Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB4067

Datum uitspraak2007-09-21
Datum gepubliceerd2007-09-21
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
Zaaknummers09/757092-07
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling en een bedreiging van [Y]. Verdachte heeft door zijn handelen een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer en het slachtoffer zeer angstige momenten bezorgd. Straf gegrond op de artikelen - 36f, 45, 57, 285 en 302 van het Wetboek van Strafrecht. Gevangenisstraf van 201 dagen, met aftrek.


Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE SECTOR STRAFRECHT MEERVOUDIGE KAMER (VERKORT VONNIS) parketnummer 09/757092-07 's-Gravenhage, 21 september 2007 De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte: [verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1980, adres: [adres], thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting Midden Holland, Huis van Bewaring De Geniepoort, te Alphen aan den Rijn. De terechtzitting. Het onderzoek is gehouden ter terechtzittingen van 18 juni 2007 en 7 september 2007. De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr O.E. de Jong, advocaat te Nieuwegein, is ter terechtzittingen verschenen en gehoord. Er heeft zich een benadeelde partij gevoegd. De officier van justitie mr Tielens heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het hem onder 5 telastgelegde wordt vrijgesproken en dat verdachte ter zake van het hem onder 1, eerste en tweede cumulatief/alternatief, 2 primair, 3 en 7 telastgelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaar en 6 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht. De officier van justitie heeft geconcludeerd tot niet ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij in de vordering voor wat betreft de vermogensschade, groot € 181.000,00. Voorts heeft de officier van justitie geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij voor wat betreft de immateriële schade tot een bedrag van € 2.500,00, bij wijze van voorschot, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht, en tot niet ontvankelijkverklaring van de vordering op dit punt voor het overige deel. De telastlegging. Aan de verdachte is telastgelegd - na wijziging van de telastlegging ter terechtzitting van 7 september 2007 - hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A, en van de vordering wijziging telastlegging, gemerkt A1. Ter terechtzitting van 18 juni 2007 heeft de rechtbank de dagvaarding nietig verklaard ten aanzien van de onder 4 en 6 telastgelegde feiten. De ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie. De verdediging heeft bepleit dat het Openbaar Ministerie niet ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging voor wat betreft feit 7, nu - kort gezegd - de politie [X] teveel heeft geprobeerd te sturen in haar verklaringen door haar herhaaldelijk voor te houden dat verdachte een loverboy is en de politie voorts diverse gesprekken met [X] niet in processen-verbaal heeft vastgelegd. Daardoor heeft de politie bewust tekort gedaan aan verdachtes recht op een eerlijk proces hetgeen een onherstelbaar vormverzuim oplevert, aldus de raadsman. De rechtbank overweegt ten aanzien van dit verweer het volgende. Bij de politie is de verdenking ontstaan dat meerdere meisjes tot prostitutie werden gedwongen. Vervolgens is een onderzoek ingesteld waarbij de politie zoveel mogelijk informatie heeft geprobeerd te vergaren. De rechtbank onderkent dat de politie, met name als het een zaak als de onderhavige betreft, voortdurend in een spanningsveld verkeert tussen enerzijds de geringe bereidheid van de zijde van het slachtoffer om aangifte te doen of verklaringen af te leggen en anderzijds het belang om tegen vermeende misstanden op te treden. De rechtbank is van oordeel dat in casu niet is gebleken dat de politie de grenzen van betamelijkheid in het onderzoek heeft overschreden zodat het verweer dient te worden verworpen. Vrijspraak. De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1, eerste en tweede cumulatief/alternatief, 5 en 7 is telastgelegd, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken. Ten aanzien van de feiten 1, 5 en 7 is de rechtbank van oordeel dat uit het dossier niet is gebleken dat door verdachte één van de middelen, zoals omschreven in de dagvaarding, is aangewend om de verschillende dames tot prostitutie te dwingen dan wel te bewegen. De bewijsmiddelen. De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring. In die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist met de bewijsmiddelen, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit vonnis zal worden gehecht. Door de raadsman is met betrekking tot feit 3 aangevoerd dat niet is komen vast te staan dat de bedreigende sms-berichten van verdachte afkomstig zijn zodat vrijspraak van dit feit dient te volgen. De rechtbank volgt de raadsman niet in dit verweer. [Y] heeft verklaard dat de sms-berichten afkomstig zijn van verdachte. [Z] heeft enkel de tekst van de berichten gelezen. De rechtbank acht het evenwel niet aannemelijk dat iemand anders dan verdachte [Y] op dat tijdstip (± 5 - 6 uur in de ochtend) berichten met een dergelijke inhoud of strekking stuurt. De bewezenverklaring. Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen - elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft - staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast. Op grond daarvan is de rechtbank tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat de verdachte de onder 2 primair en 3 telastgelegde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht - en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering de verdachte niet in de verdediging is geschaad - de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte. Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar. De verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden. Strafmotivering. Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Voorts wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling en een bedreiging van [Y]. Verdachte heeft door zijn handelen een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer en het slachtoffer zeer angstige momenten bezorgd. De rechtbank heeft kennis genomen van het uittreksel uit het justitieel documentatieregister d.d. 8 maart 2007 waaruit blijkt dat verdachte reeds eerder is veroordeeld ter zake van mishandeling en bedreiging. Verdachte heeft uit deze veroordelingen kennelijk geen lering getrokken. De rechtbank zal, gelet op het voorgaande, verdachte een onvoorwaardelijke straf opleggen die gelijk is aan de door verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebrachte tijd. De vordering van de benadeelde partij. [Y] heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 188.500,00 (€ 181.000,00 vermogensschade en € 7.500,00 immateriële schade). De rechtbank zal de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren in haar vordering tot schadevergoeding voor wat betreft de vermogensschade ad € 181.000,00 aangezien deze vordering niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding. Ten aanzien van de geclaimde immateriële schade zal de rechtbank de benadeelde partij een bedrag van € 250,00 toewijzen en de vordering voor het overige op dit punt niet ontvankelijk verklaren. Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met haar vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken. Schadevergoedingsmaatregel. Nu verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de bewezenverklaarde strafbare feiten is toegebracht en verdachte voor deze feiten zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de staat van een bedrag groot € 250,00 ten behoeve van het slachtoffer genaamd [Y]. De toepasselijke wetsartikelen. De op te leggen straf is gegrond op de artikelen: - 36f, 45, 57, 285 en 302 van het Wetboek van Strafrecht. Beslissing. De rechtbank, verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1, eerste en tweede cumulatief/alternatief, 5 en 7 telastgelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij; verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 2 primair en 3 telastgelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt: ten aanzien van feit 2 primair: poging tot zware mishandeling; ten aanzien van feit 3: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht; verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar; veroordeelt de verdachte tot: een gevangenisstraf voor de duur van 201 DAGEN; bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht; in verzekering gesteld op : 4 maart 2007, in voorlopige hechtenis gesteld op : 8 maart 2007; heft op het bevel tot voorlopige hechtenis en beveelt de onmiddellijke invrijheidstelling van verdachte; wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte voorts: om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [Y] een bedrag van € 250,00, met veroordeling tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot deze uitspraak begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken; bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding, en dat deze haar vordering bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen; legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag groot € 250,00 ten behoeve van het slachtoffer genaamd [Y]; bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 5 dagen. bepaalt dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen; verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij. Dit vonnis is gewezen door mrs Bergman, voorzitter, De Bruijn en Lips, rechters, in tegenwoordigheid van Van Nuss, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 21 september 2007.