Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB3711

Datum uitspraak2007-06-28
Datum gepubliceerd2007-09-24
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureHoger beroep kort geding
Instantie naamGerechtshof Amsterdam
Zaaknummers141/07 SKG
Statusgepubliceerd


Indicatie

Hypotheek en rekening-courant, ter aankoop en verbouwing van een woning, hangen zodanig samen dat de bank de gehele kredietrelatie mag opzeggen bij een tekortkoming in het kader van een van de overeenkomsten. Is ook zo bepaald in de algemene voorwaarden. Incourant onderpand.


Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM VIERDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER ARREST in de zaak van: [X] en [Y], beiden wonende te [...], APPELLANTEN, procureur: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer, t e g e n de naamloze vennootschap ING BANK N.V., gevestigd te Amsterdam, GEÏNTIMEERDE, procureur: mr. P.F. Hopman. 1. Het geding in hoger beroep Appellanten worden hierna gezamenlijk in mannelijk enkelvoud [X] genoemd en geïntimeerde zal worden aangeduid als ING. Bij dagvaarding van 26 januari 2007 is [X] in hoger beroep gekomen van een kortgedingvonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank te Amsterdam in deze zaak onder zaak/rolnummer 354948/KG ZA 06-1949 SR/JR gewezen tussen [X] als eiser en ING als gedaagde en uitgesproken op 4 januari 2007. De appeldagvaarding bevat de grieven. Bij memorie heeft [X] overeenkomstig de appeldagvaarding tegen dit vonnis vier grieven aangevoerd en geconcludeerd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en bij arrest uitvoerbaar bij voorraad, kort gezegd, de vorderingen van [X] zoals in de appeldagvaarding verwoord alsnog zal toewijzen met veroordeling van ING in de kosten van het geding in beide instanties. Bij memorie van antwoord heeft ING de grieven bestreden en geconcludeerd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bekrachtigen met veroordeling, uitvoerbaar bij voorraad, van [X] in de kosten van het geding in hoger beroep en de nakosten. Partijen hebben hun zaak ter zitting van het hof van 30 mei 2007 doen bepleiten, [X] door mr. J.J. Linker, advocaat te Rotterdam, en ING door mr. W.M.A. Malcontent, advocaat te Amsterdam, beiden aan de hand van pleitnotities die zijn overgelegd. Ten slotte hebben partijen arrest gevraagd op de stukken van beide instanties, waarvan de inhoud als hier ingelast geldt. 2. Grieven Voor de grieven wordt verwezen naar de appeldagvaarding. 3. Feiten De voorzieningenrechter heeft in het vonnis waarvan beroep onder 2.1 tot en met 2.7 de feiten opgesomd die door haar bij de beoordeling van het geschil van partijen tot uitgangspunt zijn genomen. Deze feiten zijn in hoger beroep niet bestreden en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt. 4. Beoordeling 4.1. [X] heeft in het voorjaar van 2003 bij ING een financieringsvoorstel gevraagd in verband met de voorgenomen aankoop en verbouwing van een woning. ING heeft aan [X] bij brief van 24 april 2003 een indicatie (discussiestuk) doen toekomen met betrekking tot de voorwaarden en bepalingen waaronder ING eventueel bereid zou zijn aan [X] een financiering voor de aankoop van een woning te verstrekken. Daarin is als financieringsvorm en tariefstelling vermeld een aflossingsvrije hypothecaire lening ten belope van € 4.500.000,-, tegen een rente van 4,8% per jaar zes jaar vast en een aflossingsvrije hypothecaire lening ten belope van € 2.000.000,- tegen een rente van 3,3% per jaar één jaar vast. Ten behoeve van de aankoop van de woning is [X] op 20 juli 2003 met ING een overeenkomst van geldlening onder hypothecair verband aangegaan ten belope van een bedrag van € 4.200.000,-(hierna de overeenkomst van geldlening) en is hem een rekening-courantfaciliteit op rekening nr. [...] verleend, eveneens onder hypothecair verband (hierna de rekening-courantfaciliteit). In augustus 2005 is de rekening-courantfaciliteit verlengd en zijn partijen in dat kader (nader) overeengekomen dat de kredietlimiet € 1.500,000,- beliep en dat “de debetstand ad € 140.000,-” op rekening [...] (de op dat moment bestaande overschrijding van de kredietlimiet) vóór 1 september 2005 zou worden aangezuiverd. Bij brief van 4 april 2006 heeft ING aan [X] onder meer het volgende geschreven: “(…) sinds de start van de kredietverlening in januari 2004 zijn wij bij voortduring geconfronteerd met het niet door u voldoen van de renteverplichtingen. In de door u voor akkoord overeenkomst van 9 augustus 2005 heeft u zich verplicht om uiterlijk 1 september 2005 de achterstallige rente te voldoen, Op 31 augustus 2005 heeft u vervolgens slechts € 40.000,- overgeboekt terwijl de achterstand € 140.000,- bedroeg. (…) Gelet op het bovenstaande hebben wij in het gesprek aangegeven niet bereid te zijn de kredietrelatie met u te continueren en verzoeken u voor algehele aflossing zorg te dragen. (…) Bij brief van 16 mei 2006 heeft ING [X] laten weten het volledige uitstaande saldo ten belope van € 5.877.534,35 (exclusief rente vanaf 1 mei 2006) als onmiddellijk opeisbaar te beschouwen en aangekondigd dat ING het verpande effectendepot te gelde zou maken en haar notaris zou verzoeken de openbare verkoop van de ondergezette woning voor te bereiden als aflossing vóór 17 juni 2006 achterwege bleef. Bij brief van 7 september 2006 heeft ING aan de raadsman van [X] geschreven geen verder uitstel te zullen verlenen en de executie van het woonhuis ter hand te zullen nemen. In artikel 10 van de op de overeenkomst van geldlening van toepassing zijnde “Algemene voorwaarden van Geldlening” is ondermeer bepaald: “Vervroegde opeisbaarheid van de lening (…) De lening is terstond opeisbaar indien: a. De lening niet op overeengekomen datum of binnen de door de bank gesteld termijn wordt betaald, indien anderszins niet wordt voldaan aan of wordt gehandeld in strijd met enige verplichting ingevolge enige overeenkomst met de bank of indien een andere door de bank aan schuldenaar, aan diens echtgenoot of aan een onderneming, behorende tot het concern waarvan schuldenaar deel uitmaakt, verstrekte lening wordt opgeëist; (…)” In artikel 11 van de op de rekening-courantfaciliteit toepasselijke Algemene Bepalingen van Kredietverlening is het volgende bepaald: “11.1 De Kredietfaciliteit eindigt automatisch en alle bedragen die uit hoofde van de Overeenkomst zijn verschuldigd, zijn terstond en ineens opeisbaar zonder dat enige ingebrekestelling is vereist, indien een van de volgende gebeurtenissen zich voordoet: a. de Kredietnemer komt een aflossings-, rente- of andere verplichting uit hoofde van de Overeenkomst, of enige ander met de Bank gesloten overeenkomst niet, niet tijdig of niet behoorlijk na; (…)” 4.2. [X] vordert een verbod aan ING om, zeer kort samengevat, de kredietverstrekking (ingevolge de rekening-courantfaciliteit en de overeenkomst van geldlening althans ingevolge deze laatste) aan [X] te beëindigen alsmede een verbod aan ING om tot veiling van de woning van [X] over te gaan, althans (meer subsidiair) een verbod aan ING om deze veiling te doen plaatsvinden binnen een periode van zes maanden na de uitspraak in deze zaak. De voorzieningenrechter heeft de vordering van [X] afgewezen. Tegen deze beslissing en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komt [X] met vier grieven op. Deze lenen zich voor gezamenlijke behandeling. 4.3. Anders dan [X] betoogt is er tussen beide kredietovereenkomsten mede gelet op de wijze van totstandkoming en het doel daarvan (financiering van de aankoop en verbouwing van de woning van [X]) een zodanige samenhang dat aan een tekortkoming in het kader van de ene overeenkomst wel degelijk betekenis mag worden toegekend bij de beantwoording van de vraag of ING in de gegeven omstandigheden gerechtigd is om ook de andere overeenkomst (en derhalve de gehele kredietrelatie die partijen in het kader van de aankoop van de woning zijn aangegaan) op te zeggen. ING wijst in dit verband voorts terecht op artikel 10 van de Algemene bepalingen van Geldlening (alsmede artikel 11 van de Algemene Bepalingen van Kredietverlening) waaruit een dergelijk verband volgt ook los van concrete omstandigheden zoals die zich in het onderhavige geval voordoen. 4.4. Vaststaat dat [X] de door hem in augustus 2005 aangegane verplichting met betrekking tot de aflossing van de overstand op rekening 672281562 niet is nagekomen; vóór 1 september 2005 is slechts € 40.000,- van de vereiste € 140.000,- betaald terwijl de overige € 100.000,- eerst kort voor de terechtzitting in eerste aanleg zijn voldaan. Dat [X] tot opschorting van een deel van zijn betalingsverplichting gerechtigd was omdat ING een jegens hem aangegane verplichting niet nakwam, is onvoldoende gebleken. Anders dan [X] betoogt volgt noch uit de brief van ING van 24 april 2003 noch uit de nadien gevoerde correspondentie dat ING zich jegens hem zou hebben verbonden om het gehele door hem in het kader van de aankoop en verbouwing van de woning benodigde bedrag door middel van een langlopende aflossingsvrije geldlening te financieren. Uit de brief van 24 april 2003 blijkt slechts dat ING bereid was om daarover met hem van gedachten te wisselen. Het stond ING vervolgens vrij om met een ander voorstel te komen toen [X] niet over voldoende financiële armslag bleek te beschikken. De inhoud van de e-mail van 16 augustus 2005 van ING, waarin onder meer over een overbruggingfase wordt gesproken, alsmede het feit dat in de offerte met betrekking tot de rekening-courantfaciliteit onder “doel” “overbrugging” is vermeld, maakt dit niet anders. Met name wettigt een en ander niet de gevolgtrekking dat op ING de verplichting rustte om een langlopende lening voor het gehele door [X] benodigde kapitaal te verstrekken, ook indien, zoals ING betoogt, [X] daartoe niet voldoende zekerheid kon geven en de winst uit de ondernemingen van [X] ontoereikend bleek te zijn. 4.5. Vast staat voorts dat [X] zijn rentebetalingsverplichtingen met betrekking tot de beide kredietovereenkomsten niet steeds tijdig is nagekomen, zulks ondanks het feit dat, blijkens de door ING in eerste aanleg overgelegde correspondentie, ING hem daar meerdere malen mondeling en schriftelijk op heeft aangesproken. Het hof volgt [X] niet in zijn stelling dat hij in de gegeven omstandigheden van ING mocht verlangen dat zij de in het kader van de rekening-courantfaciliteit verschuldigde rente automatisch incasseerde bij een andere bank omdat het tegendeel niet uitdrukkelijk in de desbetreffende overeenkomst is bepaald. Betaling per automatische incasso is immers niet een vorm van girale betaling als bedoeld in artikel 6:114 lid 1 BW. Dat het ontstaan van een achterstand met betrekking tot de rente verschuldigd in het kader van de overeenkomst van geldlening voor rekening van ING komt vindt in de feiten evenmin voldoende steun. [X] erkent dat over de periode februari tot en met mei 2006 te laat is betaald (pleitnota in eerste aanleg onder 5.4) en bestrijdt niet de inhoud van de door ING in eerste aanleg overgelegde brieven van 16 mei 2006 en 15 juni 2006 (producties 9 en 10) waarin van op dat moment bestaande achterstanden melding wordt gemaakt. Het lag op de weg van [X] om erop toe te zien dat de door hem verschuldigde rente na wijziging van het nummer van zijn betaalrekening ook daadwerkelijk (tijdig) aan ING werd voldaan. De vraag of zijn brief van 15 januari 2006 ING al dan niet heeft bereikt kan derhalve in het midden blijven. 4.6. De onder 4.4. en 4.5 bedoelde tekortkomingen in de nakoming van door [X] jegens ING aangegane verplichtingen leveren ook naar het voorlopig oordeel van het hof voldoende grond op voor de opzegging van de (gehele) kredietrelatie door ING. Bij het verstrekken van relatief hoge kredieten als de onderhavige (met als belangrijkste onderpand een – naar tussen partijen in confesso is - relatief incourant object) mag de bank verlangen dat de debiteur met vereiste nauwgezetheid zijn verplichtingen nakomt; van schending van een op de bank rustende bijzondere zorgplicht is in de gegeven omstandigheden geen sprake. Het feit dat alle betalingsachterstanden inmiddels zouden zijn aangezuiverd maakt dit niet anders. Het betoog van [X] inhoudende dat gelet op de betrokken belangen van [X] ING naar redelijkheid niet tot opzegging van de kredietrelatie had kunnen komen ([X] noemt in dit verband dat de met ING overeengekomen rente relatief gunstig is, dat het niet eenvoudig is ter zake van de woning elders geschikte financiering te verkrijgen en dat bij het aangaan van een lening elders opnieuw afsluitprovisie verschuldigd is) moet in het licht van het voorgaande worden verworpen. Voor verder uitstel van de executieveiling ziet het hof ten slotte geen aanleiding: [X] is inmiddels voldoende in de gelegenheid geweest om het voor het behoud van zijn woning benodigde kapitaal op alternatieve wijze te financieren. 4.7. Dit brengt mee dat de door [X] tegen het vonnis van de voorzieningenrechter aangevoerde grieven falen. Het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd. [X] zal als in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep. 5. Beslissing Het hof: bekrachtigt het vonnis waarvan beroep; veroordeelt [X] in de kosten van het geding in hoger beroep tot op heden aan de zijde van ING begroot op € 300,- aan verschotten, € 2.682,- voor salaris procureur en € 131,- voor nakosten; verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad. Dit arrest is gewezen door mrs. M. Coeterier, E.E. van Tuyll van Serooskerken-Röell en A.C. van Schaick en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 28 juni 2007.