Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB2762

Datum uitspraak2007-08-01
Datum gepubliceerd2007-09-04
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Middelburg
Zaaknummers55994 HA ZA 07-32
Statusgepubliceerd


Indicatie

''(...) Mr. Lensen heeft [gedaagde] voorgehouden dat hij de zaak niet kosteloos zou behandelen en dat hij de zaak als betalende zaak in behandeling zou nemen ongeacht de eventuele mogelijkheid van gefinancierde rechtshulp. Hij heeft dat bevestigd in de aan [gedaagde] overhandigde schriftelijke opdrachtbevestiging van 12 september 2001. Lensen heeft in die brief verzocht om betaling van een voorschot van HFL 2.000,00. [gedaagde] heeft vervolgens twee voorschotdeclaraties betaald waarvan één het in de bevestigingsbrief genoemde bedrag van HLF 2.000,00. De overige declaraties heeft [gedaagde] zonder protest behouden. Op haar relatie met [gedaagde] zijn haar Algemene Voorwaarden van toepassing. Op grond van artikel 6 van deze voorwaarden, subsidiair op grond van de wet, zijn naast de hoofdsom tevens buitengerechtelijke kosten en wettelijke rente verschuldigd. Tenslotte heeft zij aanspraak op buitengerechtelijke incassokosten omdat uitgebreid is getracht nakoming buiten rechte te verkrijgen. (...)''


Uitspraak

zaaknummer / rolnummer: 55994 / HA ZA 07-32 Vonnis van 1 augustus 2007 in de zaak van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid LENSEN ADVOCATEN B.V., gevestigd te Terneuzen, eiseres, procureur mr. R.M.A. Lensen, tegen [gedaagde], wonende te Kaprijke (België), gedaagde, procureur mr. C.J. IJdema. De procedure Het verloop van de procedure blijkt uit: het tussenvonnis van 28 maart 2007 het proces-verbaal van comparitie van 19 juni 2007. Ten slotte is vonnis bepaald. De feiten 2.1. [gedaagde] is als partij betrokken geweest bij een procedure. Aanvankelijk is zij in die procedure op basis van een toevoeging bijgestaan door mr. Nobus. Vervolgens heeft Lensen voor haar juridische diensten verleend. Lensen heeft op 3 juli 2002, 8 november 2002, 7 januari 2003 en 7 november 2006 declaraties gezonden aan [gedaagde] voor verrichte werkzaamheden. Ook na diverse aanmaningen heeft [gedaagde] deze declaraties onbetaald gelaten. Het geschil 3.1. Lensen vordert bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Lensen te voldoen een bedrag van €.9.967,03, te vermeerderen met de contractuele rente, over de hoofdsom van € 3.479,13 vanaf 17 juli 2002, over de hoofdsom van € 934,98 vanaf 22 november 2002, en over de hoofdsom van € 421,16 vanaf 21 januari 2003, steeds tot aan de dag der algehele voldoening, alsook te vermeerderen met de wettelijke rente over de buitengerechtelijke kosten ten bedrage van € 483,52 met ingang van de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening. Daarnaast vordert Lensen veroordeling van [gedaagde] in de kosten van deze procedure. Zij legt het volgende aan haar vordering ten gondslag. Mr. Lensen heeft [gedaagde] voorgehouden dat hij de zaak niet kosteloos zou behandelen en dat hij de zaak als betalende zaak in behandeling zou nemen ongeacht de eventuele mogelijkheid van gefinancierde rechtshulp. Hij heeft dat bevestigd in de aan [gedaagde] overhandigde schriftelijke opdrachtbevestiging van 12 september 2001. Lensen heeft in die brief verzocht om betaling van een voorschot van HFL 2.000,00. [gedaagde] heeft vervolgens twee voorschotdeclaraties betaald waarvan één het in de bevestigingsbrief genoemde bedrag van HLF 2.000,00. De overige declaraties heeft [gedaagde] zonder protest behouden. Op haar relatie met [gedaagde] zijn haar Algemene Voorwaarden van toepassing. Op grond van artikel 6 van deze voorwaarden, subsidiair op grond van de wet, zijn naast de hoofdsom tevens buitengerechtelijke kosten en wettelijke rente verschuldigd. Tenslotte heeft zij aanspraak op buitengerechtelijke incassokosten omdat uitgebreid is getracht nakoming buiten rechte te verkrijgen. 3.4 [gedaagde] voert verweer. Zij heeft bij aanvang van de werkzaamheden door Lensen aangegeven dat zij niet over voldoende geld beschikte om de rechtsbijstand te betalen. Zij ging er vanuit dat Lensen – evenals haar vorige raadsman – een toevoeging zou aanvragen. Met Lensen is niet besproken dat geen toevoeging zou worden aangevraagd. Op grond van de gedragsregels voor de advocatuur was Lensen dat verplicht. Lensen had in dit geval schriftelijk moeten vastleggen dat geen toevoeging zou worden aangevraagd, hetgeen niet is gebeurd. [gedaagde] heeft betwist dat zij de brief van 12 september 2001 heeft ontvangen. Zij heeft voorts gemotiveerd betwist dat zij de declaraties zonder protest zou hebben behouden en/of betaald. [gedaagde] stelt verder dat zij naast de overgelegde betalingsherinneringen, geen aanmaningen heeft ontvangen, zodat zij er op mocht vertrouwen dat Lensen zou afzien van het nemen van verdere maatregelen. [gedaagde] betwist voorts dat de Algemene Voorwaarden van toepassing zijn. [gedaagde] betwist tenslotte dat zij buitengerechtelijke kosten en wettelijke rente verschuldigd is aan Lensen. De beoordeling 4.1. Omdat [gedaagde] mogelijk voor gefinancierde rechtshulp in aanmerking kwam, diende, overeenkomstig art. 24 van de Gedragsregels 1992 voor advocaten, de door Lensen gestelde afspraak schriftelijk te worden vastgelegd. Mr. Lensen heeft ter comparitie verklaard dat hij op 12 september 2001 aan [gedaagde] een schriftelijke opdrachtbevestiging heeft overhandigd en dat hij in die brief heeft bevestigd dat hij de zaak als betalende zaak in behandeling zou nemen ongeacht de eventuele mogelijkheid van gefinancierde rechtshulp. De rechtbank passeert het verweer van [gedaagde] dat zij de brief van 12 september 2001 niet heeft ontvangen. Zij heeft immers niet betwist dat zij het in die bevestiging gevraagde voorschot van HFL 2.000,00 aan Lensen contant heeft betaald en dat Lensen haar later nog een keer een aanvullende voorschotdeclaratie heeft gestuurd en dat zij die ook heeft betaald. Mr. lensen heeft dit voorschot in mindering gebracht op de factuur van 3 juli 2002. Lensen mocht derhalve ervan uitgaan dat [gedaagde] ermee instemde dat mr. Lensen de diensten als advocaat in rekening bracht en dus geen toevoeging aanvroeg. [gedaagde] is dus de gevorderde hoofdsommen die verder onbetwist zijn, verschuldigd te vermeerderen met de rente. Hetzelfde geldt voor de Algemene Voorwaarden. In haar brief van 12 september 2001, waarin de betalingsafspraak werd bevestigd, wordt verwezen naar de bijgevoegde algemene voorwaarden. Van een grond voor nietigheid van deze voorwaarden is niet gebleken. 4.2. De rechtbank zal de vorderingen van Lensen toewijzen met uitzondering van de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten. Op het verweer van [gedaagde] heeft Lensen niet meer gereageerd, hoewel hij daartoe wel tijdens de comparitie van partijen in de gelegenheid was. De vordering zal wat dit betreft dus worden afgewezen. 4.3. [gedaagde] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. De beslissing De rechtbank: veroordeelt [gedaagde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Lensen te voldoen: € 3.479,13 vermeerderd met de wettelijke rente van af 17 juli 2002; € 934,98 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 november 2002; € 421,16 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 januari 2003, steeds tot de dag der algehele voldoening; veroordeelt [gedaagde] voorts in de kosten van deze procedure tot op deze uitspraak aan de zijde van Lensen begroot op € 904,00 aan salaris procureur, € 296,00 griffierecht en € 71,32 dagvaardingskosten; verklaart het vonnis uitvoerbaar bij voorraad; wijst af het meer of anders gevorderde. Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. de Regt en in het openbaar uitgesproken op 1 augustus 2007.