
Jurisprudentie
BB2750
Datum uitspraak2007-09-03
Datum gepubliceerd2007-09-04
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Haarlem
Zaaknummers350072/ AO VERZ 07-639
Statusgepubliceerd
SectorSector kanton
Datum gepubliceerd2007-09-04
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Haarlem
Zaaknummers350072/ AO VERZ 07-639
Statusgepubliceerd
SectorSector kanton
Indicatie
Na jarenlang dienstverband valt werknemer uit met stressklachten. Die klachten lijken het gevolg van de zwaarte van de laatste functie die werknemer bekleedde. Werknemer integreert extern na inspanningen daartoe van werkgever, op verzoek van werknemer. In de tussentijd is de functie van werknemer sterk verzwaard door organisatorische wijzigingen in het bedrijf van werkgever. Werknemer wil aanvankelijk liever niet terugkeren bij werkgever maar stelt zich uiteindelijk op het standpunt dat hij terug kan keren in zijn oude functie. Aannemelijk is dat werknemer niet geschikt is voor die, inmiddels verzwaarde en door een derde vervulde functie. Werknemer weigert andere door werkgever aangeboden en passende functies. Ontbinding zonder vergoeding.
Uitspraak
RECHTBANK HAARLEM
Sector kanton
Locatie Haarlem
zaak/rep.nr.: 350072/ AO VERZ 07-639
datum uitspraak: 3 september 2007
BESCHIKKING ONTBINDING ARBEIDSOVEREENKOMST
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid EUROPEAN PNEUMATIC COMPONENT OVERHOLE AND REPAIR – (EPCOR) B.V.
te Schiphol-Rijk
verzoekster
hierna: Epcor
gemachtigde: mr. J. van Hulst
tegen
[verweerder]
te [woonplaats]
verweerder
hierna: [verweerder]
gemachtigde: mr. M.M.C. Roos
De procedure
Op 21 juni 2007 is ter griffie een verzoekschrift ontvangen van Epcor. [verweerder] heeft een verweerschrift ingediend.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 27 augustus 2007. Op deze zitting hebben partijen hun standpunten nader toegelicht. De gemachtigde van Epcor heeft pleitnotities overgelegd. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen verder naar voren hebben gebracht. Epcor heeft producties in het geding gebracht.
De feiten
a. [verweerder], 53 jaar oud, is sinds 1 januari 2001 bij Epcor in dienst, laatstelijk in de functie van Shopmanager tegen een bruto salaris van € 4.050,00 bruto per maand exclusief vakantiegeld en overige emolumenten.
b. De activiteiten van Epcor (het reviseren en repareren van pneumatische componenten in vliegtuigen) werden tot en met het jaar 2000 door KLM verricht. KLM heeft deze activiteiten in 2000 geoutsourced.
c. Op grond van de in het kader van de outsourcing met de vakbonden gemaakte afspraken tellen voor de anciënniteit de bij KLM opgebouwde dienstjaren mee. [verweerder] is per 17 augustus 1971 bij KLM in dienst getreden.
d. [verweerder] is bij Epcor in dienst getreden in de functie van Final Inspector, waarbij [verweerder] onder meer was belast met het luchtwaardig verklaren van componenten.
e. In juni 2001 is [verweerder] de functie van Supervisor Certifying Staff gaan vervullen.
f. Per 1 september 2003 is [verweerder] de functie van Operational Shopmanager gaan vervullen.
g. Per 1 maart 2004 is [verweerder] de functie van Shopmanager gaan vervullen.
h. Op 15 maart 2006 heeft [verweerder] zich ziek gemeld.
Het verzoek
Epcor verzoekt ontbinding van de arbeidsovereenkomst, wegens veranderingen in de omstandigheden.
Ter toelichting stelt Epcor – samengevat – het volgende.
Aanvankelijk vervulde [verweerder] de functie van Shopmanager naar tevredenheid. Om de overstap naar deze functie een zo groot mogelijke kans van slagen te geven, heeft Epcor [verweerder] laten ondersteunen door een externe management consultant en heeft Epcor een productieplanner aangenomen. Hierdoor kon [verweerder] meer tijd besteden aan het zich inwerken in de nieuwe functie. Vanaf eind 2004 was de management consultant klaar en is de productieplanner doorgegroeid naar een andere functie. Vanaf dat moment was [verweerder] als Shopmanager zelfstandig verantwoordelijk voor het plannen en voor het uitvoeren van de gemaakte planningen.
In de loop van de de tijd dat [verweerder] als Shopmanager functioneerde bleek dat [verweerder] niet geschikt was voor de functie. Als gevolg daarvan en/of als gevolg van de kritiek op zijn functioneren is [verweerder] uitgevallen.
In het kader van de reïntegratie heeft Epcor aan [verweerder] eerst de functie van Instructor en later de functie van Final Inspector aangeboden. [verweerder] wenste echter niet bij Epcor te reïntegreren maar uitsluitend extern, bij KLM. Nadat [verweerder] in het kader van zijn reïntegratie met ingang van 30 november 2006 voor de duur van zes maanden bij KLM is gaan werken, heeft Epcor heeft zich tot het uiterste ingespannen om voor [verweerder] een reïntegratieplek bij KLM te vinden, hetgeen uiteindelijk niet is gelukt. Tijdens zijn externe reïntegratie bij KLM heeft [verweerder] herhaaldelijk aangegeven niet bij Epcor te willen terugkeren.
Inmiddels was de functie van Shopmanager, als gevolg van veranderingen bij Epcor – onder meer doordat een nieuwe, zogeheten APU-productielijn is opgestart – aanzienlijk complexer geworden dan voorheen. Thans wordt de functie niet meer passend geacht voor [verweerder]. De functie is eerst ad interim en met ingang van 1 maart 2007 definitief ingevuld door een derde.
Toen bleek dat [verweerder] bij KLM geen functie kon vinden heeft hij uiteindelijk, kort voor het einde van de reïntegratie bij KLM, het standpunt ingenomen toch bij Epcor te zullen terugkeren. Uit de in opdracht van de Arbodienst door een onafhankelijk arbeidsdeskundige opgemaakte rapportage, waaraan [verweerder] heeft meegewerkt, blijkt dat [verweerder] inderdaad niet geschikt is voor de functie van Shopmanager ‘nieuw’. Hierop heeft Epcor de functie van Quality Engineer gecreëerd en aangeboden aan [verweerder], met behoud van arbeidsvoorwaarden en met het aanbod om ontbrekende expertise op kosten van Epcor en in werktijd te verwerven. [verweerder] heeft deze functie niet in overweging willen nemen en meegedeeld uitsluitend te willen reïntegreren in de functie van Shopmanager.
Gezien het bovenstaande is Epcor van mening dat zij al hetgeen – en meer – heeft gedaan dat van haar verwacht mocht worden om een succesvolle reïntegratie mogelijk te maken. Dat dit niet is gelukt is uitsluitend te wijten aan [verweerder], zodat er geen grond voor een billijkheidsvergoeding bij het einde van de arbeidsovereenkomst bestaat.
Het verweer
[verweerder] concludeert primair tot afwijzing van het verzoek. Voor het geval de arbeidsovereenkomst toch wordt ontbonden, verzoekt [verweerder] om toekenning van een vergoeding van € 192.456,00 bruto, rekening houdend met de geldende fictieve opzegtermijn dan wel de vergoeding te vermeerderen met een bedrag ter hoogte van het salaris c.a. over de fictieve opzegtermijn, en veroordeling van Epcor in de proceskosten.
Ter toelichting voert [verweerder] – samengevat – het volgende aan.
Nergens uit blijkt dat [verweerder] niet geschikt is gebleken voor zijn eigen functie van Shopmanager. De functioneringsverslagen geven aan dat er voldoende werd gefunctioneerd en gaven verbeteringen te zien op diverse onderdelen. [verweerder] is uitgevallen vanwege de extra werkzaamheden als Supervisor en Eindcontroleur die hij van zijn toenmalige General Manager naast zijn eigen functie diende te verrichten, in combinatie met ongefundeerde kritiek op zijn functioneren. De aangeboden functies heeft [verweerder] geweigerd vanwege de in zijn ogen onterechte stellingname van Epcor dat hij niet geschikt was voor zijn functie. [verweerder] wilde in eerste instantie bij KLM reïntegreren omdat zijn gezondheidstoestand een reïntegratie bij Epcor niet ten goede zou komen. Bovendien kon [verweerder] op die manier proberen werk te vinden binnen KLM, zodat de impasse waarin partijen dreigden te geraken, opgelost zou worden. Hij heeft ingestemd met verdere reïntegratie bij Epcor, maar niet in een andere dan zijn eigen functie. [verweerder] heeft nooit te kennen gegeven in het geheel niet meer terug te willen keren bij Epcor. Dat [verweerder]’ functie inmiddels door een derde is ingevuld kan niet aan [verweerder] worden tegengeworpen.
Het is dus niet [verweerder] die zich rigide heeft opgesteld, maar Epcor, door geen enkele poging te ondernemen om [verweerder] in zijn eigen functie zijn werkzaamheden te hervatten en door star te blijven vasthouden aan de eis dat [verweerder] in een andere functie diende te reïntegreren.
Indien het verzoek niet wordt afgewezen, is de gevraagde vergoeding volgens [verweerder] op haar plaats, omdat [verweerder] geen verwijt valt te maken en omdat Epcor nalaat een passende financiële voorziening te treffen ter zake de beëindiging van het dienstverband.
De beoordeling van het verzoek
1. De kantonrechter heeft zich ervan vergewist dat het verzoek geen verband houdt met het bestaan van een opzegverbod als bedoeld in artikel 7:685 lid 1 BW.
2. Nu de functie van Shopmanager inmiddels blijvend door een derde wordt ingevuld en nu [verweerder] niet bij Epcor wil terugkeren in een andere functie, bestaan er voldoende gewichtige redenen om de arbeidsovereenkomst op korte termijn te ontbinden, zodat het verzoek in zoverre toewijsbaar is.
3. Beoordeeld moet worden of aan [verweerder] in redelijkheid een vergoeding toekomt.
4. Voldoende aannemelijk is geworden dat [verweerder] is uitgevallen omdat de werkzaamheden die van hem in zijn functie van Shopmanager verwacht werden, te zwaar voor hem waren. Verder is aannemelijk dat dit het gevolg is van het feit dat [verweerder]’ jarenlange werkervaring voornamelijk technisch van aard is en dat [verweerder] de specifieke managementkwaliteiten die in de functie van Shopmanager gevraagd worden mist. Epcor heeft dit echter bij aanvang van het functioneren van [verweerder] als Shopmanager onderkend en heeft [verweerder] een inwerkperiode gegeven waarbij een deel van de taken van de Shopmanager werd overgenomen door een productieplanner en waarbij [verweerder] begeleid werd door een management consultant. Nadat de productieplanner een andere functie kreeg en de management consultant vertrokken is, is de functie van Shopmanager echter te zwaar voor [verweerder] gebleken. Aan Epcor kan dan ook niet worden verweten dat zij [verweerder] onvoldoende heeft begeleid of opgeleid voor de functie van Shopmanager of dat zij onverantwoord heeft gehandeld door [verweerder] voor die functie in aanmerking te laten komen.
5. De stelling van [verweerder] dat zijn uitval het gevolg is van het feit dat hij naast zijn taken als Shopmanager de taken van Supervisor en Eindcontroleur moest gaan vervullen, is onvoldoende aannemelijk gemaakt. Weliswaar diende [verweerder] de Supervisors en Eindcontroleurs aan te sturen, maar dit maakte deel uit van zijn functie, aldus Epcor. Omdat [verweerder] hiertegenover niets gesteld heeft en ook geen stukken heeft overgelegd waaruit kan worden afgeleid dat hij feitelijk drie functies bekleedde, moet worden uitgegaan van de juistheid van het standpunt van Epcor.
6. Hoewel uit de door Epcor in het geding gebrachte verslagen van functioneringsgesprekken over de jaren 2004 en 2005 blijkt dat [verweerder]’ functioneren als Shopmanager over het algemeen als ‘voldoende’ werd beoordeeld, zijn in diezelfde verslagen ook diverse punten van kritiek of verbeterpunten vermeld. De stelling van [verweerder] dat zijn uitval het gevolg is van ongefundeerde kritiek van General Manager [XXX] vindt geen steun in de stukken. Uit de genoemde verslagen, alsmede uit een e-mail van 22 december 2005 van [XXX] aan [verweerder] blijkt veeleer dat eind 2005 door [XXX] met [verweerder] gesprekken zijn gevoerd waarin met voorbeelden onderbouwde kritiek op [verweerder]’ functioneren is geuit en waarin tevens voorstellen voor verbetering zijn gedaan. Na twee vervolggesprekken in 2006 is [XXX] tot de conclusie gekomen dat [verweerder] niet op de juiste plek binnen Epcor zat en dat een operationele functie hem beter lag. Volgens [XXX], in een e-mail van 15 maart 2006, heeft [verweerder] ook zelf aangegeven dat het uitvoeren van de functie van Shopmanager hem niet makkelijk afging. Voorts meldt [XXX] in die e-mail dat hij het belangrijk vindt dat [verweerder] bij Epcor werkt in een functie die bij hem past en die bovendien niet ten koste van zijn gezondheid gaat. Op grond van de inhoud van de hier bedoelde stukken kan niet worden gezegd dat sprake was van ongefundeerde kritiek. Voor zover [verweerder] mede is uitgevallen als gevolg van deze kritiek kan dit derhalve niet aan Epcor worden toegerekend.
7. Met Epcor is de kantonrechter van oordeel dat Epcor na de uitval van [verweerder] zich in voldoende mate heeft ingespannen om de reïntegratie van [verweerder] succesvol te laten verlopen. Hiertoe is het volgende van belang. Epcor heeft [verweerder] in juli 2006 eerst de functie van Instructor en de functie van Final Inspector aangeboden, welke functies [verweerder] niet heeft geaccepteerd. Vervolgens heeft Epcor zich op verzoek van [verweerder], met succes, ingespannen om een externe reïntegratieplaats bij KLM te bewerkstelligen. In evaluatiegesprekken die plaatshadden ten tijde van zijn externe reïntegratie bij KLM, heeft [verweerder] aangegeven ‘liever niet’ terug te keren bij Epcor. Eerst toen bleek dat voor [verweerder] aan het eind van het reïntegratietraject geen plaats was bij KLM heeft [verweerder] aangegeven terug te willen keren bij Epcor. Daarop heeft Epcor [verweerder] de functie van Quality Engineer aangeboden, met behoud van de geldende arbeidsvoorwaarden. Ook deze functie heeft [verweerder] niet geaccepteerd, zich op het standpunt stellende dat hij recht heeft op terugkeer in de functie van Shopmanager.
8. Op grond van de onweersproken stellingen van Epcor staat echter vast dat de functie van Shopmanager sinds de uitval van [verweerder] aanzienlijk is gewijzigd en dat daaraan thans hogere eisen worden gesteld. Gelet hierop en gezien het feit dat [verweerder] mede is uitgevallen als gevolg van de zwaarte van de functie van Shopmanager ‘oud’ is niet onbegrijpelijk dat Epcor inmiddels een derde in dienst heeft genomen voor het vervullen van deze functie. Hierbij is van belang dat [verweerder] weliswaar heeft gesteld over voldoende kennis van de APU-productielijn te beschikken, maar dat [verweerder] niet is ingegaan op de overige door Epcor gestelde overige omstandigheden die hebben geleid tot aanzienlijke wijziging en verzwaring van de functie van Shopmanager. Het betreft de sterk gestegen personeelsbezetting, het uitzetten van een meerjarenstrategie, het in de markt zetten van ‘total care producten’, wijzigingen in de klantenmix en contracten, grotere aandacht voor financiële resultaten, grote omzetgroei, een sterkere focus op verbetering van processen en training van medewerkers. [verweerder] heeft in dit kader de vraag gesteld wat er zou zijn gebeurd als hij niet was uitgevallen. Die vraag kan onbeantwoord blijven omdat de geschetste situatie zich niet voordoet.
9. Tot slot is van belang Epcor een arbeidsdeskundige heeft ingeschakeld. Deze heeft gesprekken gevoerd met alle direct betrokken. Met [verweerder] is twee keer gesproken. De arbeidsdeskundige heeft geconcludeerd dat op grond van de belasting in de huidige functie van Shopmanager in vergelijking met de belastbaarheid van [verweerder] de functie van Shopmanager niet passend is voor [verweerder]. Tegenover deze conclusie heeft [verweerder] onvoldoende feiten en/of omstandigheden gesteld op grond waarvan aan het oordeel van de arbeidsdeskundige voorbij moet worden gegaan. Het enkele feit dat de arbeidsdeskundige werkzaam is voor Epcors moedermaatschappij KLM is daartoe onvoldoende. Hetzelfde geldt voor het feit dat het UWV heeft geoordeeld dat er geen medische beperkingen bestaan ten aanzien van het verrichten van de eigen werkzaamheden van Shopmanager, alleen al omdat uit het (door Epcor in het geding gebrachte) rapport van het UWV op geen enkele wijze blijkt hoe het oordeel tot stand is gekomen.
10. Concluderend komt het erop neer dat nadat gebleken is dat [verweerder] op grond van zijn capaciteiten minder geschikt was voor de functie van Shopmanager en nadat die functie aanzienlijk gewijzigd en verzwaard is, Epcor al het mogelijke heeft gedaan om [verweerder] weer binnen haar onderneming in een passende functie aan het werk te krijgen. Dat [verweerder] stelselmatig heeft geweigerd om een andere functie te aanvaarden is, gezien al het voorgaande een omstandigheid die niet voor rekening van Epcor komt. Voor een vergoeding aan [verweerder] is daarom geen plaats.
11. Gezien de aard van de procedure worden de kosten tussen partijen gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Beslissing
De kantonrechter:
ontbindt de arbeidsovereenkomst tegen 10 september 2007;
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. E. Smits en uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum.