunning van het kasteel in zat en zit. (...) Toen begin 2001 bleek dat de POS [rechtbank: bestemmingsplanwijziging] niet afgegeven werd en dat er in tegenstelling tot eerdere berichten grote tegenstand tegen het project in Frankrijk was, hebben de heer K en ik besloten om de activiteiten van AA Nederland B.V. te ontbinden, het kantoor in XX werd gesloten, de medewerkers en de directeur werden ontslagen. Omdat nu duidelijk was dat de huizen in ieder geval de komende jaren niet gebouwd zouden worden was herbezinning op het project noodzakelijk.” 2.11. Op verzoek van N Holding B.V. is in 2003 is een ondernemingsplan opgesteld, waarin als doelstelling is geformuleerd de realisatie van een châteauhotel-wellnesscentrum. 2.12. N Holding B.V. is in april 2004 failliet gegaan. 2.13. In een verslag derdenonderzoek bij N Holding B.V. met dagtekening 16 november 2004, waarbij verweerder en de curator van N Holding B.V. aanwezig waren, staat onder meer: “Inzake het faillissement van N Holding BV is er eigenlijk maar één schuldeiser. De rechter heeft namelijk beslist dat N Holding BV € 54.000 aan [X] moet betalen (...). Deze betaling heeft N Holding B.V. niet verricht en daarom heeft [X] het faillissement van N Holding BV aangevraagd. Voor de rest zijn alleen de acht personen die geld hebben geïnvesteerd in N Holding schuldeisers. De [curator] zegt dat het eigenlijk aandeelhouders zijn want er zouden certificaten uitgegeven worden. Dit is echter niet gebeurd. Op 15 november jl. heeft hij een bespreking gehad met de acht investeerders (...). Tijdens dit gesprek heeft [de curator] aan de acht investeerders gevraagd of er soms sprake was van een achter gestelde lening(en). Op dat moment bleven alle aanwezigen stil, er werd niet bevestigend geantwoord. [De curator] is er derhalve van uitgegaan dat er geen sprake was van een achtergestelde lening. In de administratie van N Holding BV zitten ook helemaal geen leningovereenkomsten. (...). De waarde van het kasteel en de grond is onzeker. De grond en het kasteel zijn eerst afzonderlijk getaxeerd en daarbij kwam men op een waarde van € 100.000 voor het kasteel en € 44.000 voor de grond. Later zijn de grond en het kasteel samen getaxeerd en zou de waarde € 350.000 zijn (...). De taxatie is echter uitgevoerd door een van de investeerder (...) die zelf het kasteel en de grond wil overnemen. Op basis van de € 350.000 waarde is een principe akkoord bereikt over de verdeling tussen de schuldeisers. Alle acht investeerders krijgen € 25.000 uitgekeerd. Alleen de heer X is het hier niet mee eens omdat hij twijfelt over de juistheid van de taxatie. Met [de curator] is afgesproken dat hij laat hertaxeren en als de taxatie niet boven de € 450.000 uitkomt hij alsnog met de € 25.000 akkoord gaat (vordering was € 113.445). Indien de taxatie boven de € 450.000 uitkomt zullen er nieuwe bedragen worden vastgesteld. Volgens het verzekeringscontract d.d. 1 mei 2003 is alleen het kasteel € 700.000 waard. Er is dus duidelijk onzekerheid over de waarde van het kasteel en de grond.” 2.14. In 2005 is een bedrag van € 25.000 door N Holding B.V. aan X Holding B.V. voldaan. Dit bedrag is in 2005 in de winst van X Holding B.V. opgenomen. 3. Geschil In geschil is of het bedrag van de lening van X Holding B.V. aan N Holding B.V. van ƒ 250.000 in 1999 moet worden aangemerkt als een uitdeling van winst aan eiser. 4. Beoordeling van het geschil Er bestaat samenhang tussen de onderhavige correcties op de aangifte inkomstenbelasting 2001 en de correctie die verweerder aanbracht op de belastbare winst van X Holding B.V. over het jaar 1999. In haar uitspraak van heden (kenmerk 06/113) heeft de rechtbank het onaannemelijk geoordeeld dat X Holding B.V. met de geldverstrekking aan N Holding B.V. eiser in zijn hoedanigheid van aandeelhouder bewust een voordeel heeft doen toekomen. Voor de gronden en de feiten waarop dit oordeel berust zij verwezen naar evengenoemde uitspraak, in het bijzonder naar rechtsoverwegingen 4.2 en 4.3. De rechtbank ziet geen aanleiding voor de toepassing van de inkomstenbelasting tot een ander oordeel te komen. Gelet op het een en ander slaagt het beroep en zullen de navorderingsaanslag en de daarbij opgelegde verzuimboete worden vernietigd. 5. Proceskosten Gelet op de samenhang met de zaak met als kenmerk 06/113, waarin op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht verweerder is veroordeeld in de kosten die eiser in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken, vindt de rechtbank geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling in de onderhavige beroepsprocedure. Op de voet van het bepaalde in artikel 3 van voornoemd besluit zullen beide zaken voor de vergoeding van kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, worden beschouwd als één zaak. 6. Beslissing De rechtbank: - verklaart het beroep gegrond; - vernietigt de uitspraak op bezwaar; - vernietigt de navorderingsaanslag, en - vernietigt de boete. Deze uitspraak is gedaan op 4 september 2007 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. A.A. Fase, voorzitter, mr. E. Jochem en mr. A.E. Keulemans, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.J.E.M. Anderluh Vanherck, griffier. Afschrift verzonden aan partijen op: De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm. Rechtsmiddel Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam. Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen: 1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd; 2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener; b. een dagtekening; c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld; d. de gronden van het hoger beroep.