
Jurisprudentie
BB2666
Datum uitspraak2007-08-30
Datum gepubliceerd2007-08-31
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRechtbank Breda
Zaaknummers173899 KG ZA 07-214
Statusgepubliceerd
SectorVoorzieningenrechter
Datum gepubliceerd2007-08-31
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRechtbank Breda
Zaaknummers173899 KG ZA 07-214
Statusgepubliceerd
SectorVoorzieningenrechter
Indicatie
Door gemeente is aan de camping geen exploitatievergunning 2007 in de zin van artikel 8 lid 1 WOR verleend, omdat de camping op een 9-tal punten, waaronder de brandveiligheid, niet voldoet. Door de gemeente is bestuursdwang aangezegd. Eisers vorderen dat gedaagde de benodigde maatregelen neemt zodat sluiting van de camping voorkomen kan worden. Eisers hebben ivm de brandveiligheid een zelfstandig belang bij hun vordering. Aangezien gedaagde niet over financiële middelen beschikt om de vereiste bluswaterputten op het terrein te realiseren, is een veroordeling tot het aanleggen daarvan op straffe van een dwangsom niet zinvol. Nu aannemelijk is dat de gemeente binnen afzienbare tijd tot sluiting van de camping zal overgaan behoeft de vordering tot het treffen van de andere maatreglen geen bespreking meer.
Uitspraak
vonnis
RECHTBANK BREDA
Sector civiel recht
Team handelsrecht
zaaknummer / rolnummer: 173899 / KG ZA 07-214
Vonnis in kort geding van 30 augustus 2007
in de zaak van
1. [eiser],
wonende te Bergen op Zoom,
2. [eiser],
wonende te Bergen op Zoom,
3. [eiser],
wonende te Bergen op Zoom,
4. [eiser],
wonende te Bergen op Zoom,
5. [eiser],
wonende te Bergen op Zoom,
6. [eiser],
wonende te Bergen op Zoom,
7. [eiser],
wonende te Bergen op Zoom,
8. [eiser],
wonende te Bergen op Zoom,
9. [eiser],
wonende te Bergen op Zoom,
10 [eiser],
wonende te Bergen op Zoom,
11. [eiser],
wonende te Rotterdam,
12. [eiser],
wonende te Bergen op Zoom,
13. [eiser],
wonende te Bergen op Zoom,
14. [eiser],
wonende te Bergen op Zoom,
15. [eiser],
wonende te Vlaardingen,
16. [eiser],
wonende te Spijkenisse,
17. [eiser],
wonende te Bergen op Zoom,
18. [eiser],
wonende te Bergen op Zoom,
19. [eiser],
wonende te Bergen op Zoom,
20. [eiser],
wonende te Bergen op Zoom,
21. [eiser],
wonende te Roosendaal,
22. [eiser],
wonende te Bergen op Zoom,
23. [eiser],
wonende te Dordrecht,
24. [eiser],
wonende te Bergen op Zoom
25. [eiser],
wonende te Groede, gemeente Sluis,
26. [eiser],
wonende te Vlaardingen,
27. [eiser],
wonende te Bergen op Zoom,
28. [eiser],
wonende te Utrecht,
29. [eiser],
wonende te Ridderkerk,
30. [eiser],
wonende te Ridderkerk,
31. [eiser],
wonende te Bergen op Zoom,
32. [eiser],
wonende te Hoogvliet, gemeente Rotterdam,
33. [eiser],
wonende te Rotterdam,
34. [eiser],
wonende te Schiedam,
35. [eiser],
wonende te Putte, gemeente Woensdrecht,
36. [eiser],
wonende te Chaam, gemeente Alphen-Chaam,
37. [eiser],
wonende te Bergen op Zoom,
38. [eiser],
wonende te Bergen op Zoom,
39. [eiser],
wonende te Bergen op Zoom,
eisers,
procureur mr. F.P.J.R. Jansen,
tegen
de besloten vennootschap CAMPING "HEIDEPOL" BV,
gevestigd te Wouwse Plantage, kantoorhoudende te Bergen op Zoom,
gedaagde,
procureur mr. R.A.H. Post, advocaat mr. J.M. de Heer.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota’s van eisers
- de pleitnota’s van gedaagde
- de aanhouding ten behoeve van het treffen van een minnelijke regeling
- de voortzetting van de mondelinge behandeling
- de door partijen in het geding gebrachte producties.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. Het geschil
2.1. Eisers vorderen gedaagde te veroordelen om een aanvang te maken met de uitvoering van de maatregelen zoals aangegeven in de brief van de gemeente Bergen op Zoom d.d. 3 (bedoeld wordt 6) april 2007 en deze maatregelen uiterlijk 17 september 2007, althans een door de voorzieningenrechter in goede justitie vast te stellen datum, te hebben voltooid, zulks op straffe van een dwangsom en met veroordeling van gedaagde in de kosten van de procedure.
2.2. Gedaagde voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
3. De beoordeling
3.1. Op grond van de niet of onvoldoende weersproken stellingen en de overgelegde producties wordt uitgegaan van de navolgende feiten:
?Camping “De Heidepol” gelegen te Bergen op Zoom aan de Zoomvlietweg 24a is een camping met 326 standplaatsen. De camping wordt geëxploiteerd door gedaagde.
?Eisers zijn allen huurders van één of meerdere standplaatsen op de camping.
Eisers 1,2,3,4,7,8,9,17 en 22 bewonen de camping permanent. De overige eisers maken uitsluitend recreatief gebruik van hun standplaatsen.
Volgens artikel 8 lid 1 van de Wet op de Openluchtrecreatie (WOR) is het verboden een kampeerterrein te houden zonder vergunning verleend door Burgemeester en
Wethouders.
?In het najaar 2006 heeft gedaagde bij de gemeente Bergen op Zoom een aanvraag ingediend voor een exploitatievergunning.
Bij brief van 22 maart 2007 heeft de raadsman van eisers gedaagde gesommeerd om hem binnen 8 dagen na dagtekening brief schriftelijk te bevestigen dat alle door de gemeente geconstateerde problemen ten aanzien van de bedrijfsvoering op de camping binnen 2 maanden zullen worden verholpen.
De gemeente Bergen op Zoom heeft bij beschikking van 27 maart 2007geweigerd aan gedaagde voormelde exploitatievergunning te verlenen.
Bij besluit van 6 april 2007 heeft de Gemeente Bergen op Zoom gedaagde te kennen gegeven handhavend op te treden tegen de overtreding van artikel 8 lid 1 WOR. Gedaagde is gelast het gebruik van het perceel als kampeerterrein/camping binnen 8 weken na verzenddatum van de brief te staken en gestaakt te houden tot het moment dat de voor de uitoefening van het campingbedrijf vereiste exploitatievergunning is verkregen. De gemeente heeft te kennen gegeven dat dit concreet onder meer betekent dat alle gebruikers (zowel recreanten als bewoners) de toegang tot de camping moet worden ontzegd en verhinderd en dat het gebruik van alle recreatieverblijven moet worden beëindigd.
Gedaagde is te kennen gegeven dat, indien zij hieraan niet voldoet, zij een dwangsom verbeurt van euro 10.000,= voor iedere week of gedeelte daarvan waarin geconstateerd wordt dat niet aan de lastgeving wordt voldaan tot een maximum van euro 260.000,=.
De gemeente Bergen op Zoom heeft, samengevat, de navolgende overwegingen gegeven om over te gaan tot handhavend optreden:
1. de camping voldoet niet aan de huidige maatstaven van brandveiligheid. Met name het gegeven dat enkele opstallen op het kampeerterrein meer dan 700 meter verwijderd zijn van de dichtstbijzijnde bluswatervoorziening leidt tot een brandgevaarlijke situatie.
2. op diverse plaatsen op de camping zijn de caravans door het gebrek aan onderhoud van de begroeiing aan weerszijden van de toegangswegen niet voldoende bereikbaar voor voertuigen van hulpdiensten, in het bijzonder de brandweer.
3. niet voldaan is aan het vereiste dat er op het kampeerterrein voldoende kleine blusmiddelen aanwezig moeten zijn en dat deze direct bereikbaar moeten zijn en in overleg met de brandweercommandant geplaatst moeten worden
4. er is sprake van een ondeugdelijke opslag van mileugevaarlijke stoffen.
5. de electriciteitsvoorziening op het kampeerterrein is slecht en op de gehele electriciteitsvoorziening en -levering als zodanig is geen toezicht.
6. de staat van onderhoud van het kamperterrein in zijn geheel en diverse delen van het terrein in het bijzonder is ambarmelijk. Dit geldt tevens voor de staat van onderhoud van diverse standplaatsen en kampeermiddelen op het terrein. Voorts zijn de op het terrein aanwezige speeltoestellen ongeschikt voor gebruik aangezien ze niet aan de huidige maatstaven van veiligheid voldoen.
7. er is veelvuldig sprake van illegale bebouwing.
8. er is sprake van permanente bewoning. Ondanks de bekendheid van gedaagde met het verbod op permanente bewoning is geconstateerd dat er sinds 1 januari 2005 minimaal 10 nieuwe gevallen van permanente bewoning op de camping zijn ontstaan.
9. er wordt geen nachtregister bijgehouden.
De gemeente Bergen op Zoom heeft eisers bij brief van 6 april 2007 van het besluit tot handhavend optreden jegens gedaagde op de hoogte gesteld en hen medegedeeld dat zij uiterlijk 3 juni 2007 de camping dienen te verlaten. De gemeente heeft daarbij te kennen gegeven dat de sluiting van de camping ook geldt voor de permanente bewoners.
Gedaagde heeft op 14 mei 2007 een bezwaarschrift ingediend tegen het besluit tot het weigeren van een kampeerexpoitatievergunning en op 15 mei 2007 een bezwaarschrift tegen het besluit tot het opleggen van een last onder dwangsommen. Bij besluiten van 2 augustus 2007 zijn de bezwaarschriften ongegrond verklaard, behoudens ten aanzien van de dwangsom die is gemaximeerd op een bedrag van euro 160.000,=.
?Door de voorzieningenrechter van de sector bestuursrecht van deze rechtbank is op 5 juli 2007 het verzoek van gedaagde tot schorsing van het besluit tot sluiting afgewezen.
3.2. Eisers hebben ter terechtzitting de grondslag van hun vordering nader toegelicht. Zij leggen aan hun vordering ten grondslag dat gedaagde haar contractuele verplichtingen voortvloeiende uit de tussen partijen gesloten huurovereenkomsten dient na te komen, namelijk hen het ongestoorde genot van het gehuurde verschaffen en hen een veilige standplaats ter beschikking te stellen. Indien gedaagde niet aan de vereisten voor een exploitatievergunning voldoet en de camping op last van de gemeente gesloten zal worden, zullen zij geen gebruik meer kunnen maken van hun eigendommen, terwijl voor de eisers sub 1, 2, 3, 4, 7, 8, 9, 17 en 22 bovendien geldt dat zij dan feitelijk dakloos worden.
3.3. Gedaagde stelt dat eisers geen belang hebben bij hun vordering nu de camping nog steeds open is en eisers mitsdien nog over hun eigendommen kunnen beschikken. Gedaagde voldoet mitsdien aan haar verhuurdersverplichtingen. Gedaagde stelt dat zij het nodige doet teneinde voor de exploitatievergunning in aanmerking te komen. Er is een plan van aanpak ingediend, zwerfafval en diverse bouwvallige caravans zijn verwijderd, snoeiwerk is verricht, er zijn 27 brandblusapparaten aangebracht en er is een nachtregister. Als gevolg van de door gedaagde ondernomen aktie wacht de gemeente momenteel de ontwikkelingen af en zal de gemeente dit jaar niet tot sluiting van de camping overgaan. Nu eisers allen recreëren op basis van een jaarcontract (ook de permanente bewoners) zal gedaagde haar contractuele verplichtingen jegens eisers gedurende de looptijd van de jaarcontracten 2007 kunnen blijven nakomen, aldus gedaagde. Naar het oordeel van gedaagde is het niet aan eisers om gedaagde te dwingen aan haar publiekrechtelijke verplichtingen te voldoen, terwijl het bovendien feitelijk onmogelijk is om binnen de door eisers verzochte termijn alle faciliteiten te realiseren.
3.4. Hoewel de gemeente de door haar voorgestane maatregelen uitgevoerd wenst te zien in het kader van haar uitoefening van publieke taken hebben eisers daarnaast een zelfstandig belang bij hun vordering tot opheffing van ten minste een aantal van de hiervoor weergegeven gebreken. Enerzijds omdat gedaagde gehouden is hen ongestoord en rustig verblijf te verschaffen, anderzijds – en belangrijker – omdat een aantal van de geconstateerde gebreken (met name de nummers 1 tot en met 5) kennelijk een veiligheidsrisico opleveren voor eisers en hun eigendommen. Het belang dat die risico’s worden opgeheven, althans tot een aanvaardbaar niveau worden teruggebracht, is tevens spoedeisend.
3.5. Volgens gedaagde hebben de door haar toegepaste maatregelen ertoe geleid dat er inmiddels sprake is van een basaal (brand)veiligheidsniveau. Dat hiervan sprake zou zijn is echter niet gebleken, gelet op de door de gemeente Bergen op Zoom op 2 augustus 2007 genomen beslissingen, waarin , kennelijk aan de hand van een eerder door de brandweer opgestelde analyse, is overwogen , dat de algemene brandveiligheidssituatie nog altijd niet op orde is en dat de primaire brandveiligheid niet kan worden gegarandeerd. Die beslissingen en voormelde constateringen zijn naar voorlopig onderdeel adequaat onderbouwd en in dit kort geding onvoldoende betwist en vormen derhalve voor de beoordeling uitgangspunt .
3.6. In het kader van de brandveiligheid is een belangrijke eis van de gemeente Bergen op Zoom dat op het campingterrein bluswaterputten dienen te worden aangebracht. Vast staat dat gedaagde daartoe nog geen opdracht heeft gegeven. Gedaagde heeft gesteld dat op basis van nieuwe regelgeving op het gebied van brandveiligheid vanaf 1 januari 2007 aan bestaande ondernemingen voor het aanbrengen van de waterputten een overgangstermijn van 5 jaar is gegund . De voorzieningenrechter passeert dit verweer, nu dit verweer reeds door gedaagde is gevoerd in de bezwaarfase en dit verweer toen niet gehonoreerd is.
3.7. Gedaagde stelt dat zij niet over de financiële middelen beschikt om de bluswater-putten op het terrein te realiseren, hetgeen een investering van omstreeks € 150.000,= betekent. Het zelfde heeft zij ook verklaard tijdens de op 2 juli 2007 gehouden hoorzitting van de adviescommissie voor de bezwaarschriften van de gemeente Bergen op Zoom
Voorts stelt gedaagde dat de haar opgelegde last onder dwangsom er inmiddels toe heeft geleid dat zij een bedrag van euro 45.000,= aan dwangsommen heeft verbeurd, die zij niet kan betalen, alsmede dat er nog een bedrag van euro 100.000,= aan crediteuren open staat. Eisers hebben dit financiële onvermogen niet voldoende gemotiveerd betwist. Eiser sub 1 heeft namens het bewonerscomité ten overstaan van de adviescommissie verklaard dat de vennootschap kennelijk geen geld heeft voor het slaan van de putten.
In dit licht bezien is het , naast de al opgelegde bestuursdwang door de gemeente, niet zinvol om gedaagde op straffe van een dwangsom te veroordelen tot het aanleggen van de bluswaterputten omdat die dwangsom geen prikkel zal opleveren alsnog aan die verplichting te voldoen. Daarnaast snijdt overigens hout het verweer van gedaagde dat zij binnen de gestelde termijn die voorziening niet kan doen treffen omdat het traject voor het verkrijgen van de benodigde vergunningen van de provincie al meer tijd zal vergen . Conclusie moet zijn dat de vordering ten aanzien van die putten moet worden afgewezen.
3.8. Nu het er voor moet worden gehouden dat die voor de gemeente essentiële putten niet , althans niet op korte termijn, zullen worden aangelegd behoeft de vordering voor zover betrekking hebbend op het treffen van andere, de veiligheid betreffende maatregelen, geen bespreking meer. Het is immers aannemelijk dat de gemeente onder die omstandigheden in elk geval binnen afzienbare tijd tot sluiting van de camping zal overgaan. Het treffen van andere, op zich noodzakelijke voorzieningen, zal daar niets aan veranderen. De gemeente had immers al eerder het stellige voornemen kenbaar gemaakt de sluiting van de camping te zullen doorzetten en de verbeurde dwangsommen te gaan innen.
3.9. Dit alles leidt ertoe dat de gevraagde voorziening wordt afgewezen.
3.10 Eisers zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van gedaagde worden begroot op:
- vast recht EUR 251,00
- overige kosten 0,00
- salaris procureur 816,00
Totaal EUR 1.067,00
4. De beslissing
De voorzieningenrechter
4.1 weigert de gevorderde voorziening,
4.2 veroordeelt eisers in de proceskosten, aan de zijde van gedaagde tot op heden begroot op EUR 1.067,00,
4.3 verklaart dit vonnis voor wat betreft voormelde kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Steenbeek en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. Van de Kar op 30 augustus 2007?