
Jurisprudentie
BB2525
Datum uitspraak2007-08-29
Datum gepubliceerd2007-08-29
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200700604/1
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2007-08-29
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200700604/1
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bij brief van 21 oktober 2004 heeft het dagelijks bestuur van het stadsdeel Oud Zuid van de gemeente Amsterdam (hierna: het dagelijks bestuur) geen termen aanwezig geacht voor het nemen van een voor beroep vatbare beslissing op het verzoek van appellant om, voor zover hier van belang, een huisnummer toe te kennen aan de woning op de eerste verdieping van de [locatie] te Amsterdam.
Uitspraak
200700604/1.
Datum uitspraak: 29 augustus 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Amsterdam,
tegen de uitspraak in zaak no. AWB 05/3103 van de rechtbank Amsterdam van 7 december 2006 in het geding tussen:
appellant
en
het dagelijks bestuur van het stadsdeel Oud Zuid van de gemeente Amsterdam.
1. Procesverloop
Bij brief van 21 oktober 2004 heeft het dagelijks bestuur van het stadsdeel Oud Zuid van de gemeente Amsterdam (hierna: het dagelijks bestuur) geen termen aanwezig geacht voor het nemen van een voor beroep vatbare beslissing op het verzoek van appellant om, voor zover hier van belang, een huisnummer toe te kennen aan de woning op de eerste verdieping van de [locatie] te Amsterdam.
Bij besluit van 14 juni 2005 heeft het dagelijks bestuur het door appellant tegen het uitblijven van een besluit gemaakte bezwaar gegrond verklaard, de door hem als besluit geduide brief van 21 oktober 2004 herroepen en de aanvraag om het toekennen van een huisnummer afgewezen.
Bij uitspraak van 7 december 2006, verzonden op 11 december 2006, heeft de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) zich onbevoegd verklaard kennis te nemen van het door appellant daartegen ingestelde beroep en het beroepschrift van appellant ter behandeling als bezwaarschrift doorgezonden aan het dagelijks bestuur. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 18 januari 2007, bij de Raad van State ingekomen op 19 januari 2007, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 22 april 2007. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 12 maart 2007 heeft het dagelijks bestuur van antwoord gediend.
Bij besluit van 27 april 2007 heeft het dagelijks bestuur beslist op het ter behandeling als bezwaarschrift doorgezonden beroepschrift van appellant, het bezwaar ongegrond verklaard en het besluit van 14 juni 2005 gehandhaafd. Dit besluit is aangehecht.
Na afloop van het vooronderzoek is een nader stuk ontvangen van appellant. Dit is aan de andere partij gezonden.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 18 juni 2007, waar appellant in persoon is verschenen. Het dagelijks bestuur is met bericht niet verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Appellant betoogt dat de rechtbank zich niet onbevoegd had mogen verklaren en een oordeel had moeten geven over het besluit van 14 juni 2005.
2.1.1. Dit betoog slaagt. De brief van 21 oktober 2004 strekt tot afwijzing van de aanvraag van appellant om een huisnummer toe te kennen. De rechtbank had deze brief moeten aanmerken als primair besluit en het daaropvolgende besluit van 14 juni 2005 als beslissing op bezwaar. Gelet op artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onder a, gelezen in samenhang met artikel 8:1, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb), heeft de rechtbank ten onrechte het beroepschrift van appellant doorgezonden aan het dagelijks bestuur ter behandeling als bezwaarschrift.
2.2. Het hoger beroep is reeds hierom gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd.
2.3. Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting is voldoende duidelijkheid verkregen over de feiten en omstandigheden die van belang zijn voor de beoordeling van het bij de rechtbank bestreden besluit, zodat de zaak geen nadere behandeling door de rechtbank behoeft. De Afdeling zal daarom met toepassing van artikel 45 van de Wet op de Raad van State het bij de rechtbank bestreden besluit beoordelen in het licht van de daartegen in eerste aanleg naar voren gebrachte beroepsgronden, nu de rechtbank daaraan niet is toegekomen.
2.4. Ingevolge artikel 8.15, eerste lid, van de Algemene plaatselijke verordening van de gemeente Amsterdam (hierna: de APV) kennen Burgemeester en Wethouders aan elk object een nummer toe.
Ingevolge het derde lid wordt onder toekennen, zoals bedoeld in het eerste lid, tevens begrepen de bevoegdheid tot het wijzigen en intrekken van een nummer.
Ingevolge artikel 8.13, aanhef en onder e, van de APV wordt, voor zover hier van belang, onder object verstaan een verblijfsobject.
Ingevolge artikel 8.13, aanhef en onder h, van de APV wordt onder verblijfsobject verstaan een gebouw of een gedeelte van een gebouw dat rechtstreeks vanaf de openbare weg, via het eigen erf of een gemeenschappelijke ruimte toegankelijk is en waarbinnen alle ruimtes met elkaar in verbinding staan.
2.5. Bij besluit van 14 juni 2005 heeft het dagelijks bestuur de aanvraag om toekenning van een huisnummer afgewezen omdat volgens hem de gevolgen van een uitslaande brand in het pand aan de [locatie] in de nacht van 7 op 8 maart 2005 zodanig ingrijpend zijn, dat de woning op de eerste verdieping van het pand niet meer een object is in de zin van artikel 8.15 van de APV.
2.6. In beroep heeft appellant - samengevat weergegeven - betoogd dat het dagelijks bestuur ten onrechte de toekenning van een huisnummer heeft geweigerd. Volgens hem diende met terugwerkende kracht tot 1 oktober 1999 een huisnummer te worden toegekend aan de woning op de eerste verdieping. Appellant is van mening dat het dagelijks bestuur bij het nemen van het besluit van 14 juni 2005 de feitelijke situatie ten tijde van de indiening van de aanvraag van 8 augustus 2004 had dienen te betrekken. Op die datum was het pand zodanig ingericht dat de eerste verdieping een zelfstandige woning was, aldus appellant.
2.6.1. Ingevolge artikel 7:11, eerste lid, van de Awb vindt op grondslag van het bezwaar een volledige heroverweging van het primaire besluit plaats. Als uitgangspunt heeft daarbij te gelden dat de beslissing op bezwaar wordt genomen met inachtneming van de feiten en omstandigheden ten tijde van het nemen van de beslissing op bezwaar.
Uit een aan de Afdeling overgelegde foto en plattegrond van het pand blijkt dat de eerste verdieping ten tijde van de beslissing op bezwaar van 14 juni 2005 een eigen toegangsdeur had die vanaf de openbare weg rechtstreeks toegankelijk was. Ook blijkt uit die foto dat die toegangsdeur met planken was dichtgetimmerd als gevolg van de brand op de tweede en derde verdieping van het pand. Ter zitting heeft appellant onweersproken gesteld dat deze planken gemakkelijk verwijderd konden worden en dat de eerste verdieping, inclusief het plafond daarvan, na de brand nog volledig intact was. Uit de overgelegde plattegrond valt voorts op te maken dat alle ruimtes op de eerste verdieping met elkaar in verbinding stonden. Het dagelijks bestuur heeft niet aannemelijk gemaakt dat de eerste verdieping niettemin niet voldeed aan de definitie van 'verblijfsobject' als bedoeld in artikel 8.13, aanhef en onder h, van de APV.
In zoverre treft het beroep doel.
2.7. Het besluit van het dagelijks bestuur van 27 april 2007 moet worden beschouwd als een besluit als bedoeld in artikel 6:18, eerste lid, van de Awb. De Afdeling zal dit besluit op grond van artikel 6:19, eerste lid, in samenhang met artikel 6:24, van de Awb, in de beoordeling betrekken. Gelet op het hiervoor onder 2.1.1 overwogene komt aan het besluit van 27 april 2007, dat rechtstreeks op de aangevallen, thans te vernietigen, uitspraak stoelt, de grondslag te ontvallen. Ook in zoverre treft het beroep doel.
2.8. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep alsnog gegrond verklaren en de besluiten van 14 juni 2005 en 27 april 2007 vernietigen. Tevens zal de Afdeling met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb het besluit van 21 oktober 2004 herroepen en, gelet op het imperatieve karakter van artikel 8.15, eerste lid, gelezen in verbinding met artikel 8.13, aanhef en onder e en h, van de APV, het gevraagde huisnummer toekennen met terugwerkende kracht tot 14 juni 2005.
2.9. Van voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten is niet gebleken.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 7 december 2006 in zaak no. AWB 05/3103;
III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond;
IV. vernietigt het besluit van het dagelijks bestuur van het stadsdeel Oud Zuid van de gemeente Amsterdam van 14 juni 2005, kenmerk 04-262;
V. vernietigt het besluit van het dagelijks bestuur van het stadsdeel Oud Zuid van de gemeente Amsterdam van 27 april 2007, kenmerk 05-327;
VI. herroept het besluit van het dagelijks bestuur van het stadsdeel Oud Zuid van de gemeente Amsterdam van 21 oktober 2004, kenmerk 42-04-0022;
VII. kent met terugwerkende kracht tot 14 juni 2005 aan het verblijfsobject op de eerste verdieping van de [locatie] te Amsterdam huisnummer [… I] toe;
VIII. bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit van 14 juni 2005, kenmerk 04-262;
IX. gelast dat het stadsdeel Oud Zuid van de gemeente Amsterdam aan appellant het door hem betaalde griffierecht ten bedrage van € 352,00 (zegge: driehonderdtweeënvijftig euro) voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, Voorzitter, en mr. W. Konijnenbelt en mr. K.J.M. Mortelmans, Leden, in tegenwoordigheid van mr. L.J. Können, ambtenaar van Staat.
w.g. Ligtelijn-van Bilderbeek w.g. Können
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 29 augustus 2007
301-497.