
Jurisprudentie
BB2653
Datum uitspraak2007-02-15
Datum gepubliceerd2007-09-05
RechtsgebiedVreemdelingen
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
ZittingsplaatsHaarlem
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersAWB 05/52565, 05/52564
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2007-09-05
RechtsgebiedVreemdelingen
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
ZittingsplaatsHaarlem
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersAWB 05/52565, 05/52564
Statusgepubliceerd
Indicatie
14-1 brief / geen afzonderlijke aanvraag / zelfde grondslag als lopende reguliere procedure
Gemachtigde van eisers heeft verweerder bij brief verzocht gebruik te maken van zijn discretionaire bevoegdheid om een verblijfsvergunning te verlenen op grond van schrijnende omstandigheden (zgn 14/1-brief). Verweerder geeft bij brief te kennen de brief te zullen betrekken bij de nog te nemen beslissing in de reguliere procedure. Het tegen deze brief ingestelde bezwaar is door verweerder niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank is van oordeel dat verweerder op goede gronden de brief van gemachtigde niet als een afzonderlijke aanvraag heeft beschouwd en terecht heeft aangegeven de brief bij de nog te nemen beslissing in de reguliere procedure te betrekken nu voornoemde brief dezelfde grondslag heeft als de reguliere aanvraag, namelijk de medische omstandigheden van eiser. Verweerder heeft de tegen zijn brief gemaakte bezwaren terecht niet ontvankelijk verklaard.
Gemachtigde van eisers heeft verweerder bij brief verzocht gebruik te maken van zijn discretionaire bevoegdheid om een verblijfsvergunning te verlenen op grond van schrijnende omstandigheden (zgn 14/1-brief). Verweerder geeft bij brief te kennen de brief te zullen betrekken bij de nog te nemen beslissing in de reguliere procedure. Het tegen deze brief ingestelde bezwaar is door verweerder niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank is van oordeel dat verweerder op goede gronden de brief van gemachtigde niet als een afzonderlijke aanvraag heeft beschouwd en terecht heeft aangegeven de brief bij de nog te nemen beslissing in de reguliere procedure te betrekken nu voornoemde brief dezelfde grondslag heeft als de reguliere aanvraag, namelijk de medische omstandigheden van eiser. Verweerder heeft de tegen zijn brief gemaakte bezwaren terecht niet ontvankelijk verklaard.
Uitspraak
RECHTBANK ’s-GRAVENHAGE
Sector bestuursrecht
Nevenzittingsplaats Haarlem
zaaknummer:
AWB 05 / 52565 (eiser)
AWB 05 / 52564 (eiseres)
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken van 15 februari 2007
in de zaak van:
[Eiser], geboren op [geboortedatum] 1973 (eiser);
[Eiseres] (e/v [eiser]), geboren op [geboortedatum] 1974 (eiseres);
en hun minderjarige kinderen:
[kind 1], geboren op [geboortedatum] 1993 en
[kind 2], geboren op [geboortedatum] 1996,
allen van Oekraïnse nationaliteit,
eisers,
gemachtigde: drs. F.W. King, rechtshulpverlener te Leiden,
tegen
de minister van Justitie, voorheen de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie,
verweerder,
gemachtigde: mr. L.R. Reesink, werkzaam bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst te
’s-Gravenhage.
1. Procesverloop
1.1 Bij brief van 16 juli 2003 heeft de gemachtigde van eisers namens hen aan verweerder verzocht gebruik te maken van zijn discretionaire bevoegdheid om hen een verblijfsvergunning te verlenen op grond van schrijnende omstandigheden (14/1-verzoek). Bij brief van 11 november 2003 heeft verweerder aan de gemachtigde van eisers te kennen gegeven de brief te zullen betrekken bij de nog te nemen beslissing in de reguliere procedure. Eisers hebben hiertegen op 8 december 2003 bezwaar gemaakt. Verweerder heeft het bezwaar bij besluit van 25 oktober 2005 niet-ontvankelijk verklaard. Eisers hebben tegen dit besluit op 25 oktober 2005 beroep ingesteld.
1.2 Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
1.3 De openbare behandeling van het geschil heeft plaatsgevonden op 4 januari 2007. Eisers zijn in persoon verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
2. Overwegingen
2.1 In beroep toetst de rechtbank het bestreden besluit aan de hand van de voorgedragen beroepsgronden op rechtmatigheid en ambtshalve aan voorschriften van openbare orde.
2.2 De rechtbank betrekt bij de beoordeling de volgende feiten. Eisers zijn uitgeprocedeerde asielzoekers. Bij besluiten van 18 oktober 2000 (eiser en zijn minderjarige kinderen) respectievelijk 23 augustus 2001 (eiseres) heeft verweerder de aanvragen om toelating als vluchteling afgewezen. Bij uitspraken van deze rechtbank, zittinghoudende te Utrecht, van 23 april 2003 (AWB 02/48743 (eiser) en AWB 01/46915 (eiseres) ) zijn de hiertegen ingestelde beroepen ongegrond verklaard. Eiser heeft op 14 maart 2003 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier met als doel “medische behandeling” ingediend. Eiseres heeft op 14 maart 2003 een aanvraag tot verlening van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd ingediend, voor verblijf wegens het feit dat na drie jaren niet onherroepelijk is beslist op haar asielaanvraag. Voornoemde aanvragen gelden mede ten behoeve van hun minderjarige kinderen. Tot op heden is op de aanvragen van eisers niet beslist.
2.3 Verweerder heeft het bezwaarschrift niet ontvankelijk verklaard. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de schriftelijke reactie van 11 november 2003 niet is aan te merken als een besluit als bedoeld in artikel 1:3 Algemene wet bestuursrecht maar een mededeling van informatieve aard.
2.4 Eisers hebben zich in beroep op het standpunt gesteld dat het bezwaarschrift ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard. De reactie van verweerder van 11 november 2003 is een inadequate reactie aangezien hun schrijven van 16 juli 2003 als een zelfstandige aanvraag dient te worden opgevat, welke een inhoudelijke beoordeling vereist. Het had voor verweerder duidelijk moeten zijn dat eisers een beroep deden op de discretionaire bevoegdheid, bedoeld in artikel 3.4, derde lid, Vreemdelingenbesluit (Vb). Het besluit is onvoldoende gemotiveerd. Eisers stellen voorts dat zij zich in een schrijnende situatie bevinden omdat in hun reguliere procedure tot op heden geen uitdrukkelijke beoordeling in het kader van schrijnendheid heeft plaatsgevonden en door hen al op 16 juli 2003 is verzocht, in het kader van artikel 64 Vreemdelingenwet, uitzetting achterwege te laten.
De rechtbank overweegt als volgt.
2.5 Op 14 maart 2003 is door eiser een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier met als doel “medische behandeling” ingediend. Eiseres heeft op dezelfde dag een aanvraag tot verlening van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd ingediend, voor verblijf wegens het feit dat na drie jaren niet onherroepelijk is beslist op haar asielaanvraag. Voornoemde aanvragen gelden mede ten behoeve van hun minderjarige kinderen. Op 10 november 2003 hebben eisers bezwaar aangetekend tegen het niet tijdig nemen van een besluit op hun aanvragen. Op deze aanvragen is, zoals door de gemachtigde van verweerder ter zitting is bevestigd, nog niet beslist. Gelet hierop staat vast dat eisers, voordat op de aanvragen van 14 maart 2003 is beslist, bij brief van 16 juli 2003 verweerder hebben verzocht om hen, met gebruikmaking van zijn discretionaire bevoegdheid, verblijf hier te lande toe te staan in verband met schrijnende omstandigheden. In het aanvullende bezwaarschrift van 8 maart 2004 hebben eisers gesteld dat de schrijnende omstandigheden gelegen zijn in het feit dat eiser te kampen heeft met een ernstige medische aandoening die in het land van herkomst niet behandeld kan worden en waarvoor hij hier te lande een medische behandeling ondergaat.
2.6 De rechtbank is van oordeel dat verweerder de brief van 16 juli 2003 op goede gronden niet als een afzonderlijke aanvraag heeft beschouwd en terecht heeft aangegeven de brief bij de nog te nemen beslissing in de reguliere procedure te betrekken. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat voornoemde brief -zoals blijkt uit de toelichtende stukken- dezelfde grondslag heeft als de reguliere aanvragen, namelijk de medische omstandigheden van eiser. De rechtbank gaat er dan ook van uit dat verweerder in de nog te nemen beslissingen op bezwaar in de reguliere procedures, zal toetsen aan de door eisers bij brief van 16 juli 2003 aangevoerde schrijnende omstandigheden en daarvan in de motivering uitdrukkelijk blijk zal geven. De mededeling bij brief van 11 november 2003 kan, gelet op het voorgaande, naar inhoud en strekking niet als besluit worden aangemerkt, doch is louter informatief van aard. Verweerder heeft de tegen de brief gemaakte bezwaren terecht niet-ontvankelijk verklaard.
2.7 De rechtbank zal het beroep ongegrond verklaren.
2.8 Er is geen grond een van de partijen te veroordelen in de door de andere partij gemaakte proceskosten.
3. Beslissing
De rechtbank:
verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.W.S. Kiliç, rechter, en op 15 februari 2007 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van M.J.E. de Jong, griffier.
Afschrift verzonden op:
Coll:
Rechtsmiddel
Partijen kunnen tegen deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC, ’s-Gravenhage. Het hoger beroep moet ingesteld worden door het indienen van een beroepschrift, dat een of meer grieven bevat, binnen vier weken na verzending van de uitspraak door de griffier. Bij het beroepschrift moet worden gevoegd een afschrift van deze uitspraak.