Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB4233

Datum uitspraak2007-08-15
Datum gepubliceerd2007-09-25
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Rotterdam
Zaaknummers794628
Statusgepubliceerd
SectorSector kanton


Indicatie

Een school vordert van ouders betaling de ouderlijke bijdrage voor hun minderjarig kind. De ouders hebben een schriftelijke overeenkomst getekent tot het voldoen van die bijdrage, waarmee de in beginsel vrijwillige bijdrage een verplicht karakter krijgt, mist aan wettelijke vereisten is voldaan. De kantonrechter oordeelt dat in dit geval niet aan alle vereisten is voldaan.


Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM sector kanton VONNIS in de zaak van de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid “DE VERENIGING DE VAN OLDENBARNEVELTSCHOOL VOOR NEUTRAAL BIJZONDER ONDERWIJS”, gevestigd te Rotterdam, eiseres bij exploot van dagvaarding van 26 maart 2007, gemachtigde: R.L.J. van Es, tegen [gedaagde], wonende te [woonplaats], gedaagde, in persoon. 1. Het verloop van de procedure De kantonrechter heeft kennis genomen van de volgende stukken: - de dagvaarding d.d. 26 maart 2007, met producties; - de conclusie van antwoord van gedaagde; - de conclusie van repliek van eiseres; - de conclusie van dupliek van gedaagde. De uitspraak van het vonnis is door de kantonrechter bepaald op heden. 2. De vaststaande feiten Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken alsmede op grond van de in zoverre niet weersproken inhoud van de producties staat tussen partijen -zakelijk weergegeven en voorzover thans van belang- het volgende vast: 1. De dochter van gedaagde is als leerling op de school van eiseres ingeschreven geweest. 2. Tussen partijen is een overeenkomst ouderbijdrage tot stand gekomen met betrekking tot het schooljaar 1999-2000. 3. De overeenkomst Ouderbijdrage houdt - voor zover van belang - het volgende in: Ondergetekende verklaart een exemplaar van het Reglement Ouderbijdrage van de Vereniging “De Van Oldenbarneveltschool” ontvangen te hebben en er kennis van te hebben genomen. Ondergetekende aanvaart genoemd Reglement als onderdeel van deze overeenkomst. 4. Het Reglement Ouderbijdrage houdt - voor zover van belang - het volgende in: Artikel 5…Het lid dat niet in staat is de verschuldigde ouderbijdrage tijdig te voldoen, dient hierover vóór het verstrijken van de betalingstermijn schriftelijk contact op te nemen met de penningmeester van de Vereniging. Dan kan overleg worden gevoerd over een eventuele betalingsregeling. Artikel 6: Het bestuur van de Vereniging kan op schriftelijk verzoek van de betreffende ouder(s) of voogd, ontheffing verlenen van het in het Reglement bepaalde en van de uit het Reglement voortvloeiende verplichtingen. Een dergelijk besluit wordt, eveneens schriftelijk, zo spoedig mogelijk aan de betrokkenen meegedeeld. Bezwaren tegen de hoogte van de ouderbijdrage dienen te worden gezonden aan de penningmeester van de Vereniging. Het bestuur beslist binnen zes weken na ontvangst van een bezwaarschrift en stelt de bezwaarde van haar besluit schriftelijk en gemotiveerd in kennis. Artikel 7: 1. De toelating van de leerling tot de school wordt niet afhankelijk gesteld van betaling van de ouderbijdrage. Het Reglement is slechts van toepassing in geval de in artikel 1 genoemde persoon de overeenkomst heeft getekend. Daar de ouderbijdrage vrijwillig van aard is, is de verplichting tot betaling ervan slechts van toepassing voor zover de ouders via de overeenkomst hebben te kennen gegeven aanspraak te willen maken op de in de overeenkomst genoemde voorzieningen of faciliteiten. 3. Het geschil 3.1 Eiseres heeft -zakelijk weergegeven- gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, gedaagde te veroordelen tot betaling van € 498,50 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding over € 361,54 tot de dag der algehele voldoening met veroordeling van gedaagde in de kosten van dit geding. 3.2 Aan de eis naast de hiervoor vermelde vaststaande feiten - verkort weergegeven - het volgende ten grondslag gelegd. Door ondertekening van deze overeenkomst verklaart gedaagde zich bereid tot betaling van het totaalbedrag ouderbijdrage voor haar minderjarige kind. Gedaagde is aan eiseres ouderbijdrage voor het minderjarige kind verschuldigd met betrekking tot het schooljaar 1999-2000 tot een bedrag van € 272,29. Eiseres heeft, ondanks aanmaning, geen betaling van dit bedrag verkregen. Eiseres heeft haar vordering d.d. 4 mei 2005 ter incasso gegeven aan haar gemachtigde, die hierna gedaagde op 4 en 17 mei 2005 heeft gesommeerd. Hierna heeft gedaagde pas gereageerd. Eiseres beroept zich op de getekende overeenkomst en het daarop van toepassing zijnde reglement, waarvan gedaagde bij ondertekening een exemplaar heeft mogen ontvangen. In artikel 7 van het reglement staat vermeld dat de ouderbijdrage in beginsel vrijwillig is, echter door ondertekening van de overeenkomst, is deze rechtsgeldig afdwingbaar geworden. Ook staat hierin vermeld dat het niet betalen van de ouderbijdrage geen reden is om leerlingen van het geboden onderwijs uit te sluiten. Gedaagde heeft de overeenkomst niet onder dwang getekend. 3.3 Gedaagde heeft tegen de eis - voor zover thans van belang - het volgende aangevoerd. Gedaagde heeft na de eerste aanschrijving van 12 december 1999 direct telefonisch contact opgenomen met de administratie van eiseres en vermeld dat het hier een vrijwillige bijdrage betreft en dat haar inkomen niet toereikend is om vrijwillig een bijdrage te doen. Gedaagde heeft hierna meerdere malen gereageerd. Gedaagde stelt dat zij de overeenkomst onder dwang heeft getekend omdat anders het onderwijs voor haar dochter zou worden beëindigd in haar laatste schooljaar, om die reden is de overeenkomst niet rechtsgeldig. Later bleek dat de ouderbijdrage vrijwillig was en in elk geval niet kan worden afgedwongen. 4. De beoordeling van het geschil Om aanspraak te kunnen maken op schoolbijdragen van ouders dient aan de wettelijke bepalingen van art. 40 van de Wet op het Primair onderwijs te zijn voldaan. In dit artikel is bepaald dat overeenkomsten waarbij ouders worden verplicht tot het betalen van een geldelijke bijdrage nietig zijn, behoudens voor zover zij na de toelating van de leerling tot de school schriftelijk zijn aangegaan en in het desbetreffende schriftelijke stuk aan de ouders kenbaar is gemaakt dat het een vrijwillige bijdrage betreft waarvoor de overeenkomst niet behoeft te worden aangegaan, doch waarvoor geldt dat na de ondertekening wel een verplichting tot betaling van de overeengekomen bijdrage bestaat. In dit artikel wordt een dergelijke overeenkomst op verschillende gronden met nietigheid bedreigd. Strekking van genoemd artikel is dat een overeenkomst waarbij van de ouders verplicht een schoolbijdrage wordt gevraagd, alleen dan rechtsgeldig is wanneer dit uitdrukkelijk door de school en de ouders schriftelijk is overeengekomen en overigens voldoet aan de strenge wettelijke vereisten. Gedaagde heeft de overeenkomst ondertekend doch stelt dit te hebben gedaan omdat anders het onderwijs van haar dochter zou worden beëindigd. Door ondertekening van de overeenkomst heeft gedaagde verklaard een exemplaar van het Reglement Ouderbijdrage van eiseres ontvangen te hebben en hiervan kennis te hebben genomen. Gesteld noch gebleken is dat gedaagde het Reglement niet heeft ontvangen. De kantonrechter gaat er vanuit dat de bepalingen van het Reglement gezien moeten worden als bepalingen van de overeenkomst en dat aan de inhoud van het Reglement bij de beoordeling van de zaak gewicht kan worden toegekend. Uit het Reglement volgt dat de toelating van de leerling tot de school niet afhankelijk gesteld wordt van betaling van de ouderbijdrage. Het daarop betrekking hebbende verweer van gedaagde wordt dan ook verworpen. Dit betekent echter niet dat de vordering toewijsbaar is. Immers, gedaagde heeft gesteld dat zij de bijdrage niet kon voldoen. In het Reglement moet op grond van art. 40 van de Wet op het Primair onderwijs een reductie- en kwijtscheldingsregeling zijn opgenomen en tevens dient de inhoud van die regeling in de overeenkomst te zijn vermeld. Aan dit vereiste is naar het oordeel van de kantonrechter niet voldaan. Met enige goede wil kan in de hierboven aangehaalde artikelen 5 en 6 van de overeenkomst nog wel het bestaan van een reductie- en kwijtscheldingsregeling worden gelezen, maar hetgeen overigens is opgenomen is te summier om te worden gezien als een weergave van de inhoud van die regeling. Een dergelijk verzuim is door de wetgever met nietigheid bedreigd. Nu geconstateerd moet worden dat de overeenkomst niet voldoet aan de wettelijke vereisten en dus nietig is, dient de vordering te worden afgewezen. 5. De beslissing De kantonrechter: wijst de vordering af; veroordeelt eiseres in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van gedaagde begroot op nihil Dit vonnis is gewezen door mr. J. Sap en uitgesproken ter openbare terechtzitting.