
Jurisprudentie
BB4016
Datum uitspraak2007-09-21
Datum gepubliceerd2007-09-21
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zutphen
Zaaknummers06/801665-06
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2007-09-21
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zutphen
Zaaknummers06/801665-06
Statusgepubliceerd
Indicatie
Ontucht met een 11-jarig meisje in Brummen op 22 april 2006 leidt tot een voorwaardelijke gevangenisstraf met reclasseringstoezicht en een taakstraf
Uitspraak
RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/801665-06
Uitspraak d.d.: 21 september 2007
tegenspraak / dip
VERKORT VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats] op [geboortedatum] 1950,
wonende te [adres en woonplaats].
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 7 september 2007.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 22 april 2006 te Brummen, door geweld of (een) andere
feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere
feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] (geboren [datum] 1995) heeft gedwongen tot
het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande
uit:
- het duwen en /of bewegen en/of rijden met zijn (verdachtes) (onder)lichaam
tegen het (onder)lichaam van die [slachtoffer] en/of
- het stoppen van zijn (verdachtes) hand en/of vinger(s)in de rok en/of panty
en/of onderbroek van die [slachtoffer] en/of
- het betasten en/of strelen en/of wrijven van de schaamstreek en/of de vagina
en/of de bil(len) van die [slachtoffer] met zijn (verdachtes) hand(en) en/of
vinger(s)
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging
met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) uit:
- die [slachtoffer] mee te nemen naar een kamer en/of
- de deur van de kamer dicht te (laten) doen en/of
- achter en/of tegen die [slachtoffer] te gaan staan en/of die [slachtoffer]
vast te pakken en/of die [slachtoffer] naar zich (verdachte) toe te trekken
en/of op zijn (verdachtes) be(e)n(en) en/of schoot te trekken en/of
- verdachte misbruik heeft gemaakt van zijn fysieke en/of emotionele en/of
geestelijke overwicht en/of het uit de feitelijke verhoudingen voortvloeiende
overwicht en/of de tussen verdachte en die [slachtoffer] opgebouwde
vertrouwensband van zijn positie als (huis)vriend en/of buurman van die [slachtoffer] en/of haar ouders;
art 246 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij op of omstreeks 22 april 2006 te Brummen, met [slachtoffer] (geboren [geboortedatum] 1995), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt,
buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande
uit:
- het (hard) duwen en/of bewegen en/of rijden met zijn (verdachtes)
(onder)lichaam tegen het (onder)lichaam van die [slachtoffer] en/of
- het stoppen van zijn (verdachtes) hand en/of vinger(s) in de rok en/of panty
en/of onderbroek van die [slachtoffer] en/of
- het betasten en/of strelen en/of wrijven van de schaamstreek en/of de
vagina en/of de bil(len) van die [slachtoffer] met zijn (verdachtes)
hand(en) en/of vinger(s);
art 247 Wetboek van Strafrecht.
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan .
Van geweld of feitelijkheden of bedreiging daarmee in de zin van artikel 246 van het Wetboek van Strafrecht is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake. Evenmin is gebleken dat verdachte doelgericht van zijn overwicht of van de bestaande vertrouwensband gebruik heeft gemaakt om het slachtoffer te dwingen zich aan ontuchtige handelingen bloot te stellen. De rechtbank acht aannemelijk dat verdachte, zoals hij heeft verklaard, in een opwelling heeft gehandeld. Causaal verband tussen genoemde feitelijkheden en ontuchtige handelingen is niet komen vast te staan.
De verdachte behoort hiervan daarom te worden vrijgesproken.
Motivering bewezenverklaring
De bewezenverklaring is gebaseerd op de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting en de verklaring die hij bij de politie heeft afgelegd (met name pagina 52, 57 en 60), de aangifte van de vader van [slachtoffer] (pag. 15) en het studioverhoor van [slachtoffer] (met name pagina 28, 34 en 35).
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op 22 april 2006 te Brummen, met [slachtoffer] (geboren [datum] 1995), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit:
- het stoppen van zijn (verdachtes) hand in de onderbroek van die [slachtoffer] en
- het betasten en/of strelen en/of wrijven van de schaamstreek en/of de
vagina en/of de bil(len) van die [slachtoffer] met zijn (verdachtes) vingers.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op het misdrijf:
Met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
1. De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zeven maanden met een proeftijd van drie jaar, met als bijzondere voorwaarde toezicht van de reclassering ook als dit inhoudt dat verdachte zal meewerken aan een psychologisch onderzoek bij een polikliniek, met daarnaast een werkstraf voor de duur van 50 uren met aftrek van het voorarrest subsidiair 25 dagen vervangende hechtenis. De officier van justitie heeft zich daarbij gebaseerd op een bewezenverklaring van het primair aan verdachte tenlastegelegde.
2. Door de verdediging is bepleit dat, voor het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, het advies van de reclassering kan worden gevolgd.
3. Door de reclassering is geadviseerd om deze 57 jarige laagbegaafde verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met als bijzondere voorwaarde reclasseringscontact met daaraan verbonden een aantal clausules voor begeleiding bij een passende dagstructuur en een eventueel psychologisch onderzoek.
4. Met betrekking tot de aard en de ernst van het feit wordt het volgende overwogen. Verdachte is op 22 april 2006 met zijn buurmeisje, dat veel houdt van dieren en regelmatig bij hem kwam, boven in zijn woning naar kuikens gaan kijken. Verdachte heeft [slachtoffer] opgetild. Als hij haar vervolgens wil neerzetten komt hij (onbedoeld) met zijn hand in haar onderbroek. Verdachte is daarna, in een opwelling, met zijn hand in de schaamstreek (langs/over haar vagina) heen en weer gegaan. Toen [slachtoffer] tegen hem zei dat zij dat niet fijn vond, is verdachte gestopt.
5. Deze gebeurtenis heeft op [slachtoffer] een diepe indruk gemaakt. Verdachte heeft inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van een 11-jarig meisje. Algemeen is bekend dat dergelijke gebeurtenissen in die levensfase van invloed kunnen zijn op de verdere ontwikkeling van zo’n jong meisje. Uit de reacties van [slachtoffer] blijkt dat verdachte haar vertrouwen ernstig heeft geschaad. De gebeurtenis heeft het leven van [slachtoffer] veranderd. Zij wordt nog vaak herinnerd aan de gebeurtenis, omdat verdachte haar buurman is.
6. Ten voordele van verdachte wordt overwogen dat verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest.
7. De kans op recidive wordt door de reclassering laag ingeschat.
8. Gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden
waaronder dit is begaan, alsmede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf met daarnaast een taakstraf als na te melden op zijn plaats. Bedoelde taakstraf zal moeten worden verricht op een projectplaats als opgenomen in de door de Stichting Reclassering Nederland gehanteerde lijst van projectplaatsen.
De rechtbank wijkt daarbij aanzienlijk af van de door de officier van justitie geformuleerde eis, nu zij, anders dan de officier van justitie, het lichtere vergrijp van ontucht bewezen acht.
Vordering tot schadevergoeding
Door [naam], als de wettelijke vertegenwoordiger van [slachtoffer] is een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 744,68, te vermeerderen met de wettelijke rente, ingediend. Zij heeft zich daarmee gevoegd in het strafproces.
Door en namens verdachte is ter terechtzitting uitdrukkelijk betoogd dat de vordering niet wordt betwist en dat hij bereid is de gehele vordering te voldoen.
Nu niet is weersproken dat de benadeelde partij, zoals deze heeft gesteld, als gevolg van het bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag en de vordering de rechtbank niet ongegrond of onrechtmatig voorkomt, zal deze vordering worden toegewezen. De verdachte is voor de schade - naar burgerlijk recht - aansprakelijk.
Schadevergoedingsmaatregel
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van een geldbedrag als na te melden ten behoeve van genoemd slachtoffer.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging/beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 24a, 27, 36f en 247 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
De rechtbank beslist als volgt.
Verklaart niet bewezen, dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 (vijf) maanden.
Bepaalt, dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de navolgende bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die veroordeelde zullen worden gegeven door of namens de Stichting Reclassering Nederland, arrondissement Zutphen, zolang deze instelling dit noodzakelijk oordeelt, ook als dit inhoudt dat hij medewerking zal verlenen aan een psychologisch onderzoek bij de LVG polikliniek.
Geeft genoemde reclasseringsinstelling opdracht de veroordeelde bij de naleving van de opgelegde voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Veroordeelt de verdachte tot de navolgende taakstraf, te weten:
een werkstraf gedurende 20 (twintig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 10 (tien) dagen.
Beveelt dat voor de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf dat per dag in voorarrest doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht.
Veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan [naam] als wettelijk vertegenwoordiger van [slachtoffer] , [adres en woonplaats] (bankrekeningnummer [nummer]) van een bedrag van € 744,68, met veroordeling van verdachte in de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de pleegdatum van het bewezen verklaarde feit, te weten 22 april 2006.
Legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van Uiterweerd voornoemd, een bedrag te betalen van € 744,68, met bevel dat bij gebreke van betaling en verhaal 14 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt.
Bepaalt dat voormeld bedrag mag worden voldaan in 11 maandelijkse termijnen van telkens € 60,-- en een maandtermijn van € 84,68.
Bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door mrs. Kleinrensink, voorzitter, Hemrica en Bos, rechters, in tegenwoordigheid van Van Bun, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 21 september 2007. Mr. Kleinrensink is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.