Jurisprudentie
BB4171
Datum uitspraak2007-09-25
Datum gepubliceerd2007-09-25
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Arnhem
Zaaknummers05/510650-07
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2007-09-25
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Arnhem
Zaaknummers05/510650-07
Statusgepubliceerd
Indicatie
De Rechtbank Arnhem heeft een 45-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren voor het aanrijden van vrouw, waarbij zij ter plekke is overleden. De rechtbank acht doodslag bewezen onder meer nu verdachte met alcohol op is gaan rijden.
Uitspraak
Promis vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer : 05/510650-07
Datum zitting : 11 september 2007
Datum uitspraak : 25 september 2007
Tegenspraak
In de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
tegen:
naam : [verdachte],
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats],
adres : [adres],
plaats : [woonplaats].
thans gedetineerd in P.I. Arnhem - HvB Arnhem Zuid, Ir.Molsweg 5
Arnhem.
Raadsman : mr. T. Bertens, advocaat te Arnhem.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 26 mei 2007 te Dieren, gemeente Rheden, opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, hierin bestaande dat verdachte opzettelijk
- terwijl hij verkeerde in de toestand bedoeld in artikel 8 lid 2 aanhef en onder b juncto lid 3 aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994, aangezien het alcoholgehalte van verdachtes bloed bij een onderzoek 2,05 milligram, in elk geval hoger bleek te zijn dan 0,5 en/of 0,2 milligram alcohol per milliliter bloed en/of
- ondanks dat verdachte door [betrokkene 1] meermalen (op indringende wijze) was gewaarschuwd dat hij (veel) te veel alcohol(houdende drank) gedronken had en niet meer moest gaan rijden en/of dat die [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] niet bij verdachte in de auto zou(den) gaan zitten en/of
- nadat verdachtes personenauto niet wilde starten, verdachte (vervolgens) aan [betrokkene 2] en/of [betrokkene 3] heeft gevraagd om die personenauto aan te duwen, vervolgens in die personenauto is weggereden en/of vervolgens als bestuurder van die personenauto, daarmede rijdende over de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Admiraal Helfrichlaan, de voor hem op die weg uit rijdende fietsster [slachtoffer] niet heeft gezien, althans op haar geen acht heeft geslagen, en/of niet of onvoldoende naar links is uitgeweken om die fietsster te passeren en/of zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij, verdachte, in staat was het door hem bestuurde motorrijtuig (personenauto) tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die weg kon overzien en waarover deze vrij was, als vermeld in artikel 19 Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 en/of is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met die fietsster en/of waarbij en/of waardoor die fietsster ten val is gekomen, tengevolge waarvan die [slachtoffer] (ter plaatse) is overleden;
art 287 Wetboek van Strafrecht
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 26 mei 2007 te Dieren, gemeente Rheden, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) daarmede rijdende over de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Admiraal Helfrichlaan, zeer roekeloos, althans aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte de voor hem op die weg uit rijdende fietsster [slachtoffer] niet heeft gezien, althans op haar geen acht heeft geslagen, en/of niet of onvoldoende naar links is uitgeweken om die fietsster te passeren en/of zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij, verdachte, in staat was het door hem bestuurde motorrijtuig (personenauto) tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die weg kon overzien en waarover deze vrij was, als vermeld in artikel 19 Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 en/of is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met die fietsster en/of waarbij en/of waardoor die fietsster ten val is gekomen, en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan verdachtes schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander ([slachtoffer]) werd gedood,
terwijl het een ongeval betrof waardoor een ander werd gedood en verdachte verkeerde in de toestand bedoeld in artikel 8 lid 2 aanhef en onder b juncto lid 3 aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994, aangezien verdachte toen dat motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van verdachtes bloed bij een onderzoek 2,05 milligram, in elk geval hoger bleek te zijn dan 0,5 en/of 0,2 milligram alcohol per milliliter bloed;
art 8 lid 3 ahf sub b Wegenverkeerswet 1994
art 175 lid 2 ahf sub a Wegenverkeerswet 1994
art 6 Wegenverkeerswet 1994
art 8 lid 1 Wegenverkeerswet 1994
art 8 lid 2 ahf/ond a Wegenverkeersweg
art 8 lid 2 ahf/ond b Wegenverkeersweg 1994
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 11 september 2007 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. T. Bertens, advocaat te Arnhem.
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht alsmede ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van tien jaar.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De vaststaande feiten
Op 26 mei 2007 heeft verdachte in de loop van de middag bij een collega in Westervoort diverse alcoholische consumpties genuttigd. Aan het begin van de avond is verdachte in zijn auto gestapt en naar shoarmarestaurant "De Pyramide" in Dieren gereden. Volgens de verklaringen van verdachte heeft hij daar twee of drie flesjes bier en een glas raki gedronken . Omstreeks 20.30 uur verlieten verdachte, zijn neef, [betrokkene 2], diens vriendin [betrokkene 1] en een vriend van hen, [betrokkene 3], “De Pyramide”, om naar het huis van verdachte te gaan om daar te gaan kaarten.
Verdachte heeft kort nadien als een bestuurder van een motorrijtuig (te weten zijn personenauto) gereden over de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Admiraal Helfrichlaan in Dieren . Ongeveer dertig meter voor de vluchtheuvel, ter hoogte van de Beverodelaan, heeft verdachte [betrokkene 3], die op een scooter voor hem reed, ingehaald, waarna verdachte voor de vluchtheuvel weer naar rechts ging. Verdachte is daarop blijkens de verkeersongevallenanalyse met het rechter voorwiel van zijn auto tegen de rechter trottoirband gereden. Kort daarop is verdachte met zijn motorrijtuig tegen een fietser aangebotst, mevrouw [slachtoffer], die aan de rechterkant van de weg reed. Vlak voor de botsing slingerde de auto van verdachte. Als een gevolg van de botsing werd mevrouw [slachtoffer] van haar fiets geslingerd en belandde zij op het wegdek. Het motorrijtuig van verdachte is tegen een links naast de rijbaan staande lichtmast gereden, die vervolgens plat ging. Mevrouw [slachtoffer] is als een gevolg van de aanrijding ter plekke overleden.
Bij verdachte is ongeveer anderhalf uur na het ongeval bloed afgenomen. Het resultaat van de analyse van het bloed bedroeg, na aftrek van de wettelijke voorgeschreven correctie, 2.05 milligram alcohol per milliliter bloed. Tenslotte reed verdachte ten tijde van de aanrijding harder dan de toegestane snelheid van vijftig kilometer.
Standpunt verdachte en Openbaar Ministerie met betrekking tot primair tenlastegelegde opzet
Verdachte stelt dat hem geen opzettelijk handelen kan worden verweten, zoals is tenlastegelegd. Hij stelt daartoe dat hij de dood van het slachtoffer niet heeft gewild en dat gelet op zijn verklaringen niet kan worden aangenomen dat hij ten tijde van het ongeval een zodanig inzicht had in de reikwijdte van zijn gedragingen en de mogelijke gevolgen daarvan, dat daaruit zijn opzet op de dood van het slachtoffer kan volgen. Evenmin kan worden gesproken van het zogenaamde voorwaardelijk opzet: het feit dat verdachte zelf de situatie van dronkenschap heeft gecreëerd brengt niet mee dat hij wist dat de kans aanmerkelijk was dat de fietser zou overlijden en hij desondanks bewust ervoor koos te gaan rijden.
Het Openbaar Ministerie stelt dat verdachte weliswaar de dood van mevrouw [slachtoffer] niet heeft gewild, maar ten tijde van de gedraging de aanmerkelijke kans daarop bewust heeft aanvaard, in die zin dat verdachte haar dood op de koop toe heeft genomen. Het Openbaar Ministerie meent aan de hand van de bewijsmiddelen te kunnen adstrueren dat hier sprake is van voorwaardelijk opzet en niet slechts van grove schuld. Daarbij acht het OM van belang dat er diverse momenten zijn geweest waarop verdachte tot bezinning had kunnen komen en had kunnen besluiten niet te gaan rijden (de rit naar "De Pyramide"; de waarschuwing van [betrokkene 1]; het niet starten van de motor) en het feit dat verdachte waarschuwingen van derden kreeg niet te gaan rijden.
Beoordeling
Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – zoals hier de dood – is aanwezig indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dat gevolg zal intreden. Daartoe is vereist dat verdachte wetenschap heeft gehad van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden en die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard, dat wil zeggen op de koop toe heeft genomen. De aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm zozeer zijn gericht op een bepaald gevolg, dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op dat gevolg heeft aanvaard.
Naar algemene ervaringsregels bestaat een aanmerkelijke kans op een aanrijding met een dodelijke afloop indien een bestuurder van een fiets, zijnde een onbeschermde verkeersdeelnemer, door een auto met een snelheid van meer dan vijftig kilometer wordt aangereden. Eveneens bestaat naar algemene ervaringsregels een aanmerkelijke kans dat een dergelijke aanrijding plaatsvindt als de bestuurder van de auto aanzienlijke hoeveelheden alcohol heeft genuttigd.
De Rechtbank is van oordeel dat verdachte de aanmerkelijke kans dat hij een zwakke verkeersdeelnemer zou aanrijden met als mogelijk gevolg de dood van die verkeersdeelnemer, heeft geweten en die kans op de koop heeft toegenomen toen hij op 26 mei 2007 rond 20.30 uur plaats nam in zijn auto. Uit de hiervoor gememoreerde vaststaande feiten en de hierna te bespreken omstandigheden leidt de Rechtbank af dat het verdachte om het even is geweest of hij die avond een andere verkeersdeelnemer zou aanrijden. De Rechtbank wijst daarbij op de volgende omstandigheden:
- Verdachte is op 1 april 2005 door de Politierechter Groningen veroordeeld voor rijden onder invloed. Verdachte heeft daarover verklaard dat dit een eenzijdig ongeval betrof en dat hij nog alcohol had in zijn bloed van de dag ervoor. Verdachte was zich derhalve op grond van zijn eerdere ervaringen bewust van het effect dat alcohol op zijn lichaam en geest had. Hij kende reeds om die reden de hierboven besproken aanmerkelijke kans dat als een gevolg van het met te veel alcohol besturen van een auto de dood van een andere verkeerdeelnemer zal plaatsvinden.
- Verdachte heeft reeds in de middag van 26 mei 2007 aanzienlijke hoeveelheden alcohol gedronken. Volgens de verklaringen van verdachte dronk hij zes of zeven blikjes bier en een bodempje Tequila . De getuigen [betrokkene 1] en [betrokkene 2] hebben verklaard dat verdachte later die dag tegenover hen had verklaard dat hij die middag een halve fles zelfgestookte Tequila had gedronken en verder bij zijn collega ook bier had genuttigd . Hij heeft er echter niet voor gekozen de auto te laten staan toen hij besloot naar Dieren te gaan. Dit is het eerste moment waarop naar het oordeel van de Rechtbank verdachte tot bezinning had kunnen en moeten komen.
- Toen tegen 20.30 uur die avond het plan werd opgevat om bij verdachte kaart te gaan spelen, had verdachte opnieuw diverse alcoholische consumpties genuttigd. Opnieuw koos verdachte er niet voor de auto te laten staan. Bij de rechter-commissaris heeft verdachte daarover verklaard: "De afstand van de shoarmazaak tot mijn huis is inderdaad niet ver. Het zou kunnen zijn dat het ongeveer één kilometer is. U vraagt mij waarom ik niet ben gaan lopen. Ik heb daar niet over nagedacht." Dit is het tweede moment waarop naar het oordeel van de Rechtbank verdachte tot bezinning had kunnen en moeten komen.
- Voordat verdachte in zijn auto stapte heeft [betrokkene 1] verdachte er meerdere keren op gewezen dat hij de auto moest laten staan, dat zij vond dat verdachte beter niet kon gaan rijden en dat hij "alcohol op had en niet zo'n klein beetje ook". De getuige [betrokkene 1] maakte verdachte ook duidelijk dat zij en [betrokkene 2] niet in de auto zouden meerijden, zoals verdachte verzocht . Toen verdachte zijn auto wilde starten, lukte dat niet. Verdachte heeft toen [betrokkene 2] en [betrokkene 3] gevraagd de auto aan te duwen, hetgeen zij hebben gedaan. Verdachte heeft vervolgens langzaam een rondje over de parkeerplaats gereden en trok vervolgens "heel erg hard op" in de richting van de verkeerslichten bij de Harderwijkerweg. Verdachte stelt die waarschuwingen niet gehoord te hebben, doch de rechtbank hecht weinig waarde aan de verklaringen van verdachte hieromtrent, nu de getuige [betrokkene 1] alsook de getuige [betrokkene 2] hebben verklaard dat verdachte zelfs kwaad werd toen hij hierop werd aangesproken. Dit is het derde moment waarop verdachte naar het oordeel van de Rechtbank tot bezinning had kunnen en moeten komen.
- Nadat verdachte in de auto was gestapt – en derhalve opnieuw aan het verkeer was gaan deelnemen – bleek de auto niet te starten. In plaats van op dat moment bij zijn zinnen te komen en alsnog de auto te laten staan, koos verdachte ervoor de auto te laten aanduwen en vervolgens opnieuw de auto te gaan besturen. Dit is het vierde moment waarop verdachte naar het oordeel van de Rechtbank tot bezinning had kunnen en moeten komen.
- Verdachte heeft zich vervolgens, voorafgaand aan de aanrijding, schuldig gemaakt aan gevaarzettend gedrag. Verdachte trok de auto snel op, reed sneller dan de toegestane snelheid, ging slingerend over het wegdek en raakte daarbij de stoeprand. Door die wijze van rijden heeft verdachte er blijk van gegeven geen enkel oog te hebben gehad voor zwakkere verkeersdeelnemers, zoals mevrouw [slachtoffer].
Uit al deze omstandigheden blijkt het volgende.
Verdachte had voorafgaand aan de aanrijding van mevrouw [slachtoffer] dermate veel alcohol op dat hij redelijkerwijs absoluut niet meer in staat moest worden geacht zijn auto te besturen. Uit de wijze van rijden van verdachte blijkt dat hij zich niet heeft bekommerd om de mogelijke gevolgen voor andere, in het bijzonder zwakke, weggebruikers, zoals fietsers. Gezien de hiervoor aan de orde gekomen omstandigheden waaronder de gedraging is verricht, kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders zijn dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op een (dodelijk) ongeval heeft aanvaard. Verdachte kende de gevaren van het rijden met alcohol en heeft op vier momenten waarop hij tot bezinning had kunnen komen, desalniettemin ervoor gekozen de auto te gaan besturen. Op al die momenten had hij anders kunnen en moeten beslissen. De gevolgen van zijn gedragingen zijn verdachte echter om het even geweest en heeft hij op de koop toegenomen. Eén en ander brengt met zich mee dat verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat zijn handelen de dood van mevrouw [slachtoffer] tot gevolg zou hebben. Verdachte heeft derhalve opzettelijk gehandeld.
Conclusie
De rechtbank acht gezien het hiervoor overwogene wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op 26 mei 2007 te Dieren, gemeente Rheden, opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, hierin bestaande dat verdachte opzettelijk
- terwijl hij verkeerde in de toestand bedoeld in artikel 8 lid 2 aanhef en onder b juncto lid 3 aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994, aangezien het alcoholgehalte van verdachtes bloed bij een onderzoek 2,05 milligram, alcohol per milliliter bloed en
- ondanks dat verdachte door [betrokkene 1] meermalen (op indringende wijze) was gewaarschuwd dat hij (veel) te veel alcohol(houdende drank) gedronken had en niet meer moest gaan rijden en dat die [betrokkene 1] en [betrokkene 2] niet bij verdachte in de auto zouden gaan zitten en
- nadat verdachtes personenauto niet wilde starten, verdachte vervolgens aan [betrokkene 2] en [betrokkene 3] heeft gevraagd om die personenauto aan te duwen, vervolgens in die personenauto is weggereden en vervolgens als bestuurder van die personenauto, daarmede rijdende over de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Admiraal Helfrichlaan, de voor hem op die weg uit rijdende fietsster [slachtoffer] niet heeft gezien, althans op haar geen acht heeft geslagen, en niet of onvoldoende naar links is uitgeweken om die fietsster te passeren en zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij, verdachte, in staat was het door hem bestuurde motorrijtuig personenauto tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die weg kon overzien en waarover deze vrij was, als vermeld in artikel 19 Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 en is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met die fietsster en waarbij en waardoor die fietsster ten val is gekomen, tengevolge waarvan die [slachtoffer] ter plaatse is overleden;
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
4a. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
“doodslag", zoals strafbaar gesteld in artikel 287 Wetboek van Strafrecht
4b. De strafbaarheid van het feit
Het feit is strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten.
6. De motivering van de sanctie(s)
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op de justitiële documentatie betreffende verdachte, gedateerd 17 augustus 2007 en een voorlichtingsrapport van IrisZorg, gedateerd 27 augustus 2007, betreffende verdachte.
Zoekend naar een strafrechtelijke reactie die recht kan doen enerzijds aan de geschokte rechtsorde waaronder de slachtoffers en nabestaanden - en anderzijds aan de persoon en de omstandigheden van de verdachte, neemt de rechtbank het navolgende in aanmerking.
De verdachte is, nadat hij flink alcohol had gedronken gaan autorijden. De rechtbank rekent het de verdachte zwaar aan dat hij, alle signalen en waarschuwingen negerend, toch weer achter het stuur is gekropen. Die keuze van de verdachte heeft een leven geëist. Verdachte heeft een ernstig ongeval veroorzaakt, waarbij mevrouw [slachtoffer] is overleden. Kort voor de dodelijke aanrijding reed de verdachte slingerend tegen de trottoirband en heeft vervolgens het slachtoffer aangereden. Het slachtoffer is op de voorruit van de auto gevallen en is met de fiets meters meegesleept. Verdachte is met de auto tegen een lantaarnpaal tot stilstand gekomen.
Zoals blijkt uit een hem betreffend uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister was hij meermalen ter zake van Wegenverkeerswetvergrijpen veroordeeld en heeft hij blijkens het voorlichtingsrapport een serieus alcoholprobleem.
Hij heeft de nabestaanden onherstelbaar leed aangedaan. Die zullen de rest van hun leven de nabijheid en de steun van het slachtoffer moeten missen. Geen enkele straf zal de nabestaanden met het aangerichte leed kunnen verzoenen. De verdachte heeft ter terechtzitting berouw getoond.
Het Openbaar Ministerie heeft een gevangenisstraf van vijf jaar geëist. De rechtbank komt hierna tot een gevangenisstraf van drie jaar, nu zij meent dat die straf beter recht doet aan de omstandigheden in deze zaak.
Gezocht moet namelijk worden naar een evenwicht, dat recht kan doen aan enerzijds het aangerichte onheil, en anderzijds aan het maatschappelijke belang dat bij deze verdachte een reëel uitzicht moeten blijven bestaan op het opbouwen van een nieuwe toekomst na het uitboeten van de straf.
De rechtbank is - een en ander tegen elkaar afwegend - van oordeel dat een gevangenisstraf van 3 jaren aangewezen is. Daarnaast acht de rechtbank - ter beveiliging van het verkeer - een langdurige ontzegging van in totaal 10 jaren op zijn plaats.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 91 en 287 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
8. De beslissing
De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders primair is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
A. een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) jaren
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoer¬legging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
B. een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorvoertuigen, bromfietsen daaronder begrepen, voor de duur van 10 (tien) jaren,
met aftrek overeenkomstig artikel 179, lid 6, van de Wegenverkeerswet 1994.
Aldus gewezen door:
mr. M. Jurgens, vicepresident als voorzitter,
mr. D.A. van Steenbeek, vicepresident als rechter,
mr. A.J.P. Tillema, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. Y. Rikken, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 25 september 2007.