Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB4090

Datum uitspraak2007-09-24
Datum gepubliceerd2007-09-24
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersKG 07/894
Statusgepubliceerd
SectorVoorzieningenrechter


Indicatie

Ook nadat de voorzieningenrechter ruim twee jaar geleden oordeelde dat de beschuldigingen van Leefbaar Delft en S aan het adres van B onrechtmatig waren, zijn zij daarmee doorgegaan. B wordt daardoor voortdurend in zijn eer en goede naam aangetast. Dat hindert hem al twee jaar in het vinden van een passende baan. De voorzieningenrechter verbiedt Leefbaar Delft en S om B in het openbaar (waaronder in elk geval doch niet uitsluitend te verstaan: via de website van Leefbaar Delft, via advertenties in media, via nieuwsuitzendingen, internet, radio, het verspreiden van pamfletten, of hoegenaamd ook) te beschuldigen van corruptie, corruptiepraktijken, of de suggestie te wekken dat B corrupt is (geweest), zulks op straffe van een dwangsom van € 5.000,-- per dag of gedeelte van een dag dat de betreffende gedaagde in strijd met dit verbod handelt, met een maximum van € 100.000,-- en veroordeelt Leefbaar Delft en S hoofdelijk, des dat de één presteert de ander zal zijn gekweten, tot betaling aan B van een bedrag van € 1.000,-- als een voorschot op materiële en immateriële schadevergoeding.


Uitspraak

RECHTBANK 's-GRAVENHAGE sector civiel recht - voorzieningenrechter Vonnis in kort geding van 24 september 2007, gewezen in de zaak met rolnummer KG 07/894 van: [B], wonende te Delft, eiser, procureur mr. P.J.M. von Schmidt auf Altenstadt, advocaat mr. G. Kuijper te Amsterdam, tegen: 1. de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid Politieke Vereniging 'Leefbaar Delft', gevestigd te Delft, 2. [S], wonende te Delft, gedaagden, procureur mr. P.J.L.J. Duijsens. Partijen zullen hierna worden aangeduid als '[B]', 'Leefbaar Delft' en '[S]'. 1. De feiten Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting van 11 september 2007 wordt in dit geding van het volgende uitgegaan. 1.1. [B] is wethouder geweest in het college van burgemeester en wethouders van Delft (hierna: het college van B & W). [B] heeft op 20 april 2005 zijn vertrek als wethouder per 1 juni 2005 bekend gemaakt. 1.2. Leefbaar Delft is een lokale politieke partij in Delft die aldaar in de gemeenteraad is vertegenwoordigd. [S] is lid van Leefbaar Delft en heeft namens Leefbaar Delft als fractievoorzitter zitting in de gemeenteraad van Delft. De fractie gebruikt de website www.leefbaar-delft.nl. 1.3. Op 2 mei 2005 is [B] benaderd door [D] (hierna: [D]), eigenaar van restaurant [naam] te Delft. [D] heeft [B] onder meer meegedeeld dat hij beschikte over een (video)opname met voor [B] belastende opnames van het bezoek van [B] aan restaurant [naam] op 28 mei 2004. Tijdens dat bezoek hebben [D] en [B] gesproken over de mogelijkheden van subsidie door de gemeente Delft van door [D] te exploiteren Italiaanse gondels in de grachten van Delft. 1.4. [D] heeft de video-opname getoond aan gedaagden en diverse media. Naar aanleiding hiervan is er in de diverse media veel geschreven over [B] en zijn gesprek met [D] over subsidiëring van de gondels in Delft. Gedaagden hebben zich eveneens over [B] uitgelaten onder meer op de website www.leefbaar-delft.nl. 1.5. Op 12 mei 2005 heeft het college van B & W een verslag uitgebracht naar aanleiding van het door de gemeentesecretaris in zijn opdracht uitgevoerde interne onderzoek. In dit rapport wordt geconcludeerd dat er geen aanwijzingen of signalen aan het licht zijn gekomen die een nader en intensiever onderzoek binnen de ambtelijke organisatie van Delft, naar de geuite beschuldigingen aan het adres van wethouder [B], rechtvaardigen. 1.6. Bij vonnis in kort geding van 19 juli 2005 (rolnummer KG 05/726) heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank Leefbaar Delft en [S] - kort gezegd - op vordering van [B] veroordeeld tot het plaatsen van een rectificatie in de Delftse Post en op www.leefbaar-delft.nl. Daartoe overwoog de voorzieningenrechter onder meer: '3.2. Uit het verslag van 12 mei 2005 (...) kan worden afgeleid dat het college van B & W een diepgaand onderzoek heeft laten verrichten naar de gang van zaken rondom de subsidieverlening aan [D] voor zijn gondels (onderzoeksvraag 1). Uit het verslag blijkt dat de subsidie is afgewezen en dat [B] zich daarin kon vinden. Voorts blijkt dat [B] zich heeft ingespannen om voor [D] een andere vorm van (substantiële) financiering door de gemeente Delft voor elkaar te krijgen. Dit allemaal in samenspraak met de betreffende ambtenaren. Het resultaat hiervan is de uiteindelijke toekenning door de gemeente Delft van een zogenaamde waarderingsbijdrage voor de jaren 2005, 2006 en 2007 aan [D]. Het verslag maakt daarnaast ook duidelijk dat bij het toekennen van die waarderingsbijdrage de toepasselijke spelregels niet dan wel onvolledig in acht zijn genomen door [B] en de betrokken ambtenaren. Níet blijkt dat er sprake is geweest van kwade opzet of druk uitgeoefend door [B]. Het is zuiver een kwestie van onwetendheid geweest. Daarnaast heeft het college van B & W onderzoek doen verrichten naar de vraag in het algemeen of [B] corrupt gedrag kan worden verweten gedurende zijn wethouderschap (onderzoeksvraag 2). Hierover is navraag gedaan bij acht gemeentelijke functionarissen die hebben samengewerkt met [B]. Deze ambtenaren hebben die vraag unaniem en zonder twijfel ontkennend beantwoord. Uit het rapport valt derhalve af te leiden dat er geen sprake is van incorrect handelen door [B], laat staan dat er sprake is van corruptie. 3.3. (...) Al met al is er geen aanleiding om aan de uitslag van dit onderzoek te twijfelen en zijn ook gedaagden in beginsel gehouden om de conclusies in het verslag te eerbiedigen. 3.4. Dit betekent dat gedaagden zich dien(d)en te onthouden van het uiten van (wederom) dezelfde beschuldigingen richting [B], tenzij sprake zou zijn van nieuwe feiten of omstandigheden ten nadele van [B] die in vermeld onderzoek (nog) niet waren betrokken. (...)' 1.7. Op basis van een in augustus 2005 uitgekomen rapport van de rijksrecherche over vermeende corruptiepraktijken van [B] heeft het openbaar ministerie op 9 september 2005 besloten om niet tot vervolging van [B] over te gaan. 1.8. Leefbaar Delft en [S] zijn van het vonnis van 19 juli 2005 in hoger beroep gegaan bij het gerechtshof 's-Gravenhage. Bij arrest van 23 mei 2006 (rolnummer 05/1182) heeft het hof het vonnis - voor zover nodig met verbetering van gronden - bekrachtigd. 1.9. Leefbaar Delft en [S] hebben tegen het arrest van 23 mei 2006 beroep in cassatie ingesteld. Deze zaak is thans nog aanhangig. 1.10. [S] heeft op 8 juni 2007 een column gepubliceerd op www.leefbaar-delft.nl getiteld 'Wissel vastgeroest'. Daarin schrijft hij onder meer het volgende: 'Tijdens mijn vakantie heb ik een indrukwekkend bezoek gebracht aan het concentratiekamp in het Poolse Auschwitz-Birkenau. Ik ben er kapot van geweest. Of je wilt of niet, als mens word je heel klein in het kamp waar door een handvol machtswellustelingen miljoenen mensen van de aardbodem werden weggevaagd. Of je wilt of niet, de droefgeestige entourage van het kamp zet je aan het denken over de vraag wat macht met mensen doet. Als macht verkeerd wordt gebruikt maakt het van mensen beesten. Onwillekeurig werd ik in het verre Polen teruggeworpen naar de gemeenteraad van Delft. Beelden schoten aan mij voorbij van collega-gemeenteraadsleden, de machtsgeile, kwijlende bloeddoorlopende koppen van politici die niets anders voor ogen hadden dan mijn kop eraf te hakken toen ik de simpele waarheid aan het licht bracht omtrent de woonboot '[naam]' en de corruptiepraktijken van wethouder [B]. De gretigheid waarmee ze moties indienden, met geen andere bedoeling dan mij politiek onschadelijk te maken. In Auschwitz Birkenau heb ik symbolisch geprobeerd het tij te keren, in de geschiedenis in te grijpen, door de wissel van de spoorbaan, waarlangs de miljoenen oorlogsslachtoffers werden aangevoerd, om te zetten. Het lukte me niet, omdat het ding muurvast geroest zit. Zo graag zou ik ook de wissel langs de Delftsche politieke spoorbaan om willen zetten. Geen corruptie meer van wethouders, geen vriendjes- en achterkamertjespolitiek. Ook dat zal niet lukken, omdat ook deze wissel vastgeroest zit. Waar haat en afgunst regeert is redelijk denken ver te zoeken en toch kan ik het niet laten om telkens te bezien of er beweging in de wissel zit, want ik heb genoeg geleerd uit het recente verleden.' 1.11. Op 15 juli 2007 verscheen in het lokale zondagsblad 'Delft op Zondag' een advertentie van [S] met daarin een tekst die overeenkomt met de hiervoor onder 1.10 aangehaalde tekst. 1.12. In een door [B] aangespannen bodemprocedure heeft deze rechtbank bij vonnis van 25 juli 2007 (rolnummer HA ZA 05-4049) Leefbaar Delft en [S] en [D] veroordeeld om de door [B] ten gevolge van hun onrechtmatig handelen geleden schade te vergoeden, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet. De rechtbank overwoog ten aanzien van Leefbaar Delft en/of [S] onder meer: '4.9. Op 13 mei 2005 is [B] afgetreden als wethouder; vanaf dat moment is hij niet meer actief geweest binnen de Delftse politiek. Op 13 mei 2005 is eveneens het interne onderzoeksrapport afgekomen waarin werd geconcludeerd dat er geen aanwijzingen waren voor de eerder door Leefbaar Delft en [S] geuite beschuldiging van corruptie. Inmiddels had [S] op 10 mei 2005 aangifte gedaan tegen [B] van corruptie en schending ambtsgeheim. Op 24 mei 2005 heeft een raadsvergadering plaatsgevonden waarin de gemeenteraad onder meer heeft uitgesproken dat de fractie van Leefbaar Delft in deze kwestie op onverantwoorde en onfatsoenlijke wijze is omgegaan met de tot haar gekomen informatie en dat zij de handelwijze van de fractie van Leefbaar Delft ten sterkste afkeurt. 4.10. De rechtbank is van oordeel dat Leefbaar Delft en/of [S] na deze conclusies uit het interne rapport en de duidelijke uitspraken van de gehele gemeenteraad redelijkerwijs niet meer door kon(den) gaan met het publiekelijk uiten van beschuldigingen van corruptie. Op dat moment was de aandacht die Leefbaar Delft vroeg voor het gesignaleerde gedrag van [B] immers reeds gevestigd en bestond er geen (politieke) noodzaak meer om dit publiekelijk aan de kaak te blijven stellen. [B] had de politieke arena verlaten en de verdenking van corruptie was op dat moment in onderzoek bij de rijksrecherche. Met het publiekelijk herhalen van verdenkingen en het ‘op de man spelen’ werd dan ook geen enkel redelijk doel meer gediend. Leefbaar Delft en/of [S] hadden zich vanaf dat moment dan ook dienen te onthouden van het in de media en op de website van de fractie uiten van beschuldigingen aan het adres van [B]. Indien Leefbaar Delft en/of [S] van oordeel waren dat de onderzoeken en raadsuitspraken ontoereikend c.q. onterecht waren, hadden zij hun pijlen moeten richten op degenen die voor die onderzoeken en uitspraken verantwoordelijk waren, en die zich nog binnen de politieke arena bevonden. (...) 4.23. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat Leefbaar Delft jegens [B] onrechtmatig heeft gehandeld door de publicaties op de site www.leefbaar-delft.nl d.d. 25 mei 2005, 3 juni 2005, 13 juli 2005, 22 september 2005, 8 oktober 2005 en 12 oktober 2005 toe te laten, en door de advertentie in de Delftse Post d.d. 3 juni 2005 te plaatsen. [S] heeft jegens [B] onrechtmatig gehandeld met de publicatie van zijn webcolumn 'Bidden voor Delft' d.d. 13 juli 2005 en met het op 3 juni 2005 mede plaatsen van de advertentie in de Delftse Post en van dezelfde tekst op de site www.leefbaar-delft.nl . Leefbaar Delft en [S] zijn ieder voor zich jegens [B] aansprakelijk voor de schade die zij zelf met hun onrechtmatig handelen hebben veroorzaakt. In dat verband overweegt de rechtbank nog als volgt. Vaststaat dat [...] op 18 mei 2005 heeft besloten af te zien van de voorgenomen voordracht van [B] als statutair directeur. De publicaties van de zijde van Leefbaar Delft en/of [S] van vóór die datum worden, zoals hiervoor overwogen, niet als onrechtmatig aangemerkt. Hieruit volgt dat het vereiste causaal verband tussen de onrechtmatige publicaties van de zijde van Leefbaar Delft en/of [S] en het afzien door [...] van de voordracht van [B] als statutair directeur ontbreekt.' 1.13. Op 28 juli 2007 heeft [S] op de website www.leefbaar-delft.nl deze tekst geplaatst: 'Op deze site heb ik op 8 juli een column gepubliceerd. Daarin heb ik jegens de heer [B], voormalig wethouder van de Gemeente Delft, beschuldigingen van corruptie geuit. De voorzieningenrechter van de rechtbank te 's-Gravenhage heeft bij vonnis geoordeeld dat deze beschuldigingen ongefundeerd zijn en heeft de publicaties onrechtmatig jegens de heer C.J. [B] geoordeeld. [S]' 1.14. Op 29 juli 2007 heeft [S] in Delft op Zondag deze advertentie geplaatst: 'In dit blad heb ik op 15 juli 2007 een column gepubliceerd. Daarin heb ik jegens de heer [B], voormalig wethouder van de Gemeente Delft, beschuldigingen van corruptie geuit. De voorzieningenrechter van de rechtbank te 's-Gravenhage heeft bij vonnis geoordeeld dat deze beschuldigingen ongefundeerd zijn en heeft de publicatie onrechtmatig jegens de heer [B] geoordeeld. [S]' 2. De vorderingen, de gronden daarvoor en het verweer [B] vordert na wijziging van eis - verkort en zakelijk weergegeven - Leefbaar Delft en [S] op straffe van een dwangsom hoofdelijk te veroordelen om voor eigen rekening de in de inleidende dagvaarding vermelde rectificatie te plaatsen op de indexpagina van de website www.leefbaar-delft.nl en in de eerstvolgende editie van Delft op Zondag. Voorts vordert [B] Leefbaar Delft en [S] op straffe van een dwangsom te verbieden om [B] in het openbaar te beschuldigen van corruptie, corruptiepraktijken, of de suggestie te wekken dat [B] corrupt is (geweest), althans een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen verbod. Verder vordert [B] Leefbaar Delft en [S] hoofdelijk te veroordelen tot betaling van € 10.000,-- als een voorschot op zowel materiële als immateriële schadevergoeding. Daartoe voert [B] - kort samengevat - het volgende aan. [B] ervaart de publicaties van 8 juni en 15 juli 2007 als uiterst diffamerend. Er wordt een verband gelegd - of op zijn minst gesuggereerd - tussen de gruwelen van de concentratiekampen van nazi-Duitsland en de persoon van [B], waarbij hij ook (weer) met zoveel woorden wordt beschuldigd van 'corruptiepraktijken'. De beschuldiging van corruptie is nog altijd volkomen uit de lucht gegrepen, onterecht, en wordt geuit zonder enige inhoudelijke beoordeling van de feiten. De feiten zijn sinds de uitspraak in kort geding van 19 juli 2005, zoals later door het gerechtshof bekrachtigd, niet veranderd. Ook nadat de voorzieningenrechter ruim twee jaar geleden oordeelde dat de (destijds gelijksoortige) beschuldigingen van Leefbaar Delft en [S] aan het adres van [B] onrechtmatig waren, zijn zij daarmee doorgegaan. [B] wordt daardoor voortdurend in zijn eer en goede naam aangetast. Dat hindert hem al twee jaar in het vinden van een passende baan. Hij maakt dan ook aanspraak op een voorschot op zowel materiële als immateriële schadevergoeding. Leefbaar Delft en [S] voeren gemotiveerd verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken. 3. De beoordeling van het geschil 3.1. Bij de beoordeling van het onderhavige geschil dient het belang van [B] om niet op onrechtmatige wijze door uitingen in de media te worden blootgesteld aan lichtvaardige verdachtmakingen te worden afgewogen tegen de belangen van Leefbaar Delft en [S] bij vrijheid van meningsuiting. Daarbij dient in ogenschouw te worden genomen dat deze vrijheden meebrengen dat negatieve publiciteit en uitlatingen ten nadele van [B] niet reeds daardoor zonder meer onrechtmatig zijn. Wel geldt dat deze op voldoende feitelijke grondslag dienen te berusten en niet onnodig denigrerend mogen zijn. 3.2. In de publicaties van 8 juni en 15 juli 2007 schrijft [S] dat hij in het verleden 'de simpele waarheid' aan het licht heeft gebracht omtrent 'de corruptiepraktijken van wethouder [B]'. Met [B] is de voorzieningenrechter echter van oordeel dat, mede in het licht van de rechterlijke uitspraken van 19 juli 2005, 23 mei 2006 en 25 juli 2007, (opnieuw) geen feitelijke grondslag wordt geboden voor de gewraakte uitlatingen waarin [B] onmiskenbaar opnieuw wordt beschuldigd van corruptie. [B] stelt zich voorts terecht op het standpunt dat de publicaties jegens hem een uiterst grievende inhoud hebben. Het verband dat daarin wordt gelegd tussen enerzijds de politiek en de gruwelen van nazi-Duitsland en anderzijds de lokale politiek van Delft en [B] in het bijzonder, heeft een zo duidelijk - niet door enig belang gewettigde - krenkende strekking, dat [S] hiermee de grenzen van het betamelijke heeft overschreden. Dat had [S] kunnen en moeten beseffen, ondanks mogelijk hoog opgelopen emoties na een bezoek aan het concentratiekamp Auschwitz-Birkenau. Een en ander geldt ook voor Leefbaar Delft die publicatie van de gewraakte uiting op haar website heeft toegelaten. 3.3. Voormelde publicaties kunnen de in 3.1 geformuleerde toets dus niet doorstaan en moeten daarom voorshands als onrechtmatig jegens [B] worden geoordeeld. Kennelijk hebben ook Leefbaar Delft en [S] zich hiervan kort na het uitbrengen van de inleidende dagvaarding voor dit kort geding d.d. 24 juli 2007 en het vonnis van deze rechtbank van 25 juli 2007 laten overtuigen, getuige de rectificaties van 28 en 29 juli 2007. 3.4. Anders dan [B] heeft betoogd, hebben de rectificaties op www.leefbaar-delft en in Delft op Zondag - die vrijwel woordelijk overeenkomen met de tekst van de door [B] gevorderde rectificatie - het belang ontnomen aan een veroordeling tot het plaatsen van gelijksoortige rectificaties. De reeds geplaatste rectificaties worden voorshands voldoende geacht. Het desbetreffende onderdeel van het gevorderde zal daarom worden afgewezen. 3.5. Dat geldt niet voor het verbod om [B] in het openbaar te beschuldigen van corruptie, corruptiepraktijken, of de suggestie te wekken dat [B] corrupt is (geweest). Voor toewijzing van deze verstrekkende vordering bestaat voldoende aanleiding. Uit de drie voormelde rechterlijke uitspraken volgt dat Leefbaar Delft en [S] meermalen jegens [B] onrechtmatig hebben gehandeld. De uitspraken van 19 juli 2005 en 23 mei 2006, alsmede de dreiging van een veroordeling in de bodemprocedure hebben [S] er kennelijk niet van weerhouden om zich op 8 juni en 15 juli 2007 opnieuw op bedenkelijke wijze uit te laten over [B], hetgeen voor de toekomst weinig hoopvol stemt. Mede gelet op de ernst van de gebeurtenissen in het verleden is toewijzing van het gevraagde verbod, versterkt met een dwangsom, daarom gerechtvaardigd. 3.6. De gevorderde dwangsom zal worden gematigd en gemaximeerd. Voorts zal er worden bepaald dat de op te leggen dwangsom vatbaar is voor matiging door de rechter, voor zover handhaving daarvan naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn, zulks mede in aanmerking genomen de mate waarin aan de veroordeling is voldaan, de ernst van de overtreding en de mate van verwijtbaarheid daarvan. 3.7. Mede gelet op hetgeen deze rechtbank in het vonnis van 25 juli 2007 heeft overwogen, is in hoge mate aannemelijk dat [B] door de gedragingen van Leefbaar Delft en [S] materiële en immateriële schade heeft ondervonden en thans ook nog ondervindt. Het ligt voorts in de rede dat zijn situatie in dat opzicht verder is verslechterd door de uitlatingen van 8 juni en 15 juli 2007. De voorzieningenrechter ziet daarom voldoende aanleiding voor toekenning van een voorschot op schadevergoeding. Het schadetoebrengend effect van de uitlatingen die in dit kort geding centraal staan, laat zich hier echter moeilijk becijferen, in ieder geval tot het door [B] gevorderde bedrag. Alle omstandigheden in aanmerking genomen, zal daarom voorlopig worden uitgegaan van een voorschot van € 1.000,--. 3.8. Leefbaar Delft en [S] zullen, als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding. 4. De beslissing De voorzieningenrechter: verbiedt Leefbaar Delft en [S] om [B] in het openbaar (waaronder in elk geval doch niet uitsluitend te verstaan: via de website van Leefbaar Delft, via advertenties in media, via nieuwsuitzendingen, internet, radio, het verspreiden van pamfletten, of hoegenaamd ook) te beschuldigen van corruptie, corruptiepraktijken, of de suggestie te wekken dat [B] corrupt is (geweest), zulks op straffe van een dwangsom van € 5.000,-- per dag of gedeelte van een dag dat de betreffende gedaagde in strijd met dit verbod handelt, met een maximum van € 100.000,--; bepaalt dat bovenstaande dwangsom vatbaar is voor matiging op de wijze zoals onder 3.6 is vermeld; veroordeelt Leefbaar Delft en [S] hoofdelijk, des dat de één presteert de ander zal zijn gekweten, tot betaling aan [B] van een bedrag van € 1.000,-- als een voorschot op materiële en immateriële schadevergoeding; veroordeelt Leefbaar Delft en [S] hoofdelijk in de kosten van dit geding, tot dusverre aan de zijde van [B] begroot op € 1.200,31, waarvan € 816,-- aan salaris procureur, € 300,-- aan griffierecht en € 84,31 aan dagvaardingskosten; verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad; wijst af het meer of anders gevorderde. Dit vonnis is gewezen door mr. R.J. Paris en uitgesproken ter openbare zitting van 24 september 2007 in tegenwoordigheid van de griffier. mlh