
Jurisprudentie
BB2740
Datum uitspraak2007-08-28
Datum gepubliceerd2007-09-03
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Arnhem
Zaaknummers499743 HA VERZ 07-1323
Statusgepubliceerd
SectorSector kanton
Datum gepubliceerd2007-09-03
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Arnhem
Zaaknummers499743 HA VERZ 07-1323
Statusgepubliceerd
SectorSector kanton
Indicatie
Bij bepaling correctiefactor C wordt rekening gehouden met diffamerende uitspraken van locatiemanager over werknemer in krant.
Uitspraak
Beschikking
RECHTBANK ARNHEM
Sector kanton
Locatie Nijmegen
zaakgegevens 499743 HA VERZ 07-1323 199 jt
uitspraak van 28 augustus 2007
Beschikking
in de zaak van
de stichting [verzoekende partij]
gevestigd te Nijmegen
verzoekende partij
gemachtigde mr. T.H.T.T. Nguyen
tegen
[verwerende partij]
wonende te [woonplaats]
verwerende partij
gemachtigde mr. M. Vetkamp
Partijen worden hierna [verzoekende partij] en [verwerende partij] genoemd.
De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit
- het verzoekschrift met producties
- het verweerschrift met producties
- de door de gemachtigde van [verzoekende partij] bij brieven van 10 en 13 augustus 2007 toegezonden producties
- de pleitnotities van de gemachtigde van [verzoekende partij]
- de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling 13 augustus 2007.
De feiten
De kantonrechter gaat uit van de volgende vaststaande feiten.
1.1 [verwerende partij], geboren op [geboortedatum] en thans 51 jaar oud, is op 1 februari 2003 voor onbepaalde tijd in dienst getreden van [verzoekende partij] in de functie van verpleegkundige. Hij verricht zijn werkzaamheden in woonzorgcentrum [naam wooncentrum] te Nijmegen. Zijn laatstgenoten salaris bedraagt € 2.352,25 bruto per maand, te vermeerderen met 8% vakantiebijslag, onregelmatigheidstoeslag en 4% eindejaarsuitkering.
1.2 De inschrijving van [verwerende partij] in het register als bedoeld in art. 3 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG) is bij beslissing van het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle d.d. 7 juni 2001 voor de duur van één jaar geschorst onder de voorwaarden, dat [verwerende partij] zich gedurende de proeftijd, die werd gesteld op 2 jaar, niet aan vergelijkbaar tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen schuldig zou maken en dat hij binnen de proeftijd naar genoegen van de Inspecteur voor de Gezondheidszorg voor Gelderland en Overijssel kenbaar zou maken, dat zijn behandeling bij de psycholoog er mede en indringend op is gericht de kans op herhaling te voorkomen.
Genoemd Tuchtcollege heeft bij beslissing van 30 oktober 2003 de inschrijving van [verwerende partij]
in het BIG-register voor de tijd van één jaar geschorst, omdat hij niet aan de voorwaarde inzake de psychologische behandeling had voldaan.
1.3 [verzoekende partij] heeft [verwerende partij] naar aanleiding van deze beslissing gedurende één jaar vanaf
14 november 2003 werkzaam laten zijn in de functie Helpende.
1.4 In het “afsprakenformulier functioneringsgesprekken” naar aanleiding van het eerste functioneringsgesprek op 9 januari 2006 wordt het volgende, voor zover hier van belang, vermeld:
“(…)
B: Belangrijkste aandachtspunten: bejegening naar bewoners toe meer de ruimte geven. Laat iets meer het initiatief bij de bewoner. Zowel bew. en collega’s hebben soms het gevoel niet tegen [verwerende partij] op te kunnen.
C: [verwerende partij] werkt beneden zijn kunnen en de bewoners zijn niet z’n doelgroep. [verwerende partij] moet zich bewust worden van de impact en persoonlijkheid naar anderen toe. En daar wat rekening mee houden. Ik gun [verwerende partij] een werkplek wat bij hem past. Hij is een fijn mens en dat mag er meer uitkomen.
(…)”
1.5 In het “afsprakenformulier functioneringsgesprekken” naar aanleiding van het tweede functioneringsgesprek op 31 januari 2007 wordt het volgende, voor zover hier van belang, vermeld:
“(…)
B: Belangrijkste aandachtspunten:
- Bewustwording hoe anderen tegen hem aankijken
- Bejegening naar bewoners met problemen soms te dominant.
C: Conclusies:
- Ten opzichte van vorig jaar minder klachten van bewoners en conflictsituaties
- Goede bijdrage geleverd in zijn deskundigheid wb zorgplannen en ZZP’s
- Als collega heeft [verwerende partij] ook progressie gemaakt
- Hij is op de goede weg. Ik hoop dat hij snel van baan kan veranderen, werkt hier beneden zijn kunnen.
(…)”
1.6 In dagblad De Gelderlander heeft op 28 juni 2007 het volgende artikel met de titel “Ruwe verpleger ontslagen na klachten” gestaan:
“Een verpleegkundige van Verzorgingshuis [naam wooncentrum] die cliënten ruw zou hebben behandeld is twee weken geleden ontslagen.
“Hij had de grenzen van normaal fatsoenlijk gedrag overschreden”, aldus locatiemanager [naam locatiemanager] “Zijn bejegening van de cliënten was bij herhaling niet zoals het hoort. Ook kwam hij afspraken met collega’s niet na”, is alles wat ze, om privacyredenen, daarover kwijt wil. In het huis melden diverse bronnen, overigens allen anoniem, dat deze verpleegkundige de cliënten lichamelijk en geestelijk mishandelde. Volgens [naam locatiemanager] is daar bij de leiding niets van bekend: “Er loopt een dossier tegen deze verpleegkundige sinds januari. Toen hoorde ik voor het eerst dat er iets niet pluis was. Van mishandeling hebben we niets gemerkt en er zijn ook geen meldingen van gedaan.”
Wel was de leiding van [naam wooncentrum] ter ore gekomen dat de bewuste verpleegkundige af en toe wat hardhandig kon zijn bij de verzorging. “Maar dat was voor zover wij weten niet zo ernstig en geen reden voor ontslag. Het betrof uitsluitend een houdingsaspect”, aldus [naam locatiemanager].”
Het verzoek en het verweer
2. [verzoekende partij] verzoekt de kantonrechter de arbeidsovereenkomst met [verwerende partij] te ontbinden wegens gewichtige redenen met veroordeling van [verwerende partij] in de proceskosten.
3. [verzoekende partij] onderbouwt het verzoek, kort gezegd, als volgt. [verzoekende partij] had [verwerende partij] bij aanvang van het dienstverband al een kans gegeven om zijn dienstverband te behouden, ondanks dat hij door nalatig handelen onvoorwaardelijk was geschorst. Deze kans heeft [verwerende partij] niet aangegrepen. [verwerende partij] heeft laten zien dat hij afspraken met collega’s niet nakomt, instructies van zijn leidinggevende en de verpleeghuisarts negeert en geen juiste beroepshouding aanneemt, waardoor cliënten van [verzoekende partij] over hem klagen. Het is zelfs zo erg dat de pers van het handelen van [verwerende partij] lucht heeft gekregen en [verzoekende partij] er zelfs van wordt beschuldigd om een werknemer in dienst te hebben die cliënten mishandelt. [verzoekende partij] heeft geen enkel vertrouwen meer in de persoon van [verwerende partij] en in zijn functioneren.
4. [verwerende partij] voert gemotiveerd verweer.
De beoordeling
5. Niet aannemelijk is geworden dat het verzoek verband houdt met enig opzegverbod. Het feit dat [verwerende partij] sinds 6 juni 2007 arbeidsongeschikt is wegens hartklachten leidt zonder nadere feiten en omstandigheden niet tot een ander oordeel.
6. De kantonrechter is van oordeel, gelet op de wederzijdse stellingen, overgelegde producties en verklaringen ter zitting, dat verdere voortzetting van de arbeidsovereenkomst tussen partijen in redelijkheid niet mogelijk is. Het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen partijen zal dan ook worden toegewezen.
7. De volgende vraag die dan beantwoord dient te worden is of [verwerende partij] aanspraak kan maken op een vergoeding naar billijkheid en zo ja, hoe hoog deze dan dient te zijn.
De kantonrechter overweegt hieromtrent als volgt.
Anders dan [verzoekende partij] kennelijk meent, is in dit verband niet van belang dat zij [verwerende partij] in een andere functie tijdens de schorsing van zijn inschrijving in het BIG-register in dienst heeft gehouden, reeds omdat deze schorsing geen betrekking heeft op gedragingen van [verwerende partij] tijdens zijn dienstverband met [verzoekende partij].
Het staat tussen partijen vast dat [verwerende partij] in de periode van medio 2004 tot en met mei 2005 niet goed heeft gefunctioneerd. Blijkens de onder 1.4 en 1.5 genoemde afsprakenformulieren functioneringsgesprekken heeft hij vanaf juni 2005 tot en met 31 januari 2007 zijn functioneren zodanig verbeterd dat dat heeft geleid tot de conclusie in het functioneringsgesprek van 31 januari 2007 dat hij “op de goede weg is”.
Daarna heeft zich volgens [verzoekende partij] echter een aantal incidenten voorgedaan, waaruit [verzoekende partij] heeft geconstateerd dat [verwerende partij] deze positieve ontwikkeling niet heeft kunnen vasthouden. Deze incidenten en de verwijtbare rol van [verwerende partij] daarin worden door hem gemotiveerd weersproken.
Als eerste incident wordt genoemd dat [verwerende partij] op 15 februari 2007 in strijd met de instructie van zijn leidinggevende een patiënt een zwaardere beperkende maatregel heeft opgelegd. Volgens [verwerende partij] berustte de verantwoordelijkheid voor deze maatregel echter niet bij hem, omdat deze patiënt van een andere afdeling afkomstig was en hebben zijn collega’s buiten aanwezigheid van hem de maatregel toegepast. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is niet duidelijk geworden wie welke rol heeft gespeeld in deze kwestie, zodat dit incident [verwerende partij] niet kan worden toegerekend.
Als tweede incident wordt genoemd dat [verwerende partij] op 28 februari 2007 een “doodzonde” heeft begaan door medicatie uit de verpakking te halen en er niet op toe te zien dat de desbetreffende patiënt de medicatie niet om 12.00 uur heeft ingenomen. [verwerende partij] weerspreekt een en ander gemotiveerd. Nu de patiënt om 12.00 uur op de dagopvang verbleef, kan het ontbreken van toezicht op de inname van het medicijn door de patiënt [verwerende partij] niet worden verweten. Wel kan hem echter worden verweten dat hij niet overeenkomstig de werkbeschrijving (productie 20 van [verzoekende partij]) met het medicijn bestemd voor inname om 12.00 uur heeft gehandeld.
Als derde incident wordt genoemd dat [verwerende partij] op 9 maart 2007 een dienst heeft geruild met een helpende, die niet bevoegd is werkzaamheden van een verpleegkundige uit te voeren, en dat hij op 5 juni 2007 een overgenomen dienst niet heeft gedraaid. Beide incidenten kunnen [verwerende partij] worden verweten. Hij erkent dat hij op 9 maart 2007 (hij noemt ten onrechte als datum 8 maart 2007) heeft geruild met een helpende, maar volgens hem wordt dat gedoogd door [verzoekende partij]. Het gestelde gedogen is echter niet aannemelijk geworden. Dat hij op 5 juni 2007 niet kon komen werken, omdat hij geen eigen vervoer had bij de vervulling van zijn nevenfunctie bij een TBS-kliniek, komt voor zijn rekening en risico.
Als vierde incident wordt genoemd dat [verwerende partij] op 3 juni 2007 geen medicijnen in het kader van een antibioticakuur aan een patiënt heeft gegeven. Dit incident wordt gepasseerd, bij gebreke van een nadere toelichting. Enkel één zin hierover in productie 15 van [verzoekende partij] is onvoldoende.
8. Anders dan [verwerende partij] meent, is er geen reden correctiefactor C op 2 te stellen, gelet op de ernst en de aard van de incidenten die aan [verwerende partij] kunnen worden toegerekend. Zijn stelling met betrekking tot die incidenten dat anderen ook aldus handelen, kan hem niet baten. Dat ontheft hem namelijk niet van zijn eigen verantwoordelijkheid. Maar ook de visie van [verzoekende partij] om de correctiefactor op 0 te stellen, wordt niet gevolgd. Blijkens de onder 1.4 en 1.5 genoemde afsprakenformulieren functioneringsgesprekken heeft [verwerende partij] in de periode juni 2005 tot 31 januari 2007 goed, althans voldoende gefunctioneerd en zijn niet alle aangevoerde incidenten aannemelijk geworden. Voorts zijn de citaten van de locatiemanager van [verwerende partij] in het onder 1.6 genoemde krantenartikel omtrent zijn gedrag en zijn bejegening van cliënten diffamerend en hadden dan ook achterwege gelaten moeten worden. Hierbij speelt mee dat toentertijd de zaak in rechte nog niet behandeld was en deze citaten dus niet op in rechte vastgestelde feiten waren gebaseerd. De ontkenning door [verzoekende partij] ter zitting dat deze uitspraken zijn gedaan, wordt gepasseerd. [verzoekende partij] heeft ter zitting verklaard niet te hebben geklaagd hieromtrent bij en een rectificatie te hebben verlangd van De Gelderlander, hetgeen toch voor de hand zou hebben gelegen gezien de inhoud en strekking van de citaten. Gelet op een en ander, in onderling verband en samenhang beschouwd, wordt correctiefactor C op 1 gesteld.
Het aantal dienstjaren wordt overeenkomstig de kantonrechtersformule gesteld op 7,5. De in aanmerking te nemen beloning per maand bedraagt: € 2.352,25 (maandsalaris) + € 263,61 (gemiddelde onregelmatigheidstoeslag over januari 2006 tot augustus 2007) + € 209,27 (vakantiebijslag) + € 102,46 (eindejaarsuitkering) = € 2.927,59 bruto.
De toe te kennen vergoeding bedraagt dan: € 2.927,59 x 7,5 x 1 = € 21.956,93 bruto. [verzoekende partij] zal in de gelegenheid worden gesteld het verzoek in te trekken.
9. Als [verzoekende partij] het verzoek niet intrekt, moeten partijen hun eigen kosten dragen. Als [verzoekende partij] het verzoek intrekt, moet zij de proceskosten dragen.
De beslissing
De kantonrechter
stelt [verzoekende partij] in de gelegenheid het verzoek uiterlijk op 4 september 2007 in te trekken door een schriftelijke mededeling aan de griffier van de rechtbank, Sector kanton, Locatie Nijmegen, Postbus 1006, 6501 BA Nijmegen
als [verzoekende partij] het verzoek niet intrekt:
ontbindt de arbeidsovereenkomst met ingang van 5 september 2007 en kent aan [verwerende partij] ten laste van [verzoekende partij] een vergoeding toe van € 21.956,93 bruto;
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
als [verzoekende partij] het verzoek intrekt:
veroordeelt [verzoekende partij] in de proceskosten, tot deze uitspraak aan de kant van [verwerende partij] begroot op
€ 500,- aan salaris voor de gemachtigde.
Deze beschikking is gegeven door de kantonrechter mr. J.W.M. Tromp en in het openbaar uitgesproken op 28 augustus 2007