
Jurisprudentie
BB2592
Datum uitspraak2007-08-29
Datum gepubliceerd2007-08-30
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRechtbank Utrecht
ZaaknummersSBR 07/2207 VV
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2007-08-30
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRechtbank Utrecht
ZaaknummersSBR 07/2207 VV
Statusgepubliceerd
Indicatie
Verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Bij besluiten van 3 juli 2007 zijn voor diverse activiteiten in verband met het evenement 'Lampegietersweek' te Veenendaal vergunningen en ontheffingen verleend. Verweerders hebben in redelijkheid, ondanks de reeds in die betreffende periode aanwezige (geluids)overlast van bouwwerkzaamheden op het Raadhuisplein en van een kermis op het Coornhertpad, een vergunning voor het plaatsen van een hoofdtent op het Raadhuisplein en een ontheffing voor het ten gehore brengen van muziek en aankondigingen kunnen verlenen.
Uitspraak
RECHTBANK UTRECHT
Sector bestuursrecht
zaaknummer: SBR 07/2207 VV
uitspraak van de voorzieningenrechter van 29 augustus 2007
inzake
[verzoekster] en andere omwonenden,
allen wonende te Veenendaal,
verzoekers,
tegen
de burgemeester van de gemeente Veenendaal
(hierna: de burgemeester) en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veenendaal
(hierna: het college)
tezamen te noemen: verweerders.
Inleiding
1.1 Het verzoek heeft betrekking op de besluiten van 3 juli 2007 van verweerders, waarbij aan de Stichting Lampegietersweek (hierna: de Stichting) voor diverse activiteiten in verband met het evenement 'Lampegietersweek' gedurende de periode van 14 september 2007 tot en met 22 september 2007, vergunningen en ontheffingen zijn verleend.
1.2 Het verzoek is op 23 augustus 2007 ter zitting behandeld, waar namens verzoekers [verzoekster] en [verzoekster 2] zijn verschenen. Verweerders hebben zich laten vertegenwoordigen door mevrouw H.G. van Olderen, de heer G. Veltman en de heer mr. B.C. Knieriem, werkzaam bij de gemeente Veenendaal. Namens de Stichting is mevrouw R.G. Westerlaken, voorzitter van de Stichting, verschenen.
Overwegingen
2.1 Ingevolge artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2.2 Voor zover deze toetsing meebrengt dat een oordeel wordt gegeven over het geschil in de bodemprocedure, heeft dit oordeel een voorlopig karakter en bindt dit de rechtbank niet bij haar beslissing in die procedure.
2.3 De Stichting heeft op 23 maart 2007 een aanvraag ingediend voor het organiseren van het evenement 'Lampegietersweek' met diverse activiteiten op diverse locaties in Veenendaal in de periode van 14 september 2007 tot en met zaterdag 22 september 2007, welke aanvraag op 2 juli 2007 is aangepast.
2.4 Bij besluit van 3 juli 2007 heeft de burgemeester aan de Stichting een vergunning verleend op grond van artikel 2.2.2 van de Algemene Plaatselijke Verordening Veenendaal 2000 (hierna: APV) voor het organiseren van:
- het evenement 'Lampegietersweek' vanaf 14 september 2007 tot en met 22 september 2007 op verschillende locaties in Veenendaal,
- het evenement Waterfall in de hoofdtent op zondag 16 september 2007 van 19.00 uur tot 22:00 uur en
- het muziekfestival Full House in het Stadspark op zaterdag 15 september 2007 tot uiterlijk 24:00 uur.
Daarbij is op grond van artikel 25 van de Drank- en Horecawet tevens ontheffing verleend voor het schenken van zwakalcoholhoudende drank aan diverse ondernemers die in het bezit zijn van een Verklaring Sociale Hygiëne.
2.5 Bij besluit van 3 juli 2007 heeft het college aan de Stichting op grond van artikel 2.1.5.1. van de APV vergunning verleend voor:
- het plaatsen van de hoofdtent op het Raadhuisplein in de periode 14 september 2007 tot en met 22 september 2007,
- het plaatsen van een sponsorpaviljoen op het parkeerterrein bij Mucha aan de Sterke Arm in de periode 14 september 2007 tot en met 22 september 2007,
- een braderie in het centrum op vrijdag 21 september 2007 tot uiterlijk 22:00 uur,
- het plaatsen van 25 sandwich-/driehoeksborden en 5 aankondigingsborden van 1 september 2007 tot en met 14 september 2007 langs de openbare weg.
Daarnaast heeft het college op grond van artikel 4.1.7 van de APV ontheffing verleend voor het ten gehore brengen van muziek en aankondigingen door middel van geluidsinstallaties, onder oplegging van geluidsnormen.
2.6 Verzoekers hebben zich op het standpunt gesteld dat verweerders geen vergunning hadden mogen verlenen voor het plaatsen van een hoofdtent op het Raadhuisplein voor optredens en evenmin ontheffing hadden mogen verlenen voor het ten gehore brengen van muziek en aankondigingen door middel van geluidsinstallaties op en om het Raadhuisplein. Zij hebben hiertoe aangevoerd dat zij aan het Raadhuisplein wonen en dat er aldaar sinds april 2006 bouwwerkzaamheden plaatsvinden. Tot eind 2008 zal er op deze locatie elke dag van 7:00 uur tot 16.00 uur worden gebouwd, ook in de periode van 14 september 2007 tot en met 22 september 2007. Van deze bouwwerkzaamheden ondervinden verzoekers thans veel (geluids)overlast. Verweerders hebben daarnaast vergunning en ontheffing verleend voor een grote kermis op het Coornhertpad te Veenendaal in die betreffende periode. Nu het Coornhertpad vlakbij het Raadhuisplein ligt, zullen verzoekers ook hiervan geluidsoverlast ondervinden. Verzoekers zijn van mening dat verweerders onder deze omstandigheden de bedoelde vergunningen en ontheffingen ten behoeve van het evenement niet hadden mogen verlenen. Verzoekers zijn van mening dat verweerders bij hun besluitvorming onvoldoende rekening hebben gehouden met de cumulatie van (geluids)hinder in de betreffende periode. Verzoekers zijn daarbij van mening dat de hoofdtent, gelet op de grootte ervan, te dicht op hun woningen zal komen te staan en dat hierdoor de toegankelijkheid van een aantal appartementen ernstig zal worden beperkt, te meer nu er zich tussen het gebouw en de tent ook mensen zullen verzamelen. Verzoekers vrezen dan ook dat bij calamiteiten de nooddiensten hun woningen niet zullen kunnen bereiken, hetgeen volgens hen gevaarlijk is. Volgens verzoekers zal daarnaast door de hoofdtent hun fietsparkeermogelijkheid komen te vervallen. Op grond van het voorgaande verzoeken verzoekers primair dat bij wijze van voorlopige voorziening wordt bepaald dat de hoofdtent dan wel de kermis naar een andere locatie wordt verplaatst, subsidiair dat de besluiten van 3 juli 2007 worden geschorst, meer subsidiair dat verzoekers worden gecompenseerd met op maatgemaakte oordoppen en een bijdrage voor overnachtingen elders.
2.7 Ingevolge artikel 2.2.2, eerste lid, van de APV is het verboden zonder vergunning van de burgemeester een evenement te organiseren.
Ingevolge het tweede lid kan de vergunning worden geweigerd in het belang van:
a. de openbare orde;
b. het voorkomen of beperken van overlast;
c. de verkeersveiligheid of de veiligheid van personen of goederen;
d. de zedelijkheid of gezondheid.
Ingevolge artikel 2.1.5.1 van de APV is het verboden om zonder vergunning van het college de weg of een weggedeelte te gebruiken anders dan overeenkomstig de bestemming daarvan.
Ingevolge het vijfde lid, aanhef en onder a en c, kan een vergunning bedoeld in het eerste lid worden geweigerd:
a. indien het beoogde gebruik schade toebrengt aan de weg, gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van de weg of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering kan vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van de weg;
c. in het belang van de voorkoming of beperking van overlast voor gebruikers van de in de nabijheid gelegen onroerende zaak.
Ingevolge artikel 4.1.7, eerste lid, van de APV is het verboden toestellen of geluidsapparaten in werking te hebben of handelingen te verrichten op een zodanige wijze dat voor een omwonende of overigens voor de omgeving geluidshinder wordt veroorzaakt.
Ingevolge het tweede lid kan het college van het in het eerste lid bepaalde ontheffing verlenen.
2.8 De voorzieningenrechter stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat de bouwwerkzaamheden die bij het Raadhuisplein plaatsvinden ook in de periode van 14 september 2007 tot en met 22 september 2007 van maandag tot en met vrijdag van 07:00 uur tot en met 16:00 uur zullen plaatsvinden. Tussen partijen is evenmin in geschil dat de overlast die door deze werkzaamheden wordt veroorzaakt bij de beoordeling van het onderhavige verzoek als een vaststaand gegeven moet worden beschouwd.
2.9 De voorzieningenrechter stelt voorts vast dat verweerders bij besluit van 22 mei 2007 aan Regio VVV Veluwe & Vallei een vergunning en een ontheffing hebben verleend om tijdens de Lampegietersweek in de betreffende periode (met uitzondering van de zondag) een (grote) najaarskermis te houden op de locatie Coornhertpad te Veenendaal. Aan deze vergunning en ontheffing zijn voorschriften verbonden.
2.10 Naar het oordeel van de voorzieningenrechter hebben verweerders zich terecht op het standpunt gesteld dat dit besluit van 22 mei 2007 in rechte is komen vast te staan. Hiertoe wordt allereerst overwogen dat verzoekers niet in hun eerst ter zitting naar vorengebrachte stelling kunnen worden gevolgd dat hun brief van 25 juni 2007 als een bezwaarschrift had behoren te worden opgevat. Uit de aanhef en de inhoud van de brief valt immers niet op te maken dat de brief als een bezwaarschrift moest worden aangemerkt en uit de bewoordingen van het bezwaarschrift van 19 juni 2007 valt af te leiden dat de brief van 25 juni 2007 ook uitsluitend is bedoeld om te klagen over de kermis.
2.11 Ook het eerst ter zitting gehouden betoog van verzoekers dat het bezwaarschrift van 19 juli 2007, gericht tegen de besluiten van 3 juli 2007, had moet worden opgevat als zijnde mede gericht tegen het besluit van 22 mei 2007, volgt de voorzieningenrechter niet. De voorzieningenrechter overweegt hiertoe dat, zelfs indien wordt aangenomen dat het bezwaarschrift daadwerkelijk was bedoeld om mede gericht te zijn tegen het besluit van 22 mei 2007, dit bezwaarschrift niet meer van invloed kan zijn op het betreffende besluit. Het besluit van 22 mei 2007 is immers op 25 mei 2007 verzonden en op 30 mei 2007 gepubliceerd in het gemeentelijke huis-aan-huisblad. Dit brengt met zich dat de bezwaartermijn van het besluit van 22 mei 2007, ingevolge het bepaalde in artikel 6:8, eerste lid, juncto artikel 3:41, eerste lid, juncto artikel 6:9, eerste en tweede lid, van de Awb, is begonnen op 26 mei 2007 en geëindigd op 9 juli 2007. Het bezwaarschrift van 19 juli 2007 is eerst op 20 juli 2007 door verweerders ontvangen en is derhalve buiten de bezwaartermijn ingediend.
Met verweerders is de voorzieningenrechter van oordeel dat geen sprake is van bijzondere omstandigheden aan de zijde van verzoekers die aanleiding geven voor het oordeel dat deze termijnoverschrijding, gelet op het bepaalde in artikel 6:11 van de Awb, verschoonbaar is. Dat verzoekers niet tijdig hebben kennisgenomen van het besluit kan in elk geval niet tot dit oordeel leiden. Het besluit is immers op de voorgeschreven wijze bekend gemaakt en ook (onverplicht) gepubliceerd in een gemeentelijk huis-aan-huisblad. Volgens vaste jurisprudentie dient de omstandigheid dat verzoekers deze publicatie niet hebben opgemerkt, zoals zij ter zitting hebben gesteld, voor hun rekening te blijven. Ook de stelling dat verzoekers in eerste instantie dachten te kunnen volstaan met het indienen van een klacht tegen de komst van de kermis, maar dat zij, toen zij vernamen dat er ook een evenementenvergunning voor dezelfde periode was verleend, besloten formeel bezwaar te maken, acht de voorzieningenrechter onvoldoende reden om het niet tijdig indienen van het bezwaarschrift verschoonbaar te achten. Uit het voorgaande volgt dat, zelfs in het geval het bezwaarschrift van 19 juli 2007 zou kunnen worden opgevat als mede gericht tegen het besluit van 22 mei 2007, dit bezwaar door verweerders niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Dit brengt met zich dat ervan moet worden uitgegaan dat de kermisvergunning van 22 mei 2007, en dus ook de periode waarin en de locatie waarop de kermis zal plaatsvinden, in rechte is komen vast te staan. Gelet hierop komt het verzoek om bij wijze van voorlopige voorziening te bepalen dat de kermis naar een andere locatie wordt verplaatst reeds hierom niet voor toewijzing in aanmerking.
2.12 Gelet op het voorgaande dienen niet alleen de bouwwerkzaamheden, die zullen plaatsvinden in de betreffende periode, maar ook de kermis, die in die periode op het Coornhertpad zal worden gehouden, als vaststaand te worden beschouwd. De voorzieningenrechter stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat zowel de bouwwerkzaamheden als de kermis de nodige (geluids)overlast voor de omwonenden van het Raadhuisplein met zich zullen brengen. In geschil is de vraag of verweerders, ondanks deze overlast, in redelijkheid bij besluiten van 3 juli 2007 voor de betreffende periode aan de Stichting voor diverse activiteiten in verband met het evenement 'Lampegietersweek' de in overweging 2.4 en 2.5 genoemde vergunningen en ontheffingen hebben kunnen verlenen. Gelet op de door verzoekers naar voren gebrachte argumenten, dient deze vraag te worden beperkt tot de vraag of verweerders in redelijkheid een vergunning voor het plaatsen van een hoofdtent op het Raadhuisplein en een ontheffing voor het ten gehore brengen van muziek en aankondigingen rondom en op het Raadhuisplein hebben kunnen verlenen.
2.13 Naar het oordeel van de voorzieningenrechter dient deze vraag bevestigend te worden beantwoord. Hiertoe wordt het volgende overwogen. Blijkens de toelichting van verweerders ter zitting hebben verweerders onderzoek verricht naar de verschillende mogelijke locaties voor het houden van een evenement met een omvang als de geplande Lampegietersweek. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter hebben verweerders voldoende aannemelijk gemaakt dat uitsluitend het Raadhuisplein, gelet op de doelstelling van de Stichting en de gewenste omvang van het evenement, als enige mogelijke locatie uit dit onderzoek naar voren is gekomen. De doelstelling van de Stichting is immers het realiseren van een - aan de eeuwenoude traditie van de 'Lampegietersavond' te koppelen - evenement, waarbij de plaatselijke horeca en de verenigingen van Veenendaal betrokken worden. Verweerders hebben naar het oordeel van de voorzieningenrechter voldoende aannemelijk gemaakt dat met het plaatsen van de hoofdtent in het Stadspark, zoals verzoekers hebben voorgesteld, deze doelstelling niet kan worden bereikt, omdat het Stadspark op een aanzienlijke afstand van het centrum ligt. Indien de hoofdtent in het Stadspark wordt geplaatst, leidt dit volgens verweerders en de Stichting niet alleen tot minder bezoekers, het wordt daarbij ook lastiger om de horeca bij het evenement te betrekken. Daarnaast heeft de Stichting naar voren gebracht dat het Stadspark geen verharde ondergrond heeft, hetgeen voor de Stichting zeer nadelig is, omdat dit de Stichting noodzaakt om voorzieningen te treffen en aldus grotere investeringen te doen. De voorzieningenrechter acht voorts van belang dat verweerders, blijkens hun toelichting ter zitting, bij hun besluitvorming van doorslaggevend belang hebben geacht dat de direct omwonenden van het Stadspark dit jaar al verschillende evenementen achter de rug en nog in het verschiet hebben, terwijl de direct omwonenden van het Raadhuisplein slechts met één dag taptoe op Koninginnedag op het Raadhuisplein en een voorjaarskermis op het Coornhertpad zijn geconfronteerd. Voor het Raadhuisplein zijn dit jaar verder geen evenementen meer gepland. De voorzieningenrechter acht tevens van belang dat verweerders bij hun besluitvorming hebben meegenomen dat het onderhavige evenement op het Raadhuisplein slechts eenmalig zal plaatsvinden, nu een evenement op dit plein, na afronding van de bouwwerkzaamheden, in de toekomst niet meer mogelijk zal zijn.
Verzoekers hebben ter zitting nog betoogd dat de hoofdtent en dus het evenement ook van een kleinere omvang zou kunnen zijn, zodat het plaatsen van de hoofdtent ook op het Horecaplein mogelijk is. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter hebben verweerders en de Stichting met hun toelichting ter zitting echter voldoende aannemelijk gemaakt dat ook het plaatsen van de hoofdtent op het Horecaplein geen adequate oplossing is. Het Horecaplein wordt immers door de plaatselijke horeca geëxploiteerd, hetgeen tot grote financiële consequenties voor de Stichting leidt, terwijl het Horecaplein bovendien minder ruimte voor een hoofdtent biedt. Uit het voorgaande volgt dat niet op voorhand aannemelijk is geworden dat een alternatieve locatie voorhanden is, waarmee een gelijkwaardig resultaat kan worden bereikt met aanmerkelijk minder bezwaren.
2.14 Naar het oordeel van de voorzieningenrechter hebben verweerders voorts voldoende aannemelijk gemaakt dat zij zich bij hun besluitvorming rekenschap hebben gegeven van de consequenties die de cumulatie van de (geluids)hinder van de bouwwerkzaamheden, kermis en de hoofdtent voor de omwonenden van het Raadhuisplein met zich zal brengen. De voorzieningenrechter acht hiertoe van belang dat verweerders allereerst hebben onderzocht op welke dagen de geluidshinder van de bouw, de kermis en de activiteiten in de hoofdtent daadwerkelijk cumuleert. Gebleken is dat op slechts twee middagen van 14:00 uur tot 16:00 uur sprake is van geluidsoverlast van zowel de kermis, de bouw en het evenement. Daarbij hebben verweerders bij de projectleider van de bouwwerkzaamheden geïnventariseerd welke bouwwerkzaamheden er in de betreffende periode zullen plaatsvinden. Gebleken is dat er in de betreffende week bekistingen voor de wanden zullen worden gemaakt, wanden zullen worden gezet en dat er beton zal worden gestort. Verweerders hebben gesteld dat de geluidsoverlast in de betreffende week, volgens de projectleider, beperkt zal blijven. Blijkens hun toelichting ter zitting hebben verweerders voorts in hun besluitvorming betrokken dat aan de bij besluit van 22 mei 2007 verleende kermisvergunning, op advies van de Milieudienst Zuid-Oost Utrecht (de Milieudienst), voorschriften zijn verbonden met betrekking tot het geluidsniveau. Deze voorschriften zullen door de Milieudienst worden gehandhaafd. Uit een evaluatierapport van een eerdere kermis op het Coornhertpad is verweerders gebleken dat deze voorschriften niet worden overschreden. Ook aan de bij de besluiten van 3 juli 2007 verleende vergunningen en ontheffingen hebben verweerders voorschriften verbonden, waaronder voorschriften met betrekking tot het geluidsniveau. Ter zitting is gebleken dat verweerders ten behoeve van het vaststellen van het maximale geluidsniveau meermalen contact hebben gehad met de Milieudienst. Zij hebben de Milieudienst, die op de hoogte was van de te verwachten overlast van de kermis en de bouw in de betreffende periode, de vraag voorgelegd wat onder die omstandigheden het maximale geluidsniveau voor onder meer de locatie Raadhuisplein mag zijn. De Milieudienst heeft verweerders geadviseerd het geluidsniveau voor de locatie Raadhuisplein te bepalen op het niveau, zoals die in de notitie 'Evenementenbeleid 2006-2010' is neergelegd. Verweerders hebben gesteld dat met deze begrenzing, ook bij de cumulatie van hinder, volgens de Milieudienst kan worden volstaan. Verweerders hebben dit advies van de Milieudienst overgenomen. Verweerders zijn voorts op advies van de Milieudienst met de Stichting overeengekomen dat de Stichting voor een gesloten 'zware' hoofdtent zal zorgen, die in een geluidsisolatie van 6 dB(A) kan voorzien. In de voorschriften is daarnaast bepaald dat de geluidsvoorschriften door de Milieudienst zullen worden gehandhaafd. Dat verweerders dit overleg daadwerkelijk met de Milieudienst hebben gehad, blijkt uit het e-mailbericht van 7 juni 2007 van de Milieudienst aan verweerders, welk bericht zich in het dossier bevindt. De voorzieningenrechter heeft geen aanknopingspunten om verzoekers in hun standpunt te volgen dat verweerders in het onderhavige geval geen doorslaggevende betekenis aan het advies van de Milieudienst hebben mogen toekennen. De enkele opmerking in de e-mail van 7 juni 2007 dat de handhaving van de geluidsnormen voor de Milieudienst een leerproces zal zijn, omdat de Milieudienst nog geen ervaring heeft met de Lampegietersweek, kan niet tot dit oordeel leiden, te meer nu dit voorbehoud ziet op de handhaving van de geluidsnormen en niet op het bepalen van het maximale geluidsniveau voor de verschillende locaties.
2.15 De voorzieningenrechter stelt voorts vast dat verweerders, anders dan verzoekers hebben gesteld, in hun besluitvorming hebben betrokken dat het gebouw waarin verzoekers wonen voldoende bereikbaar moet blijven voor de nooddiensten en voor de bewoners zelf. In artikel 27 van de voorschriften hebben verweerders immers bepaald dat de bereikbaarheid van de terreinen voor nooddiensten te alle tijden gewaarborgd dient te zijn. In artikel 28 van de voorschriften hebben zij bepaald dat dit betekent dat er bijvoorbeeld bij de tent op het Raadhuisplein aan drie zijden een doorgang van minimaal 5 meter vrij dient te blijven. Eén van de drie vrij te houden zijden zal volgens verweerder tegenover het gebouw van verzoekers komen te liggen. Ter zitting is voorts gebleken dat verweerders met het winkelbedrijf Vroom en Dreesmann Warenhuizen B.V. (V&D), dat in het gebouw van verzoekers gevestigd is, afspraken hebben gemaakt met betrekking tot de vrij te houden 5 meter voor dit gebouw. Met V&D is overeengekomen dat er gedurende de Lampegietersweek geen terras voor hun gebouw zal worden geplaatst, ten einde de doorgang te garanderen. Verweerders hebben ter zitting toegelicht dat zij deze afspraak met de V&D hebben gemaakt en de hiervoor genoemde voorschriften aan de vergunning en ontheffing hebben verbonden, naar aanleiding van een overleg met de brandweer en de politie. Volgens verweerders en de Stichting is voorts afgesproken dat de afspraak met de V&D en de betreffende voorschriften door de brandweer en politie zullen worden gehandhaafd.
2.16 Met betrekking tot de stelling van verzoekers dat door het plaatsen van de hoofdtent op het Raadhuisplein hun fietsparkeermogelijkheden ernstig zullen worden beperkt, overweegt de voorzieningenrechter dat verweerders, blijkens artikel 34 van de voorschriften, ook hiermee rekening hebben gehouden. In de voorschriften is immers bepaald dat er voor het stallen van fietsen op het Raadhuisplein een afgebakend terrein dient te worden gerealiseerd. De vrees van verzoekers dat door het realiseren van dit fietsparkeerterrein de doorgang naar hun gebouw zal worden beperkt, deelt de voorzieningenrechter niet, nu uit het voorgaande blijkt dat in de voorschriften is bepaald dat er 5 meter tussen het gebouw van verzoekers en de hoofdtent dient vrij te blijven en voorts dat deze voorschriften zullen worden gehandhaafd.
2.17 De voorzieningenrechter overweegt ten slotte dat verweerders ook voorzieningen hebben getroffen ten einde de te verwachten overlast door wildplassen te beperken door in artikel 30 van de voorschriften te bepalen dat op de locatie voldoende toiletvoorzieningen aanwezig dienen te zijn.
2.18 De voorzieningenrechter ziet in hetgeen verzoekers hebben aangevoerd onvoldoende aanleiding voor het oordeel dat verweerders de onder 2.4 en 2.5 genoemde vergunningen en ontheffingen hadden moeten weigeren. Niet ontkend kan worden dat het vergunde evenement in samenhang met de kermis en de bouw een belasting zal vormen voor de direct omwonenden van het Raadhuisplein, waaronder verzoekers, echter deze is naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet onaanvaardbaar.
2.19 Het voorgaande brengt de voorzieningenrechter tot de conclusie dat de bestreden besluiten in de bodemprocedure naar verwachting in stand zullen kunnen blijven. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de besluiten van 3 juli 2007, voor wat betreft de onderbouwing van de geschiktheid van de locatie Raadhuisplein als de onderbouwing van de voor deze locatie vastgestelde geluidsniveaus, weliswaar onvoldoende zijn gemotiveerd, maar dat dit gebrek bij de beslissing op bezwaar kan worden hersteld. Het ligt op de weg van verweerders om in het te nemen besluit op bezwaar de met betrekking tot deze punten ter zitting gegeven toelichting expliciet te vermelden. De voorzieningenrechter ziet in het motiveringsgebrek echter geen grond voor het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter zal het verzoek om een voorlopige voorziening dan ook, gelet op het voorgaande en op de betrokken belangen, afwijzen. De voorzieningenrechter ziet evenmin aanleiding om verweerders in de proceskosten te veroordelen.
Beslissing
De voorzieningenrechter,
wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Aldus vastgesteld door mr. A.J. Scheijde en in het openbaar uitgesproken op 29 augustus 2007.
De griffier: De voorzieningenrechter:
mr. H.L.M. Obispo-van Rooijen mr. A.J. Scheijde
Afschrift verzonden op: