
Jurisprudentie
BB4243
Datum uitspraak2007-05-24
Datum gepubliceerd2007-09-25
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank Zutphen
Zaaknummers85487 / KG ZA 07-122
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2007-09-25
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank Zutphen
Zaaknummers85487 / KG ZA 07-122
Statusgepubliceerd
Indicatie
Partijen treffen over de overhangende beplanting een dading op basis van een door een tuiniersbedrijf opgesteld snoeiplan. Uitgangspunt snoeiplan en de uitwerking ervan.
Uitspraak
RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Civiel – Afdeling Handel
zaaknummer / rolnummer: 85487 / KG ZA 07-122
Vonnis in kort geding van 24 mei 2007
in de zaak van
[eiser],
wonende te [plaats], gemeente Berkelland,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
procureur mr. C.B. Gaaf,
advocaat mr. J.H.B. Averdijk te Enschede,
tegen
[verweerder],
wonende te [plaats], gemeente Berkelland,
verweerder in conventie,
eiser in reconventie,
procureur mr. A.J.H. Ozinga,
advocaat mr. H.F.J. Maissan te Hengelo Ov.
Partijen zullen hierna [eiser] en [verweerder] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de vrijwillige verschijning van partijen
- de mondelinge behandeling ter terechtzitting van 10 mei 2007
- de pleitnota van [eiser]
- de pleitnota van [verweerder]
- de eis in reconventie.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Partijen zijn al ongeveer 10 jaar buren. [eiser] woont in [plaats] aan de [adres A] en [verweerder] aan de [adres B].
2.2. Bij de erfgrens van de percelen van [eiser] en [verweerder] staan aan de zijde van [verweerder] bomen en heesters. De bomen staan meer dan 50 centimeter van de erfgrens met uitzondering van twee coniferen.
2.3. Bij dagvaarding van 19 mei 2005 heeft [eiser] gevorderd, dat de rechtbank te Zutphen [verweerder] zal veroordelen bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
primair:
- binnen tien dagen na vonnis de bomen en heesters die binnen twee meter respectievelijk
een halve meter tot het perceel van [eiser] staan te rooien;
- binnen deze termijn de overige beplantingen die gedeeltelijk over het perceel van [eiser]
hangen te snoeien;
subsidiair:
- binnen tien dagen na vonnis alle beplantingen die over het perceel van [eiser] hangen te
snoeien en gesnoeid te houden;
- binnen deze termijn de heesters die binnen een halve meter tot het perceel van [eiser] staan
in hoogte terug te brengen tot die van de schutting;
- alles op straffe van een aan [eiser] te verbeuren dwangsom van € 150,-- voor iedere dag of
gedeelte van een dag (tot een maximum van € 15.000,--) dat [verweerder] met de voldoening
van dit bevel in gebreke blijft;
- alsmede [verweerder] te veroordelen in de kosten van de procedure.
2.4. Bij vonnis van 21 december 2005 heeft de rechtbank te Zutphen de primaire vorderingen van [eiser] afgewezen en met betrekking tot de subsidiaire vorderingen – voor zover hier van belang – [verweerder] op straffe van een dwangsom geboden zijn beplantingen te snoeien, voor zover deze over het perceel van [eiser] hangen, binnen een termijn van vier maanden.
2.5. Op 12 mei 2006 heeft S.J.J. Teselink, als toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder werkzaam ten kantore van R.J. Soer, gerechtsdeurwaarder te Groenlo, op verzoek van [eiser] de grosse van het vonnis van voormeld vonnis aan [verweerder] betekend en bevel gedaan om zijn beplantingen te snoeien, voor zover deze over het perceel van [eiser] hangen, binnen een termijn van vier maanden.
2.6. [verweerder] heeft daarop [eiser] doen dagvaarden tegen de terechtzitting van de voorzieningenrechter van de rechtbank te Zutphen van 14 juli 2006 en daarbij – voor zover hier van belang - gevorderd:
“(…)
dat bij vonnis van de voorzieningenrechter, uitvoerbaar bij voorraad:
1. [eiser] zal worden verboden de dwangsommen te innen omdat [verweerder] aan het vonnis van 21 december 2005 heeft voldaan subsidiair omdat er nog geen vier maanden zijn verstreken na betekening van dit vonnis;
2. de dwangsom, opgelegd bij vonnis van 21 december 2005, op te heffen met betrekking tot het snoeien van de hoge bomen en te beperken tot de coniferen en de struiken voor zover van deze beplanting de takken over de erfafscheiding groeien;
3. [eiser] te veroordelen om [verweerder] en/of zijn hulpkrachten toegang tot zijn erf te verschaffen teneinde hem in de gelegenheid te stellen om aan zijn snoeiverplichtingen te voldoen, zo vaak als dat nodig is, op straffe van een dwangsom van € 150,-- per keer dat [eiser] weigert [verweerder] en/of zijn hulpkrachten, tot zijn erf toe te laten, met een maximum van € 15.000,--;
4. [eiser] te veroordelen om binnen 48 uur na betekening van dit vonnis aan [verweerder] te betalen bij wijze van voorschot op de door [verweerder] gemaakte en nog te maken kosten een bedrag van € 2.229,87;
(…)”.
2.7. De mondelinge behandeling van voormelde vorderingen is ter zitting geschorst teneinde partijen in de gelegenheid te stellen de tussen hen gerezen geschillen met behulp van een mediator onderling op te lossen. Deze mediation heeft niet tot een voor beide partijen aanvaardbaar resultaat geleid.
2.8. Bij brief van 8 september 2006 heeft [naam v.o.f.] – voor zover hier van belang – het volgende aan [eiser] bericht:
“(…)
Betreft: Tuinonderhoud [adres B] te [plaats].
(…)
Hierbij een voorstel m.b.t. het plegen van onderhoud aan de tuin op voornoemd adres.
Als uitgangspunt heb ik de instructies gehanteerd zoals omschreven in een notitie d.d. 4 augustus 2006 en een notitie d.d. 26 juli 2006 opgesteld door de Heer [eiser] welke ik van de heer [verweerder] heb gekregen.
Ik heb de situatie ter plaatse gezien en besproken met de Heer [verweerder], de Heer [eiser] en mijn college [naam] (de hovenier van de Fa. [eiser]).
(…)”.
2.9. Het bij voormelde brief gevoegde plan houdt – voor zover hier van belang – het volgende in:
“(…)
Vooraf dient gezegd dat een redelijke mate van overlast niet meetbaar is.
Het gaat hier namelijk om beplantingen welke zowel door hun physiologische eigenschappen als wel door invloeden van buitenaf, “het weer”, aan veranderingen onderhevig zijn die niet stuurbaar zijn.
Als conform onderstaand voorstel onderhoud wordt gepleegd, zal de overlast voor [eiser] binnen zeer redelijke proporties blijven, terwijl het aangezicht van de tuin van [verweerder] voor hemzelf beperkt wordt aangetast.
In ons voorstel gaan wij ervan uit dat er volgens een gerechtelijke uitspraak geen rooiverplichtingen zijn.
Waar sprake is van positie bedoelen wij de geformuleerde opmerkingen in het schrijven van [eiser] d.d. 26 juli 2006.
Situatie A:
1. conifeer eerste in de rij vanaf de [adres] rondom snoeien, aan de achterzijde tot 20 cm binnen de perceel scheiding. Tevens aan de achterzijde de dode takken terug snoeien tot op de stam. Uitvoeren 1x per 2 jaar.
De kruin van de haagbeuk rondom + 40% inkorten, eenmaal per 2 jaar.
2. De opvolgende coniferen ongeveer 1,5 tot 2 meter inkorten, dood hout op de achterkant van de stam tot op de stam verwijderen, rondom snoeien tot 20 cm binnen de perceelsgrens zodanig dat de piramidale vorm gehandhaafd blijft.
Uitvoeren 1x per jaar.
Overigens is naar mijn oordeel geen sprake van overmatige overlast door blad vanwege de aanwezigheid van de coniferen.
Alternatief coniferen:
2e Conifeer in rij rooien en in de plaats hiervan op 50 cm uit de scheiding 3 Ilex aquifolium of Taxus Baccata van ongeveer 2,5 meter planten en blijvend snoeien op een hoogte van maximaal 3 meter.
Conifeer 1 en 3 snoeien en inkorten als boven.
In een later stadium wanneer de taxus c.q. hulst groter zijn kan conifeer 3 eventueel gerooid worden (na 3-4 jaar).
Situatie B:
De wal;noot aan de achterkant zodanig tot 0,5 m binnen de perceelsgrens terugsnoeien zodat er gedurende het groeiseizoen geen takken over de schutting van de familie [eiser] groeien
Jaarlijks controleren indien nodig onderhoud plegen als boven.
Overige heesters in de staat onderhouden zoals ze nu zijn. 1x per jaar snoeien
Genoemde heester veroorzaken geen noemenswaardige overlast met betrekking tot de dakgoten.
De immer terugkerende klimop kan verwijderd worden indien [verweerder] dit wenst.
Evenwel kan hij er ook voor zorgen dat door regelmatige controle en snoeihandelingen de klimop niet door of over de schutting groeit, 3x per jaar controleren, snoeien tot op het maaiveld.
Wilgen knotten op hoogte zoals ze nu geknot zijn of eventueel op gelijke hoogte als die van [eiser].
Waar in situatie C sprake is van beuk betreft het hier een meerstammige Els, voorstel knotten op 2,5 meter hoogte.
Kastanje knotten op 2,5 meter hoogte.
Berk overhangende takken verwijderen tot 0,5 meter binnen de perceelsgrens.
Jaarlijks controleren en indien nodig onderhoud plegen.
2.10. Tijdens de voorzetting van de mondelinge behandeling van de gevorderde voorlopige voorzieningen op 27 oktober 2006 zijn partijen ter beëindiging van het tussen hen bestaande geschil – voor zover hier van belang - het navolgende overeen gekomen:
“(…)
1. Partijen zijn het er over eens dat het plan van [naam v.o.f.] van 8 september 2006 als grondslag geldt voor de beslechting van hun geschil.
2. Partij [verweerder] zal [naam v.o.f.] voor de eerste maal opdracht geven tot het verrichten van de snoeiwerkzaamheden genoemd in het plan. De snoeiwerkzaamheden zullen uiterlijk 1 maart 2007 dienen te hebben plaatsgevonden.
3. [naam v.o.f.] begroot die werkzaamheden op een bedrag van € 3.000,-- exclusief BTW.
4. Partij [eiser] verbindt zich tot betaling van € 1.000,--, te vermeerderen met BTW, aan partij [verweerder] op een door partij [verweerder] op te geven bank- of girorekening, binnen veertien dagen nadat hij van partij [verweerder] een kopie heeft gekregen van de rekening van [naam v.o.f.].
5. Partij [verweerder] zal een week voordat [naam v.o.f.] met de werkzaamheden start daarvan bericht geven aan partij [eiser].
6. Partij [eiser] verbindt zich [naam v.o.f.] toe te laten op zijn erf zodat [naam v.o.f.] de werkzaamheden kan verrichten en het groenafval kan afvoeren.
7. Partij [verweerder] verbindt zich het onderhoudsplan als omschreven in het plan van [naam v.o.f.] van 8 september 2006 telkenjaren dan wel een maal per twee jaar te doen verrichten in de wintermaanden door een door hem aan te wijzen hovenier.
8. Partij [verweerder] verbindt zich partij [eiser] telkens een week voordat die werkzaamheden aanvangen daarvan bericht te doen.
9. Partij [eiser] verbindt zich om de hovenier van partij [verweerder] toe te laten op zijn erf om daar de nodige onderhouds- en afvoerwerkzaamheden te verrichten.
10. Partij [verweerder] verbindt zich de klimop die tegen en door de schutting groeit geregeld bij te houden.
11. Partij [eiser] ziet af van verdere executiemaatregelen van het vonnis van 21 december 2005.
12. (…)
13. Deze overeenkomst is niet vatbaar voor ontbinding. In geval van wanprestatie zal nakoming en eventueel schadevergoeding gevorderd kunnen worden.
14.(…)”.
2.11. [verweerder] heeft [naam v.o.f.] opdracht tot uitvoering van het onderhoudsplan van 8 september 2006. [naam v.o.f.] is met de uitvoering van de daarin bedoelde snoeiwerkzaamheden begonnen op 22 januari 2007.
2.12. Een kopie van de deswege door [verweerder] van [naam v.o.f.] ontvangen factuur d.d. 23 maart 2007 voor een bedrag van € 2.644,30 is door [verweerder] op 28 maart 2007 aan [eiser] toegezonden.
2.13. Bij brief van 2 april 2007 heeft [eiser] aan [verweerder] bericht, dat naar zijn mening de snoeiwerkzaamheden niet conform het proces-verbaal van dading waren uitgevoerd en heeft hij [verweerder] gesommeerd om dit alsnog voor 10 april 2007 te doen.
2.14. Een schriftelijke toelichting d.d. 9 mei 2007 van [naam v.o.f.] houdt – voor zover hier van belang – het volgende in:
“(…)
Conform het procesverbaal van 27 oktober 2006 hebben wij bedoelde werkzaamheden uitgevoerd als voorgesteld.
(…)
Algemeen
Planten zijn niet vormvast en ook niet te maken (wel met tussenpozen). Enige hinder kan altijd ervaren worden, vooral ook door natuurlijke invloeden.
Het snoeien van platen is een handeling welke op enig moment door uitvoerende personen wordt geïnterpreteerd, vanuit de nodige vakkennis en ervaring.
Enige opmerkingen met betrekking tot de aangevoerde bezwaren volgen hieronder.
Situatie A
De coniferen waarvan sprake is waren reeds teruggesnoeid tot 20 cm binnen de scheiding. Er zijn geen overhangende takken teruggesnoeid.
Het dode hout? Waar sprake van is, zijn stompjes die bij een vorige snoeibeurt zijn teruggesnoeid met de bedoeling dat deze weer uitlopen. Indien deze niet weer uitlopen kunnen ze in de zomer van 2007 alsnog worden teruggesnoeid.
Situatie B (procesverbaal)
De walnoot is naar behoren en met het oog op behoud van vitaliteit teruggenomen. Door het late tijdstip van snoeien en de gewenste manier van terugsnoeien (deels zware takken van over de scheiding terugnemen tot op de gesteltakken) kan het zijn dat incidenteel een top van een andere gesteltak is blijven zitten (echter wel binnen de perceelsgrens) om voldoende zuiging in de toppunten te houden en overmatig bloeden tegen te gaan.
Op het moment van melding waren de bomen reeds weer uitgelopen en dus mogelijk naar de perceelsgrens toe weer aangegroeid.
Situatie C
Wat betreft de els en kastanje hebben wij een voorstel gedaan de bomen te knotten tot 2.5 m hoogte.
Bij de uitvoer hebben wij uit esthetisch oogpunt besloten de hoogte van de knotten te laten variëren, mede omdat de huidige hoogte geen andere gevolgen heeft dan de voorgestelde 2.5 m.
In ons voorstel had moeten staan + 2.5m.
(…)”.
3. Het geschil in conventie
3.1. [eiser] vordert, dat de voorzieningenrechter, bij uitvoerbaar bij voorrad te verklaren vonnis, [verweerder] zal veroordelen:
1. om binnen één week na de vonnis de afspraken, gemaakt in het proces-verbaal d.d. 27 oktober 2006, na te komen, zulks op straffe van een aan [eiser] te verbeuren dwangsom van € 1.000,-- voor iedere dag of gedeelte van een dag dat [verweerder] na betekening van dit vonnis in gebreke blijft met de voldoening van het gevorderde;
2. in de kosten van deze procedure.
3.2. [verweerder] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. Het geschil in reconventie
4.1. [verweerder] vordert, dat de voorzieningenrechter:
1. [eiser] zal verbieden om hem nog langer in rechte te betrekken wat de staat van zijn tuin betreft, zulks op straffe van een dwangsom van € 10.000,-- voor elke keer dat [eiser] zich om deze rechter tot de rechter wendt,
en, voor het geval de vordering in conventie van [eiser] wordt afgewezen:
2. [eiser] zal veroordeling tot betaling aan [verweerder] van een bedrag van € 1.190,--,
3. [eiser] zal veroordelen in de kosten van deze procedure.
4.2. [eiser] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
5. De beoordeling in conventie
5.1. [eiser] legt aan zijn vordering ten grondslag de stelling, dat de op 27 oktober 2007 tussen partijen overeengekomen snoeiwerkzaamheden in de tuin van [verweerder] niet zijn uitgevoerd krachtens het plan van [naam v.o.f.] d.d. 8 september 2006. Ter ondersteuning daarvan heeft hij aangevoerd, dat dode takken aan de achterzijde van de coniferen niet tot op de stam zijn teruggesnoeid (situatie A van het snoeiplan), de coniferen niet tot 20 centimeter binnen de erfgrens zijn gesnoeid, de walnoot niet tot 50 centimeter binnen de erfgrens is gesnoeid, de meerstammige els en de kastanje niet tot 2,5 meter zijn geknot en de klimop niet conform het proces-verbaal is verwijderd.
5.2. Met betrekking tot de door partijen op 27 oktober 2006 gesloten overeenkomst wordt vooropgesteld, dat voor de uitleg van een overeenkomst niet slechts van belang is hetgeen uit de tekst zelf blijkt, maar dat het aankomt op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs daaraan mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten.
5.3. Dienaangaande staat vast, dat de grondslag van de hiervoor onder 2.3 en 2.6 vermelde procedures tussen partijen was gelegen in de door [eiser] gepretendeerde overlast van op het perceel van [verweerder] staande bomen, heesters en overige beplantingen.
Voorst staat vast, dat het snoeiplan van 8 september 2006 als uitgangspunt heeft dat de overlast voor [eiser] binnen zeer redelijke proporties zal blijven en dat het aangezicht van de tuin van [verweerder] voor hemzelf beperkt wordt aangetast. Dit plan is vervolgens door partijen als grondslag genomen voor de beslechting van hun geschil.
5.4. Het vorenstaande brengt met zich, dat partijen in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs aan het snoeiplan niet die zin mochten toekennen dat de snoeiwerkzaamheden met betrekking tot de daarin genoemde maten tot op de centimeter nauwkeurig zouden uitgevoerd. Redelijkerwijs mochten zij van elkaar slechts verwachten dat de snoeiwerkzaamheden zouden worden uitgevoerd overeenkomstig het hiervoor onder 5.3 vermelde uitgangspunt van dat snoeiplan, te weten: de overlast zal voor [eiser] binnen zeer redelijke proporties blijven en het aangezicht van de tuin van [verweerder] wordt voor hemzelf beperkt aangetast.
5.5. Het moge zo zijn, dat de snoeiwerkzaamheden niet geheel naar de letter van de tussen partijen gesloten overeenkomst zijn uitgevoerd doch uit de hiervoor onder 2.14 vermelde schriftelijke toelichting van [naam v.o.f.] blijkt, dat zij de snoeiwerkzaamheden conform het snoeiplan van 8 september 2006 hebben uitgevoerd vanuit de nodige vakkennis en ervaring. Daarmee is voorshands voldoende aannemelijk dat conform het door partijen aanvaarde uitgangspunt van het snoeiplan de overlast voor [eiser] binnen zeer redelijke proporties zal blijven en het aangezicht van de tuin van [verweerder] voor hemzelf beperkt is aangetast. De door partijen overgelegde foto’s leiden niet tot een ander oordeel.
5.6. Het vorenstaande leidt tot de conclusie, dat voorshands voldoende aannemelijk is, dat de bodemrechter – later oordelend – tot de conclusie zal komen dat [verweerder] zijn verplichtingen uit de tussen partijen op 27 oktober 2006 gesloten overeenkomst is nagekomen. De door [eiser] gevorderde voorlopige voorzieningen moeten daarom worden afgewezen.
5.7. [eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [verweerder] worden begroot op:
- vast recht EUR 251,00
- overige kosten 0,00
- salaris procureur 816,00
Totaal EUR 1.067,00
6. De beoordeling in reconventie
6.1. De vordering van [verweerder] om [eiser] te verbieden om hem nog langer in rechte te betrekken wat de staat van zijn tuin betreft, is niet voor toewijzing vatbaar. Immers, de omstandigheid dat [verweerder] – zoals hiervoor in conventie overwogen - thans aan zijn verplichtingen uit de overeenkomst van 27 oktober 2006 heeft voldaan, houdt niet noodzakelijkerwijs in dat hij dat ook in de toekomst zal doen. Het gevorderde, onbegrensde verbod is daarmee een te ver gaande beperking van het aan een ieder grondwettelijk toekomende recht geschillen aan de rechter voor te leggen.
6.2. Tegen de vordering van [verweerder] om [eiser] te veroordelen tot betaling van het overeengekomen bedrag van € 1.190,-- heeft [eiser] aangevoerd, dat [verweerder] in die vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard dan wel dat die vordering hem moet worden ontzegd. Ter ondersteuning van deze stelling, heeft [eiser] enkel aangevoerd, dat deze vordering in reconventie niet vóór de zitting aan hem kenbaar is gemaakt.
6.3. Anders dan [eiser] kennelijk beoogt met deze stelling is voor de vraag of een vordering in reconventie toelaatbaar is niet beslissend of die vordering vóór de mondelinge behandeling ter zitting aan de wederpartij kenbaar is gemaakt doch slechts of de eisen van een goede procesorde de eis in reconventie toelaten.
Dienaangaande staat vast, dat [eiser] zich op 27 oktober 2006 heeft verbonden om binnen veertien dagen nadat hij van [verweerder] een kopie van de rekening van [naam v.o.f.] heeft ontvangen, een bedrag van € 1.000,--, te vermeerderen met BTW, te betalen, alsmede dat [eiser] die betaling heeft opgeschort in verband met zijn stelling dat de snoeiwerkzaamheden niet zouden zijn uitgevoerd zoals overeengekomen.
Aangezien [eiser] deze opschorting van zijn verplichtingen uit de overeenkomst uitsluitend heeft gebaseerd op hetgeen door hem in conventie is aangevoerd, wordt hij op geen enkele wijze belemmerd of benadeeld in zijn mogelijkheden tot het voeren van verweer tegen de vordering in reconventie. Daarmee is de vordering in reconventie niet in strijd met de eisen van een goede procesorde, zodat deze zal worden toegelaten.
6.4. Zoals hiervoor in conventie overwogen, is voorshands voldoende aannemelijk dat [verweerder] aan zijn verplichtingen uit hoofde van de op 27 oktober 2006 tussen partijen gesloten overeenkomst heeft voldaan. Het door [eiser] gedane beroep op opschorting van zijn verplichtingen uit die overeenkomst moet daarom worden verworpen.
6.5. Vaststaat, dat [eiser] zich op 27 oktober 2006 heeft verbonden om binnen veertien dagen nadat hij van [verweerder] een kopie van de rekening van [naam v.o.f.] heeft ontvangen, een bedrag van € 1.000,--, te vermeerderen met BTW, te betalen, dat [verweerder] een kopie van die rekening op 28 maart 2007 aan [eiser] heeft toegezonden en dat [eiser] het overeengekomen bedrag niet binnen de overeengekomen termijn heeft voldaan.
Deze vordering van [verweerder] is dan ook voor toewijzing vatbaar.
6.6. Aangezien elk van partijen als op enig punt in het ongelijk gesteld is te beschouwen, zullen de proceskosten worden gecompenseerd op de hierna te vermelden wijze.
7. De beslissing
De voorzieningenrechter
in conventie
7.1. wijst de vorderingen af;
7.2. veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van [verweerder] tot op heden begroot op EUR 1.067,00;
7.3. verklaart dit vonnis in conventie wat betreft de kostenveroordeling
uitvoerbaar bij voorraad;
in reconventie
7.4. veroordeelt [eiser] om aan [verweerder] te betalen een bedrag van EUR 1.190,00 (éénduizendéénhonderdnegentig euro);
7.5. verklaart dit vonnis in reconventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
7.6. compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
7.7. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.E.F. Hillen en in het openbaar uitgesproken op 24 mei 2007.