Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB4176

Datum uitspraak2007-09-10
Datum gepubliceerd2007-09-25
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank 's-Hertogenbosch
ZaaknummersAWB 06/3549
Statusgepubliceerd


Indicatie

Geen voorwaarde aan bouwvergunning verbonden op grond waarvan het verlenen van een bezoekersparkeerkaart kon worden geweigerd.


Uitspraak

RECHTBANK ’s-HERTOGENBOSCH Sector bestuursrecht Zaaknummer: AWB 06/3549 Uitspraak van de meervoudige kamer van 10 september 2007 inzake [eiser], te [woonplaats], eiser, tegen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eindhoven, verweerder, gemachtigde mr. J.N.H. Kepers. Procesverloop Bij besluit van 13 februari 2006 heeft verweerder aan eiser medegedeeld dat hem voor het jaar 2006 geen bezoekersparkeerkaart voor het gebied "De Bergen" te Eindhoven zal worden verstrekt. Het hiertegen door eiser ingediende bezwaar heeft verweerder bij besluit van 26 juni 2006 ongegrond verklaard, met dien verstande dat verweerder eiser alsnog een bezoekersparkeerkaart voor het jaar 2006 heeft verstrekt. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld. De zaak is behandeld op de zitting van 17 augustus 2007, waar eiser niet is verschenen. Verweerder is verschenen bij gemachtigde. Overwegingen 1. Aan de orde is de vraag of verweerders besluit van 26 juni 2006 in rechte stand kan houden. 2. Bij haar beoordeling gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden. Eiser is eigenaar van een appartementsrecht en is woonachtig in het appartementencomplex Cigogne in het gebied "De Bergen" te Eindhoven. Het Cicogne complex is het resultaat van de herontwikkeling van het schoolcomplex aan de Catharinastraat te Eindhoven, en ligt pal tegen het centrum van de stad aan. De herontwikkeling is mogelijk geworden door een per 19 februari 2002 aan Amstelland Ontwikkeling, onder toepassing van artikel 19, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, verleende bouwvergunning voor de bouw van een 60-tal nieuwe woningen en van een parkeergarage die voorziet in 77 parkeerplaatsen. In de ruimtelijke onderbouwing behorend bij genoemde vrijstelling staat vermeld dat de 77 parkeerplaatsen voor de bewoners en hun bezoekers worden aangelegd. Alle parkeerplaatsen zijn verkocht aan de bewoners van het complex en er zijn geen bezoekersparkeerplaatsen op het eigen terrein gerealiseerd. 3. De rechtbank ziet zich allereerst gesteld voor de vraag of eiser procesbelang heeft, aangezien het tijdvak waarop het bestreden besluit betrekking heeft reeds is verstreken en verweerder eiser bij het bestreden besluit alsnog een bezoekersparkeerkaart voor het jaar 2006 heeft verstrekt. Deze vraag dient naar het oordeel van de rechtbank bevestigend te worden beantwoord, nu het hier een systeem van jaarlijks terugkerende vergunningverlening betreft. Bovendien heeft verweerder ter zitting aangegeven dat indien het thans bestreden besluit door de rechtbank wordt vernietigd, dit met zich brengt dat ook de weigering voor 2007, waartegen eiser geen rechtsmiddel heeft aangewend, niet kan worden gehandhaafd. De rechtbank verwijst in dit verband naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 6 juli 2005, zie www.rechtspraak.nl, LJN: AU4074. 4. Ingevolge artikel a, aanhef en onder j, van de Parkeerverordening 2000 van de gemeente Eindhoven, vastgesteld op 9 oktober 2000, wordt onder een bezoekersvergunning verstaan een door burgemeester en wethouders verleende vergunning, als bedoeld in artikel c2, krachtens welke het is toegestaan een motorvoertuig te parkeren op daartoe aangewezen belanghebbendenplaatsen. 5. Ingevolge onder h van genoemd artikel is een belanghebbendenplaats een parkeerplaats die: 1. is aangeduid met bord E9 uit bijlage 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (hierna:"R.V.V. 1990"); of 2. gelegen is binnen een zone aangeduid met bord E9 uit bijlage 1 van het R.V.V. 1990 met het opschrift zone, voorzover deze plaats niet is uitgezonderd. 6. Onder punt 1, onderdeel d, sub 2 van de op 26 september 2005 door de raad van de gemeente Eindhoven gewijzigd vastgestelde Regeling Belanghebbendenparkeren is vermeld dat als uitgangspunt heeft te gelden dat geen bezoekerskaart wordt verstrekt indien de aanvrager woont in een woning waarvoor in de bouwvergunning de voorwaarde is gesteld dat een parkeergelegenheid voor bezoekers op eigen terrein gerealiseerd wordt. 7. Verweerder is van mening dat in de bouwvergunning behorend bij het complex Cigogne de voorwaarde is opgenomen dat parkeergelegenheid voor bezoekers op eigen terrein dient te worden gerealiseerd. Verweerder heeft de bezoekersvergunning voor het jaar 2006 dan ook geweigerd onder verwijzing naar de hiervoor weergegeven passage uit het raadsbesluit van 26 september 2005. Daaraan kan niet afdoen dat de gerealiseerde parkeerplaatsen in feite niet beschikbaar zijn voor bezoekers, omdat de projectontwikkelaar alle parkeerplaatsen heeft verkocht aan de bewoners van het complex Cicogne. Het raadsbesluit is de neerslag, aldus verweerder, van een politieke keuze waarbij de gevolgen van dit besluit voor de bewoners van het complex Cicogne, die buiten hun schuld niet over bezoekersparkeerplaatsen op eigen terrein beschikken, nadrukkelijk zijn meegewogen. Verweerder kan en wil van dat besluit niet afwijken. 8. Ter zitting is gebleken dat genoemde gewijzigde Regeling Belanghebbendenparkeren door verweerder als een vaste gedragslijn wordt gebruikt bij de uitoefening van de bevoegdheid tot onder meer het verlenen van bezoekersparkeervergunningen. 9. Anders dan verweerder heeft betoogd is naar het oordeel van de rechtbank niet gebleken dat aan de onderhavige bouwvergunning de voorwaarde is gesteld dat parkeergelegenheid voor bezoekers op eigen terrein gerealiseerd wordt, nog daargelaten de vraag of een dergelijke voorwaarde wel aan een bouwvergunning kan worden verbonden. De enkele vermelding in de ruimtelijke onderbouwing behorend bij de aan de bouwvergunning gekoppelde vrijstelling dat er bezoekersparkeerplaatsen op eigen terrein zullen worden gerealiseerd, rechtvaardigt naar het oordeel van de rechtbank niet verweerders conclusie dat aan de bouwvergunning een dergelijke voorwaarde is verbonden. Naar het oordeel van de rechtbank is de desbetreffende voorwaarde genoemd in het gewijzigd raadsbesluit Regeling Belanghebbendenparkeren dan ook niet vervuld, zodat verweerder eisers aanvraag voor een bezoekersparkeervergunning voor het jaar 2006 derhalve niet op basis van het raadsbesluit had mogen weigeren. Het beroep is reeds hierom gegrond en het bestreden besluit dient bij gebreke van een deugdelijke motivering wegens strijd met artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht te worden vernietigd. 10. In het geval het ervoor zou moeten worden gehouden dat aan de onderhavige bouwvergunning de voorwaarde is verbonden dat er bezoekersparkeerplaatsen op eigen terrein gerealiseerd worden geldt het volgende. Verweerder hanteert bij het toekennen van bezoekersvergunningen de vaste gedragslijn zodanig dat geen bezoekersparkeerkaart wordt verstrekt indien de aanvrager woont in een woning waarvoor in de bouwvergunning de voorwaarde is gesteld dat een parkeergelegenheid voor bezoekers op eigen terrein gerealiseerd wordt, ook in het geval het verweerder bekend is dat die parkeergelegenheid buiten de schuld van de aanvrager niet daadwerkelijk is gerealiseerd en de aanvrager bij het kopen van de woning geen rekening hoefde te houden met het mogelijk niet beschikbaar komen van bezoekersparkeerplaatsen op eigen terrein. Verweerder laat door deze handelwijze de belangen van de bewoners van de "oude woningen" prevaleren boven de belangen van de bewoners van het complex Cicogne. Het is de rechtbank echter niet gebleken dat er onder genoemde omstandigheden een objectief gerechtvaardigd onderscheid tussen beide bewonersgroepen bestaat. Integendeel, de rechtbank vermag zonder nadere motivering op dit punt niet in te zien waarom in bedoelde gevallen de belangen van de bewoners van de "oude woningen" zwaarder dienen te wegen dan de belangen van de bewoners van het complex Cicogne. 11. De rechtbank acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling, nu niet is gebleken dat eiser dergelijke kosten heeft gemaakt. 12. Wel zal de rechtbank bepalen dat door de gemeente Eindhoven aan eiser het door hem gestorte griffierecht ad € 141,00 dient te worden vergoed. 13. Beslist wordt als volgt. Beslissing De rechtbank, - verklaart het beroep gegrond; - vernietigt het bestreden besluit; - bepaalt dat verweerder een nieuw besluit dient te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen; - bepaalt dat de gemeente Eindhoven namens verweerder aan eiser het door hem gestorte griffierecht dient te vergoeden ten bedrage van € 141,00. Aldus gedaan door mr. E.M. de Stigter als voorzitter en mr. W.C.E. Winfield en mr. J.H.G. van den Broek als leden in tegenwoordigheid van mr. drs. J.J.M. Goosen als griffier en uitgesproken in het openbaar op 10 september 2007. ? De griffier is buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen.