Jurisprudentie
BB3571
Datum uitspraak2007-09-14
Datum gepubliceerd2007-09-18
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zutphen
Zaaknummers512203-06
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2007-09-18
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zutphen
Zaaknummers512203-06
Statusgepubliceerd
Indicatie
De verdachte is veroordeeld voor de feiten: Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel heeft bekomen, overtreding van artikel 8, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 en tweemaal overtreding van artikel 8, derde lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994. De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden, voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, een werkstraf gedurende 180 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 90 dagen en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 18 maanden, met aftrek van de tijd die het rijbewijs reeds ingevorderd is geweest.. De verdachte is op 2 november 2006 onder invloed van alcohol zijn auto gaan besturen, waarbij hij twee passagiers vervoerde. Hij heeft tijdens de rit zeer onverantwoord en roekeloos rijgedrag vertoond, door te hard te rijden, te slingeren en te laat te remmen. Verdachte heeft er blijk van gegeven niet van het door hem veroorzaakte ongeluk te hebben geleerd, aangezien hij op 6 januari 2007 en 28 april 2007 wederom onder invloed van alcohol zijn auto is gaan besturen.
Uitspraak
RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/512203-06
Uitspraak d.d.: 14 september 2006
Tegenspraak/ dip
VERKORT VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats] op [geboortedatum],
wonende te [adres en plaats]
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 9 maart 2007.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 02 november 2006 in de gemeente Putten als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (zijnde een personenauto), daarmede rijdende over de weg, de Voorthuizerstraat zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden,
immers heeft hij, verdachte,
roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
bij het naderen van de kruising van de Voorthuizerstraat en/of de Postweg en/of de Harderwijkerstraat,
gereden met een snelheid van ongeveer 75 en/of 70 kilomerter per uur, althans met een te hoge snelheid voor een veilig verkeer ter plaatste en/of (waarbij) hij, verdachte, via de voorsorteerstrook voor linksafslaand verkeer, terecht is gekomen op de weghelft voor tegemoetkomende verkeer, waarbij hij, verdachte het door hem, verdachte, bestuurde voertuig niet voortdurend onder controle heeft gehouden, waarbij en/of waardoor hij, verdachte, slingerend en/of slippend en/of schuivend en/of remmend voornoemde kruising is gepasseerd en/of in de Harderwijkerstraat terecht is gekomen,
waarbij en/of waardoor een botsing heeft plaats gevonden tussen het door hem, verdachte bestuurde voertuig en een -voor hem, verdachte, aan de rechterkant van de weg staande- boom,
waardoor [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken en/of verbrijzeld been, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan,
terwijl hij, verdachte, verkeerde in een toestand bedoeld in artikel 8 lid 1 Wegenverkeerswet 1994;
art 175 lid 2 ahf/ond b Wegenverkeerswet 1994
art 175 lid 3 Wegenverkeerswet 1994
art 6 Wegenverkeerswet 1994
ALTHANS, dat
hij op of omstreeks 02 november 2006 in de gemeente Putten als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee heeft gereden op de weg, de Voorthuizerstraat, althans enige weg,
waarbij hij, verdachte
bij het naderen van de kruising van de Voorthuizerstraat en/of de Postweg en/of de Harderwijkerstraat,
heeft gereden met een snelheid van ongeveer 75 en/of 70 kilomerter per uur, althans met een te hoge snelheid voor een veilig verkeer ter plaatste en/of (waarbij) hij, verdachte, via de voorsorteerstrook voor linksafslaand verkeer, terecht is gekomen op de weghelft voor tegemoetkomende verkeer, waarbij hij, verdachte het door hem, verdachte, bestuurde voertuig niet voortdurend onder controle heeft gehouden, waarbij en/of waardoor hij, verdachte, slingerend en/of slippend en/of schuivend en/of remmend voornoemde kruising is gepasseerd en/of in de Harderwijkerstraat terecht is gekomen,
waarbij en/of waardoor een botsing heeft plaats gevonden tussen het door hem, verdachte bestuurde voertuig en een -voor hem, verdachte, aan de rechterkant van de weg staande- boom,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
art 5 Wegenverkeerswet 1994
2.
hij op of omstreeks 02 november 2006 in de gemeente Putten als bestuurder van een voertuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, terwijl hij verkeerde onder zodanige invloed van alcohol, waarvan hij wist of redelijkerwijs moest weten, dat het gebruik daarvan - al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof - de rijvaardigheid kon
verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht;
art 8 lid 1 Wegenverkeerswet 1994
3.
hij op of omstreeks 06 januari 2007 in de gemeente Putten als bestuurder van een motorrijtuig, personenauto, dit motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 180 microgram, in elk geval hoger dan 88 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn, terwijl voor het besturen van dat motorrijtuig een rijbewijs was vereist en sedert de datum waarop aan hem voor de eerste maal(9 november 2005) een rijbewijs was afgegeven nog geen vijf jaren waren verstreken en de eerste afgifte van het rijbewijs op of na 30 maart 2002 heeft plaatsgevonden;
(parketnummer 557281-07)
art 8 lid 3 ahf/ond a Wegenverkeerswet 1994
4.
hij op of omstreeks 28 april 2007 te Putten, althans in de gemeente Putten, als bestuurder van een motorrijtuig, personenauto, dit motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 310 microgram, in elk geval hoger dan 88 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn, terwijl voor het besturen van dat motorrijtuig een rijbewijs was vereist en sedert de datum waarop aan hem voor de eerste maal een rijbewijs was afgegeven (9-11-2005) nog geen vijf jaren waren verstreken en de eerste afgifte van het rijbewijs op of na 30 maart 2002 heeft plaatsgevonden;
(parketnummer 557965-07)
art 8 lid 3 ahf/ond a Wegenverkeerswet 1994
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op 02 november 2006 in de gemeente Putten als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (zijnde een personenauto), daarmede rijdende over de weg, de Voorthuizerstraat zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden,
immers heeft hij, verdachte,
roekeloos,
bij het naderen van de kruising van de Voorthuizerstraat en de Postweg en de Harderwijkerstraat,
gereden met een snelheid van ongeveer 70 kilometer per uur en waarbij hij, verdachte, via de voorsorteerstrook voor linksafslaand verkeer, terecht is gekomen op de weghelft voor tegemoetkomende verkeer, waarbij hij, verdachte het door hem, verdachte, bestuurde voertuig niet voortdurend onder controle heeft gehouden, waardoor hij, verdachte, slingerend en/of slippend en/of schuivend en/of remmend voornoemde kruising is gepasseerd en in de Harderwijkerstraat terecht is gekomen,
waarbij en waardoor een botsing heeft plaats gevonden tussen het door hem, verdachte bestuurde voertuig en een -voor hem, verdachte, aan de rechterkant van de weg staande- boom,
waardoor [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel, te weten een verbrijzeld been, werd toegebracht;
2.
hij op 02 november 2006 in de gemeente Putten als bestuurder van een voertuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, terwijl hij verkeerde onder zodanige invloed van alcohol, waarvan hij wist of redelijkerwijs moest weten, dat het gebruik daarvan - al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof - de rijvaardigheid kon verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht;
3.
hij op 06 januari 2007 in de gemeente Putten als bestuurder van een motorrijtuig, personenauto, dit motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 180 microgram, in elk geval hoger dan 88 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn, terwijl voor het besturen van dat motorrijtuig een rijbewijs was vereist en sedert de datum waarop aan hem voor de eerste maal(9 november 2005) een rijbewijs was afgegeven nog geen vijf jaren waren verstreken en de eerste afgifte van het rijbewijs op of na 30 maart 2002 heeft plaatsgevonden;
4.
hij op 28 april 2007 te Putten, althans in de gemeente Putten, als bestuurder van een motorrijtuig, personenauto, dit motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 310 microgram, in elk geval hoger dan 88 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn, terwijl voor het besturen van dat motorrijtuig een rijbewijs was vereist en sedert de datum waarop aan hem voor de eerste maal een rijbewijs was afgegeven (9-11-2005) nog geen vijf jaren waren verstreken en de eerste afgifte van het rijbewijs op of na 30 maart 2002 heeft plaatsgevonden;
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat onder 1 primair, 2, 3 en 4 meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
T.a.v. feit 1 primair:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel heeft bekomen;
T.a.v. feit 2:
Overtreding van artikel 8, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
T.a.v. feiten 3 en 4 telkens:
Overtreding van artikel 8, derde lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie, te weten: een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, een werkstraf voor de duur van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 18 maanden, met aftrek van de tijd dat het rijbewijs reeds ingevorderd is geweest, ten aanzien van het onder 1 primair, 2, 3 en 4 ten laste gelegde.
Gelet op de aard en de ernst van hetgeen is bewezenverklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats, teneinde de verdachte in te scherpen zich in het vervolg te onthouden van zulk laakbaar en roekeloos rijgedrag.
Daarnaast acht de rechtbank een taakstraf als na te melden op zijn plaats. Bedoelde taakstraf zal moeten worden verricht op een projectplaats als opgenomen in de door de Stichting Reclassering Nederland gehanteerde lijst van projectplaatsen.
De rechtbank heeft bij haar straftoemeting in het bijzonder in aanmerking dat door de handelwijze van verdachte een ongeval heeft plaatsgevonden, tengevolge waarvan een ander ([slachtoffer]) zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht. De verdachte is op 2 november 2006 onder invloed van alcohol zijn auto gaan besturen, waarbij hij twee passagiers vervoerde. Hij heeft tijdens de rit zeer onverantwoord en roekeloos rijgedrag vertoond, door te hard te rijden, te slingeren en te laat te remmen. Verdachte heeft er blijk van gegeven niet van het door hem veroorzaakte ongeluk te hebben geleerd, aangezien hij op 6 januari 2007 en 28 april 2007 wederom onder invloed van alcohol zijn auto is gaan besturen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op van artikel 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27, 57 en 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175, 178 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
BESLISSING
De rechtbank beslist als volgt.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen bewezen dat verdachte onder 1 primair, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
T.a.v. feit 1 primair, 2, 3 en 4:
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden.
Bepaalt, dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt verdachte tot de navolgende taakstraf, te weten:
- een werkstraf gedurende 180 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 90 dagen.
T.a.v. feit 1 primair:
Ontzegt verdachte ter zake van het bewezen verklaarde de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 18 maanden.
Bepaalt, dat de tijd, gedurende welke het rijbewijs van de veroordeelde ingevolge artikel 167 van de Wegenverkeerswet 1994 vóór het tijdstip, waarop deze uitspraak voor wat betreft de in artikel 179 van die wet genoemde bijkomende straf voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden, ingehouden is geweest, op de duur van bovengenoemde bijkomende straf geheel in mindering zal worden gebracht.
Aldus gewezen door mr. Buijs, voorzitter, en mrs. Kuiken en Eijkelestam, rechters, in tegenwoordigheid van Damink, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 14 september 2007.