Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB2487

Datum uitspraak2007-08-23
Datum gepubliceerd2007-08-29
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200704080/2
Statusgepubliceerd
SectorVoorzitter


Indicatie

Bij besluit van 20 september 2007 heeft de gemeenteraad van Weert het bestemmingsplan "Vrouwenhof" vastgesteld.


Uitspraak

200704080/2. Datum uitspraak: 23 augustus 2007 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer: 1.    [verzoekers sub 1], wonend te Weert, 2.    [verzoeker sub 2], wonend te Weert, en het college van gedeputeerde staten van Limburg, verweerder. 1.    Procesverloop Bij besluit van 20 september 2007 heeft de gemeenteraad van Weert het bestemmingsplan "Vrouwenhof" vastgesteld. Bij besluit van 8 mei 2007, kenmerk 2007/18567 heeft verweerder beslist over de goedkeuring van dit plan. Tegen dit besluit hebben onder meer verzoekers sub 1 bij faxbericht van 30 juni 2007, bij de Raad van State ingekomen op 30 juni 2007, en verzoeker sub 2 bij faxbericht van 30 juni 2007, bij de Raad van State ingekomen op 30 juni 2007, beroep ingesteld. Bij faxbericht van 30 juni 2007, bij de Raad van State ingekomen op 30 juni 2007, hebben verzoekers sub 1 de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Bij faxbericht van 30 juni 2007, bij de Raad van State ingekomen op 30 juni 2007, heeft verzoeker sub 2 de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. De Voorzitter heeft de zaak ter zitting behandeld op 10 augustus 2007, waar verzoekers sub 1, vertegenwoordigd door mr. L.M.A. Schrieder, en verzoeker sub 2, in persoon en bijgestaan door mr. L.M.A. Schrieder, en verweerder, vertegenwoordigd door mr. P.F. Winkels, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen. Voorts is als partij gehoord de gemeenteraad van Weert, vertegenwoordigd door H.L.M.G. Creemers, ambtenaar van de gemeente. 2.    Overwegingen 2.1.    Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure. 2.2.    [verzoekers sub 1] wonen aan de [locatie] te Weert. Het plan maakt de bouw van een woning mogelijk in een deel van hun achtertuin. Verzoekers voeren aan dat verweerder het plan in zoverre ten onrechte heeft goedgekeurd. Zij stellen onder meer dat verwezenlijking van het plan leidt tot waardevermindering van hun woning en aantasting van hun privacy. 2.2.1.    De Voorzitter overweegt dat verzoekers de verwezenlijking van de bestemming op de gronden in hun achtertuin in hun eigen hand hebben zolang het betrokken stuk grond in eigendom is van verzoekers. Gelet op het feit dat voor dit stuk grond nog geen onteigeningsprocedure is gestart, valt niet te verwachten dat dit plandeel op korte termijn zal worden verwezenlijkt. Voorts heeft de gemeenteraad ter zitting gesteld dat het betrokken plandeel deel uitmaakt van de derde fase van de woonwijk Vrouwenhof. De realisering van deze fase is pas voorzien in de tweede helft van 2008 of de eerste helft van 2009. 2.2.2.    Gelet op het voorgaande is naar het oordeel van de Voorzitter niet gebleken van een spoedeisend belang. Derhalve bestaat geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening. Het verzoek van [verzoekers sub 1] daartoe dient te worden afgewezen. 2.3.   [verzoeker sub 2] woont aan de [locatie] te Weert alwaar hij een pluimveebedrijf exploiteert. Hij voert aan dat verweerder het plan ten onrechte heeft goedgekeurd voor zover het woningbouw en sport- en recreatievoorzieningen mogelijk maakt binnen de stankcirkels van zijn bedrijf. Verzoeker vreest daardoor beperkingen voor zijn bedrijfsvoering. Verder vreest hij geluidhinder vanwege de sportvoorzieningen. 2.3.1.    Verweerder heeft het plan in zoverre niet in strijd met een goede ruimtelijke ordening geacht en heeft het goedgekeurd. Volgens hem heeft de gemeenteraad in voldoende mate rekening gehouden met de belangen van verzoeker en diens bedrijf. Verweerder stelt dat de afstand tussen de woning van verzoeker en de sport- en recreatievoorzieningen groot genoeg is. 2.3.2.    De Voorzitter overweegt dat het beschermingsregime inzake geurhinder vanwege veehouderijen thans is neergelegd in de Wet geurhinder en veehouderij. Ingevolge artikel 1 van de Wet geurhinder en veehouderij wordt als een gevoelig object aangemerkt een gebouw, bestemd voor en blijkens aard, indeling en inrichting geschikt om te worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf en die daarvoor permanent of een daarmee vergelijkbare wijze van gebruik, wordt gebruikt.     De bestemmingsregeling voor de plandelen met de bestemming "Woondoeleinden -W-" bevat geen rechtstreekse bouwtitel voor woningbouw binnen de stankcirkel van het bedrijf van verzoeker. Voorts is voorzien in een vrijstellingsbevoegdheid die kan worden toegepast in het geval de stankcirkel is weggenomen dan wel zodanig is verkleind dat deze het desbetreffende deel van die plandelen niet meer raakt. Ten aanzien van de aanleg van sportterreinen en de bouw van woningen is een dienovereenkomstige regeling in het plan opgenomen. Voor deze aanleg en bouw kan eveneens vrijstelling worden verleend onder voorwaarde dat de categorie 3 stankcirkel van het bedrijf van verzoeker is weggenomen dan wel zodanig is verkleind dat deze het desbetreffende deel van de betrokken plandelen niet meer raakt.     Ten aanzien van voormelde vrijstellingsbevoegdheden overweegt de Voorzitter dat bij de beslissing omtrent verlening van een vrijstelling ingevolge artikel 15, eerste lid, onder a, van de WRO, ongeacht de formulering van de bevoegdheid in het plan, alle betrokken belangen dienen te worden afgewogen. In dat verband zullen ook de belangen van het bedrijf van verzoeker worden bezien. Voorts merkt de Voorzitter op dat in de toepassing van de vrijstellingen afzonderlijke procedures moeten worden doorlopen en tegen mogelijke vrijstellingen zelfstandige rechtsmiddelen openstaan.     Binnen de categorie 3 stankcirkel van het bedrijf van verzoeker is uitsluitend de bouw van de bij de schutterij behorende buks en kogelvanger toegestaan. Naar het oordeel van de Voorzitter kunnen deze buks en kogelvanger niet als gevoelig object in de zin van de Wet geurhinder en veehouderij worden aangemerkt. Hij ziet vooralsnog geen aanknopingspunten voor de verwachting dat deze buks en kogelvanger niettemin zouden kunnen leiden tot een beperking van de bedrijfsvoering van verzoeker.     Gelet op het voorgaande ziet de Voorzitter in hetgeen verzoeker omtrent stankhinder heeft aangevoerd geen spoedeisend belang in verband waarmee een voorlopige voorziening zou moeten worden getroffen. 2.3.3.    Ten aanzien van de geluidhinder ziet de Voorzitter in hetgeen verzoeker heeft aangevoerd voorshands geen aanleiding voor de verwachting dat het gebruik van de buks en kogelvanger voor de activiteiten van de schutterij zal leiden tot een onevenredige aantasting van de bedrijfsvoering. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat de afstand tussen het bedrijf van verzoeker en het meest dichtbij gelegen plandeel met de bestemming "Sport- en recreatiedoeleinden" ten minste 200 meter bedraagt. Na afweging van de betrokken belangen ziet de Voorzitter ook in zoverre geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening. 2.3.4.    Het verzoek van [verzoeker sub 2] dient te worden afgewezen. 2.4.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3.    Beslissing De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State: wijst de verzoeken af. Aldus vastgesteld door mr. J.C.K.W. Bartel, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H.A. Bultema, ambtenaar van Staat. w.g. Bartel    w.g. Bultema Voorzitter    ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 23 augustus 2007 400.