Jurisprudentie
BB3531
Datum uitspraak2007-09-13
Datum gepubliceerd2007-09-13
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Amsterdam
Zaaknummers13/447315-07
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2007-09-13
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Amsterdam
Zaaknummers13/447315-07
Statusgepubliceerd
Indicatie
Verdachte is veroordeeld tot TBS voor poging tot moord.
Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
Parketnummer: 13/447315-07
Datum uitspraak: 13 september 2007
op tegenspraak
VERKORT VONNIS
van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te Paramaribo (Suriname) op [geboortedatum] 1972,
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het [adres].
gedetineerd in het Huis van Bewaring “Het Veer (FOBA)” te Amsterdam.
De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 30 augustus 2007.
1. Telastelegging
Aan verdachte is telastegelegd hetgeen staat omschreven in de dagvaarding zoals deze ter terechtzitting van 17 juli 2007 en nogmaals ter terechtzitting van 30 augustus 2007 is gewijzigd. Van de dagvaarding en de vorderingen wijziging telastelegging zijn kopieën als bijlagen 1, 2 en 3 aan dit vonnis gehecht. De gewijzigde telastelegging geldt als hier ingevoegd.
2. Voorvragen
…
3. Waardering van het bewijs
3.1. De raadsman van verdachte heeft ten aanzien van de onder 1 en 2 telastegelegde feiten vrijspraak bepleit en heeft hiertoe het volgende aangevoerd. Niet kan worden aangetoond dat aan de delictsomschrijving poging tot moord wordt voldaan. Weliswaar is voorbedachte rade niet onverenigbaar met een psychotisch depressief ziektebeeld (HR 10 januari 2006, LJN AU 7125) maar nu niet onomstreden vaststaat dat verdachte aan dit ziektebeeld voldoet, kan niet worden geconcludeerd dat verdachte na kalm overleg en na bedaard nadenken tot haar daad gekomen is. Niet valt uit te sluiten dat verdachte impulsief tot haar keuze is gekomen op het moment dat zij de daad pleegde.
De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.
De vragen of verdachte het wederrechtelijke van haar handelen heeft kunnen inzien en heeft kunnen handelen conform een dergelijk besef vanwege het feit dat zij al dan niet in beslag genomen werd door een psychotische depressie, staan los van het antwoord op de vraag of verdachte opzettelijk en met voorbedachte rade gepoogd heeft een ander, dan wel anderen, van het leven te beroven.
Voor dit verweer acht de rechtbank de volgende omstandigheden van belang. Verdachte heeft haar kinderen medicijnen toegediend. Als apothekersassistente zal zij bekend zijn met de werking van die medicijnen. Voordat zij met de kinderen in het water sprong, is zij op een bankje gaan zitten en heeft zo de tijd heeft genomen de medicijnen in te laten werken. De rechtbank is op grond van al die omstandigheden met de officier van justitie van oordeel dat verdachte opzettelijk en met voorbedachten rade heeft gehandeld.
Het verweer wordt dan ook verworpen.
3.2. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Ten aanzien van het onder 1 telastegelegde:
op 15 april 2007 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [betrokkene1] (geboren op [geboortedatum] 2002) en [betrokkene2] (geboren op [geboortedatum] 2005) van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, die [betrokkene1] en [betrokkene2] een hoeveelheid diazepam en een hoeveelheid promethazine heeft toegediend en die [betrokkene1] en [betrokkene2] heeft vastgehouden en vervolgens met die [betrokkene1] en [betrokkene2] in het water is gesprongen.
Ten aanzien van het onder 2 telastegelegde:
op 15 april 2007 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [betrokkene1] (geboren op [geboortedatum] 2002) van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, nadat zij, verdachte, die [betrokkene1] eerder een hoeveelheid diazepam en een hoeveelheid promethazine had toegediend en nadat zij, verdachte, en die [betrokkene1] uit het water waren gehaald, die [betrokkene1] heeft vastgepakt en vastgehouden en vervolgens naar het water is gelopen.
Voor zover in de telastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in haar verdediging geschaad.
4. Het bewijs
De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
5. De strafbaarheid van de feiten
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
6. De strafbaarheid van verdachte
De verdachte is echter niet strafbaar. Daartoe overweegt de rechtbank het volgende:
De rechtbank heeft acht geslagen op de Tripel Pro-Justitia rapportage van 10 juli 2007 opgemaakt door [naam], werkzaam bij Reclassering Nederland arrondissement Amsterdam (milieurapporteur), [naam], forensisch psycholoog, en [naam], psychiater. Voornoemde rapporteurs hebben een aantal keren overleg over betrokkene gehad waarbij een grote mate van overeenstemming over diagnostiek, advies en mate van toerekenbaarheid bestond. De conclusie van voornoemde rapporten luidt dat verdachte als ontoerekeningsvatbaar voor het bewezenverklaarde moet worden beschouwd.
Zo blijkt uit hoofdstuk VII, Psychologisch onderzoek, van de vorengenoemde rapportage betreffende verdachte, onder meer het volgende, zakelijk weergegeven:
Betrokkene is een 35 jarige vrouw van Surinaams-Hindoestaanse afkomst die uit het psychologisch onderzoek naar voren komt als een chronisch getraumatiseerde, emotioneel verwaarloosde vrouw bij wie het beeld sinds de geboorte van haar eerste kind, vijf jaar geleden, vooral wordt bepaald door ernstige depressieve periodes met stemmingscongruente psychotische kenmerken. De depressie komt naar voren in een sombere stemming, suïcidale gedachten en gedragingen, een sombere, troosteloze kijk op de toekomst, ernstige gevoelens van waardeloosheid, schuldgevoelens, sociaal terugtrekgedrag en ernstige vervreemdingsgevoelens. Psychotische kenmerken worden teruggezien in nihilistische wanen, zoals het zichzelf niets waard vinden en de waan dat haar kinderen beter af zijn in het ‘paradijs’. Ook zijn er aanwijzingen voor schuldwanen; betrokkene meent dat ze ernstige zondes heeft begaan waarvoor ze straf verdient. Deze denkbeelden waar betrokkene zich aan vast blijft houden, stroken niet met de realiteit en zijn niet corrigeerbaar, waardoor het wanen genoemd worden. Het is niet uitgesloten dat er onder deze stoornis sprake is van een chronische depersonalisatiestoornis (los staan van eigen geestelijke processen). Het psychologisch onderzoek levert aanwijzingen op voor een ernstige, recidiverende depressieve stoornis met stemmingscongruente psychotische kenmerken, afhankelijkheid van sedativa en een persoonlijkheid met afhankelijke en borderline trekken. Er is vanwege het bepalende toestandsbeeld onvoldoende zicht op de eventuele aanwezigheid van een persoonlijkheidsstoornis, maar dit wordt ook niet uitgesloten.
Zo blijkt voorts uit hoofdstuk VIII, Psychiatrisch onderzoek, van de vorengenoemde rapportage betreffende verdachte, onder meer het volgende, zakelijk weergegeven:
Bij betrokkene is er diagnostisch sprake van een depressieve stoornis, recidiverend, ernstig van aard met psychotische kenmerken, bij een getraumatiseerde, emotioneel verwaarloosde vrouw, die in haar persoonlijkheid mogelijk afhankelijke en borderline trekken laat zien, maar waar door het ernstige toestandsbeeld het zicht op de persoonlijkheidsproblematiek grotendeels wordt onttrokken. Daarnaast kan een afhankelijkheid van sedativa vastgesteld worden.
Zo blijkt ten slotte uit hoofdstuk XI, Forensisch Psychiatrische en psychologische beschouwing, en hoofdstuk XII van de vorengenoemde rapportage betreffende verdachte, onder meer het volgende, zakelijk weergegeven:
Betrokkene kon weliswaar het wederrechtelijke van haar handelen inzien, maar kon er niet conform een dergelijk besef naar handelen, omdat betrokkene zodanig door haar psychotische depressie in beslag was genomen dat haar handelen, indien bewezen, daar volledig uit kan worden verklaard. Geadviseerd wordt dan ook betrokkene als ontoerekeningsvatbaar voor de telastegelegde feiten, indien bewezen, te beschouwen. Het risico op recidive is groot gezien het feit dat de stoornis nog slechts ten dele reageert op medicamenteuze behandeling in detentie (FOBA) en betrokkene nog steeds actieve suïcidale en homocidale gedachten heeft.
Gezien de ernst van de stoornis is het noodzakelijk dat er een vorm van behandeling komt, gericht op het verminderen van depressieve symptomen, op het beter onder controle krijgen van haar suïcidale en homocidale gedachten, op de relatieproblemen en op het meer zicht krijgen op de persoonlijke tekorten die zij heeft als gevolg van de ontwikkelingsinterferenties vanuit haar jeugd (versterken broze zelfgevoel, ontwikkelen van meer volwassen copingsstrategieën). Betrokkene heeft in een eerder stadium onvoldoende adequaat meegewerkt aan een behandeltraject door enerzijds in eerste instantie behandeling af te houden en anderzijds voortijdig tegen het advies van de behandelaars te stoppen en tijdens de behandeling de voorgeschreven medicatie niet meer te nemen. Het behandeltraject zal een langdurig traject dienen te zijn gezien het feit dat er bij betrokkene sprake is van een recidiverende, ernstige vorm van depressie, waarbij de kans op terugval groot is, en zij de neiging zal hebben om zich aan de behandeling te ontrekken. Gezien de ernst van de feiten, de samenhang van de feiten en de stoornis, de grote kans op recidive en de noodzaak van behandeling adviseren ondergetekenden Uw college betrokkene een terbeschikkingstelling (TBS) met bevel tot verpleging op te leggen.
Betrokkene was ten tijde van het telastegelegde in een ernstige depressieve stemming en haar realiteitstoetsing werd volledig bepaald door haar negatieve stemming: zij meende een waardeloze moeder te zijn, iets waarin zij door haar partner werd bevestigd, had allerlei schuldwanen over de situatie waarin zij met haar gezin was terechtgekomen, meende hiervoor gestraft te moeten worden en kon op dat moment geen andere uitweg zien dan uit het leven te stappen. De problemen in haar relatie, de moeilijkheden die zij ondervond in de opvoeding van haar kinderen en de stress die het combineren van werk met de zorg voor haar gezin haar gaf, maakte dat bij betrokkene de depressie zo was verhevigd dat zij naast voor zichzelf ook de dood als enige uitweg zag voor haar kinderen, omdat zij haar kinderen niet bij haar partner wilde achterlaten in een voor hen zo, in haar ogen, stressvolle opvoedingsituatie. Liever gunde ze haar kinderen het paradijs.
In antwoord op de in hoofde gestelde vraag concluderen ondergetekenden dat onderzochte ten tijde van het plegen van de haar tenlastegelegde feiten lijdende was aan een zodanige ziekelijke stoornis van de geestvermogens dat deze feiten - indien bewezen - haar niet kunnen worden toegerekend.
De kans op herhaling van een soortgelijk of vergelijkbaar delict is bij voortbestaan van de stoornis groot. Betrokkene heeft nog steeds suïcidale en homocidale gedachten (naar haar kinderen) en is niet in staat om haar impulsen voldoende adequaat onder controle te houden. De kans op terugval is groot en zij zal de neiging hebben om zich aan de behandeling te onttrekken. Dit kan actief gebeuren, door niet meer naar de afspraken te gaan, of passief, door de medicatie niet meer te nemen, maar dat te verzwijgen.
Ter terechtzitting heeft deskundige [naam], psychiater, de bevindingen en conclusie nader toegelicht.
De rechtbank neemt genoemde conclusies over en volgt de advisering van de rapporteurs.
Het bewezen geachte kan verdachte derhalve wegens een ziekelijke stoornis niet worden toegerekend. Verdachte dient terzake daarvan dan ook te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
7. Motivering van de straf en maatregel
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar onder 1 en 2 bewezen geachte feiten de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging opgelegd zal worden.
Ten aanzien van het beslag heeft de officier van justitie gevorderd dat de onder 1 en 5 in de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen aan verdachte worden geretourneerd en de overige voorwerpen worden verbeurd verklaard.
Terbeschikkingstelling
De bewezen geachte feiten zijn misdrijven waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld. Om deze reden en vanwege de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen, dient verdachte ter beschikking gesteld te worden en van overheidswege te worden verpleegd.
De raadsman heeft ter zitting bepleit dat risico van recidive mede gezien moet worden in het licht van het feit dat verdachte in 2003 eveneens een tweetal zelfmoordpogingen heeft gedaan en dat zij daarbij niet haar zoon heeft betrokken. Hij is van mening dat er derhalve geen basis is voor het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging. De raadsman heeft voorts bepleit dat oplegging van een maatregel overeenkomstig artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht, dan wel terbeschikkingstelling met voorwaarden, meer op zijn plaats is, temeer omdat dan ook direct met een adequate behandeling van verdachte kan worden gestart en de wachttijden voor TBS vaak erg lang zijn.
De rechtbank is van oordeel dat genoemde minder ingrijpende maatregelen met het oog op het voorkomen van recidive in relatie tot zowel de behandelmogelijkheden als de bescherming van de maatschappij, als ontoereikend moet worden aangemerkt. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat verdachte in het verleden onvoldoende heeft meegewerkt aan een eerder geboden behandeling door onder meer voortijdig en tegen het advies van de behandelaars te stoppen met de behandeling en heimelijk de voorgeschreven medicatie niet in te nemen. De intrinsieke motivatie van verdachte voor behandeling in een andere context dan terbeschikkingstelling met dwangverpleging is te beperkt. Bovendien is de psychische toestand van verdachte te instabiel om te kunnen verwachten dat zij zich langdurig aan voorwaarden zal kunnen houden.
De vorengenoemde Tripel Pro-Justitia rapportage van 10 juli 2007 geeft in dit kader weer:
‘Een mogelijkheid om deze behandeling te realiseren is in het kader van een plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis, ex artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht. Gezien de relatieve korte duur (een jaar) van een dergelijke behandeling en de kans dat betrokkene zich snel weer onttrekt na afloop van een dergelijke maatregel, lijkt geen geschikte optie. De mogelijkheden van toezicht bij een reguliere GGZ instelling na ommegang van de bovengenoemde maatregel zijn marginaal en tevens ontbeert het hen aan de specifieke forensische kennis. Het recidivegevaar blijft op langere termijn spelen omdat betrokkene vanuit haar depressieve stoornis ‘het paradijs’ voor haar kinderen als enige oplossing zal blijven zien.’
De rechtbank overweegt derhalve dat niet anders volstaat dan dat verdachte ter beschikking wordt gesteld en van overheidswege zal worden verpleegd.
Verbeurdverklaring
De inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen 2 tot en met 4 die aan verdachte toebehoren, dienen te worden verbeurd verklaard en zijn daarvoor vatbaar, aangezien met behulp van die voorwerpen het bewezen geachte is begaan.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 37a, 37b, 45 en 289 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
9. Beslissing
Verklaart bewezen dat verdachte het telastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3.3 is aangegeven.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde:
Poging tot moord, meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor niet strafbaar.
Gelast dat verdachte ter beschikking gesteld zal worden en beveelt dat zij van overheidswege verpleegd zal worden.
Verbeurdverklaring
- 10.00 STK Pil Kl: Blauw (2)
- 1.00 STK Drank Kl: Bruin
een bruine fles met witte dop (3)
- 1.00 FLS Fles plastic
een zuigfles merk bibi (4).
De rechtbank gelast de teruggave aan verdachte, [verdachte], van:
- 1 handgeschreven afscheidsbrief en enveloppe (1)
- een fles met oranje dop (5).
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. van Mourik, voorzitter,
mrs. D. Reiling en M.A.H. van Dalen - van Bekkum, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.E.M. de Vries, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 13 september 2007.