Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB2569

Datum uitspraak2007-08-28
Datum gepubliceerd2007-08-29
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Haarlem
Zaaknummers352632/ AO VERZ 07-732
Statusgepubliceerd
SectorSector kanton


Indicatie

Werknemer, rijinstructeur, heeft zich tijdens een gesprek met de directeur van de rijschool over het door de rijinstructeur ongeauthoriseerd verwijderen van lesuren uit het lesrooster, jegens de directeur misdragen, in aanwezigheid van andere werknemers. Werknemer heeft voorts onder meer eigenmachtig leerlingen afgebeld, terwijl zijn vervanging door de rijschool al was geregeld, en de rijschool ter zitting ongefundeerd beschuldigd van malafide praktijken. De kantonrechter acht het te billijken dat de rijschool alle vertrouwen in werknermer heeft verloren. Ontbinding van de arbeidsovereenkomst zonder vergoeding.


Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM Sector kanton Locatie Haarlem zaak/rep.nr.: 352632/ AO VERZ 07-732 datum uitspraak: 28 augustus 2007 BESCHIKKING ONTBINDING ARBEIDSOVEREENKOMST inzake de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid AUTORIJSCHOOL [XXX] B.V. te Haarlem verzoekster hierna: [verzoekster] gemachtigde: mr. M.P.D. de Mönnink tegen [verweerder] te [woonplaats] verweerder hierna: [verweerder] gemachtigde: mr. C. de Wolf De procedure Op 16 juli 2007 is ter griffie een verzoekschrift ontvangen van [verzoekster]. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 21 augustus 2007. Op deze zitting hebben partijen hun standpunten nader toegelicht. De gemachtigde van [verweerder] heeft pleitnotities overgelegd. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen verder naar voren hebben gebracht. Beide partijen hebben producties in het geding gebracht. De feiten a. [verweerder], 44 jaar oud, is sinds 16 juli 2004 bij [verzoekster] in dienst, laatstelijk in de functie van auto- en motorrijinstructeur, aanvankelijk voor bepaalde tijd. In de schriftelijke arbeidsovereenkomst van 25 juni 2005 is opgenomen dat het brutoloon van [verweerder] € 10,55 per uur bedraagt, exclusief vakantietoeslag, en € 11,39 inclusief vakantietoeslag. Ook is overeengekomen dat [verweerder] voor [verzoekster] tenminste 30 uur per week werkt en maximaal 50 uur per week. b. Op 2 juli 2007 heeft [verweerder] op staande voet ontslag genomen, welk ontslag [verzoekster] bij brief van diezelfde datum heeft bevestigd. c. Bij op 4 juli 2007 door [verzoekster] ontvangen brief heeft [verweerder] [verzoekster] laten weten dat hij op 2 juli 2007 15.00 uur ziek naar huis is gegaan. d. Ook op 4 juli 2007 heeft [verzoekster] van de gemachtigde van [verweerder] een fax ontvangen waarin het ontslag wordt betwist en waarin wordt geprotesteerd tegen een eventueel door [verzoekster] gegeven ontslag op staande voet. e. Bij fax van 11 juli 2007 heeft de gemachtigde van [verzoekster] aan de gemachtigde van [verweerder] laten weten dat [verzoekster] [verweerder] niet aan zijn ontslagname zal houden, maar dat [verzoekster] de ontbinding van de arbeidsovereenkomst zal verzoeken. Het verzoek [verzoekster] verzoekt ontbinding van de arbeidsovereenkomst primair wegens een dringende reden en subsidiair wegens veranderingen in de omstandigheden. Ter toelichting stelt [verzoekster] onder meer het volgende. Tussen [verzoekster] en [verweerder] zijn verschillen van inzicht gerezen omtrent de wijze waarop [verweerder] uitvoering aan zijn functie zou moeten geven. Zo zijn er klachten geweest van vrouwelijke leerlingen over seksuele intimidaties, waarop [verweerder] meermalen is aangesproken. Voorts wilde [verweerder] zich maar niet houden aan de vastgestelde en overeengekomen werktijden. [verweerder] had de gewoonte ontwikkeld om zelf lesuren in de rijschoolagenda weg te strepen. Dit bezorgde de baliemedewerksters problemen; zij moesten zorgen voor de planning van de lesuren. Eerst is [verweerder] door de baliemedewerksters aangesproken, maar toen dat niet hielp heeft de directeur van [verzoekster], de heer [XXX], op 2 juli 2007 [verweerder] zelf hierover aangesproken. [XXX] heeft [verweerder] erop gewezen dat hij zijn contractuele verplichtingen dient na te komen, dat het hem niet is toegestaan zelfstandig lesuren uit de agenda te schrappen en dat hij klachten had ontvangen van vrouwelijke leerlingen over [verweerder]. Tijdens dat gesprek, waarbij het niet de insteek was om tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst te komen, is [verweerder] door het lint gegaan; hij heeft ontslag op staande voet genomen en is onder het uiten van scheldkanonnades en verwensingen richting [XXX], waar meerdere medewerkers van [verzoekster] getuige van waren, vertrokken. De volgende dag bleek [verweerder] eigenmachtig de geboekte leerlingen te hebben afgebeld, terwijl vervanging van [verweerder] voor die leerlingen al geregeld was. Bij de overname van de leerlingen bleek [verweerder] zich verder niet geheel aan de voorschriften van [verzoekster] te hebben gehouden ter zake van verantwoording en dadelijke afdracht van de lesgelden. Door al deze omstandigheden heeft [verzoekster] het vertrouwen in [verweerder] volstrekt verloren. Van [verzoekster] kan niet meer gevergd worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Het verweer [verweerder] concludeert primair tot afwijzing van het verzoek. Voor het geval de arbeidsovereenkomst toch wordt ontbonden, verzoekt [verweerder] om toekenning van een vergoeding waarbij de correctiefactor op 2 moet worden gesteld. Ter toelichting voert [verweerder] – samengevat – het volgende aan. [verweerder] ontkent dat er sprake is geweest van seksuele intimidaties zijnerzijds jegens vrouwelijke leerlingen. [verweerder] is als arbeidsgehandicapte in dienst gekomen. Tijdens het werk heeft hij een blessure aan zijn stuitje opgelopen, maar [verzoekster] heeft van die beperkingen niets aangetrokken en zij liet [verweerder] veel te veel uren werken. Daar ging het gesprek op 2 juli 2007 over en juist [XXX] toonde zich agressief. Door alle gebeurtenissen heeft [verweerder] zich ziek moeten melden. De beoordeling van het verzoek 1. De kantonrechter heeft zich ervan vergewist dat het verzoek geen verband houdt met het bestaan van een opzegverbod als bedoeld in artikel 7:685 lid 1 BW. 2. Naar het oordeel van de kantonrechter zijn er voldoende gewichtige redenen om de arbeidsovereenkomst op korte termijn te ontbinden, en wel op grond van de volgende vaststellingen en overwegingen. 3. [verweerder] heeft ter zitting erkend dat hij lesuren uit de agenda op kantoor, waarin de lessen door de administratie werden gepland, heeft weggestreept als hij weg moest. [verweerder] heeft tegenover de betwisting door [verzoekster] niet aannemelijk gemaakt dat hij daartoe bevoegd was of dat hij daarvoor toestemming had gekregen van zijn werkgever. 4. Ook heeft hij niet aannemelijk gemaakt dat hij [verzoekster] had meegedeeld dat het aantal lesuren hem teveel zou zijn vanwege de blessure aan zijn stuitje; tegenover de gemotiveerde betwisting door [verzoekster] heeft hij niet aangegeven wanneer hij [verzoekster] van die blessure op hoogte zou hebben gesteld. [verweerder] heeft nog wel gesteld dat hij als arbeidsgehandicapte bij [verzoekster] in dienst was gekomen, maar [verzoekster] heeft daarentegen onbetwist gesteld dat [verweerder] afgekeurd was voor het werken in een fabriekshal met giftige stoffen en dat die beperkingen van [verweerder] niet golden voor het werk als rijinstructeur. 5. Of de klachten van de vrouwelijke leerlingen over [verweerder] terecht waren valt in deze procedure niet te beoordelen, maar wel staat vast dat [verzoekster] die klachten heeft ontvangen en dat [verzoekster] naar aanleiding daarvan een andere instructeur les heeft laten geven aan de klaagsters. 6. Vervolgens is tussen partijen een gesprek gevoerd op 2 juli 2007. Partijen geven elk verschillende verslagen van wat toen is besproken, maar wat wel duidelijk is geworden is dat dat gesprek op onaangename wijze is geëscaleerd. [verweerder] betoogt dat [XXX] daar debet aan was, maar het betoog van [verzoekster] dat het juist [verweerder] is geweest die zich onheus heeft gedragen heeft zij gestaafd met de verklaring van [XXX] zelf zoals ter zitting naar voren gebracht en met schriftelijke verklaringen van werknemers die van die gebeurtenis getuige zijn geweest of nadien contact hebben gehad met [verweerder]. [verweerder] heeft daar (te) weinig tegenover gesteld. Daarmee is voldoende aannemelijk geworden dat [verweerder] zich misdragen heeft tegenover de directeur van [verzoekster] en van een werkgever mag niet verwacht worden dat zij een dergelijke schoffering van haar directeur, nog wel in aanwezigheid van andere werknemers, over haar kant laat gaan. Dat [verweerder] eigenmachtig en buiten de planners om leerlingen heeft afgebeld voor 3 juli 2007, heeft de verhoudingen ook geen goed gedaan. 7. Een blijk temeer van de verstoorde verhoudingen vormde de door [verweerder] ter zitting geuite beschuldiging dat [verzoekster] zich schuldig zou maken aan zwartgeldpraktijken, waarbij [verweerder] heeft nagelaten zelfs maar een begin van bewijs of aanwijzing ter zake aan te dragen. 8. De in het verzoekschrift vermelde en hiervoor aangehaalde gronden en deze ongefundeerde beschuldiging leiden de kantonrechter tot het oordeel dat het alleszins te billijken is dat [verzoekster] alle vertrouwen in [verweerder] heeft verloren en dat de arbeidsovereenkomst wegens verandering in de omstandigheden moet worden ontbonden. 9. Gelet op deze redenen voor de ontbinding ziet de kantonrechter geen aanleiding om [verweerder] een vergoeding naar billijkheid toe te kennen. 10. Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht behoeft geen bespreking meer, nu dit in het licht van hetgeen in deze beschikking is vastgesteld en overwogen, niet tot een andere beslissing kan leiden. 11. Gezien de aard van de procedure worden de kosten tussen partijen gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt. Beslissing De kantonrechter: ontbindt de arbeidsovereenkomst tegen 1 september 2007; verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad; bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt. Deze beschikking is gegeven door mr. E.C. Smits en uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum.